1*het trof me in uw brief 2dat u zegt dat U te Nunen zijnde de 3dingen terugzaagt “dankbaar zijnde dat 4het eens het uwe was” – en nu gerust het 5alles overlatende aan de anderen.
6Als door een spiegel in een duistere 7'rede1 – t’is zoo gebleven; het leven 8en het waarom van het scheiden en 9heengaan en t’blijven der onrust/ men 10begrijpt er niet meer van dan dat.–
11Voor mij kon het leven wel eens eenzaam 12blijven. Aan wie ik het meest gehecht ben 13geweest heb ik niet anders gespeurd dan 14'als door een spiegel in een duistere rede_
15En toch het heeft zijn reden dat soms tegenwoordig 16er meer harmonie is in mijn werk. Het schilderen 17is iets op zich zelf. Ik las ergens verleden 18jaar dat een boek schrijven of een schilderij 19maken gelijk stond met een kind hebben_ 20Dat durf ik me echter niet toeeigenen/ ik heb altijd 21gevonden het laatste het natuurlijkst en 22beste was/ alleen als het eens zoo was 23en als het eens gelijk stond.
24Het is daarom dat ik soms uiterst mijn 25best doe/ al is het dat juist dat werk t’minst 26begrepen wordt/ en het is de eenige band 27die voor mij ’t verleden met het tegenwoordige 28verbindt.
29Er zijn hier veel schilders in het dorp/ 30naast de deur een heele familie amerikanen 31die dag in dag uit schilderen2 maar ik heb 32van hun werk nog niets gezien en het is 33meestal maar al te dun.
34Theo/ zijne vrouw en zijn kind zijn zondag 35hier geweest en hebben wij bij Dr Gachet ge- 36dejeuneerd. Toen heeft mijn kleine naamgenoot 37voor het eerst zoowat kennis gemaakt met de 38dierenwereld aangezien daar aan huis 398 katten/ 3 honden/ verder kippen/ konijnen/ 40eenden/ duiven &c. zijn in grooten getale.3 41Maar voorloopig begreep hij er nog niet heel 42veel van geloof ik. Maar hij zag er goed 43uit. en Theo en Jo ook. Het was mij een erg 44geruststellend gevoel meer in hun nabijheid 45te zijn. U zult hen ook denkelijk weldra 46zien.4
47Nogmaals dank voor Uw schrijven 48en hoop ik U en Wil gezond blijft_