1r:1
1Beste Moeder,
1*Tegen het einde van het jaar kom ik
2U nog eens goeden dag zeggen_– U zult zeggen dat
3ik dat menig keer vergeten heb. t’Is een jaar
4geleden ik ziek werd en ’t is voor mij moeielijk
5me uit te drukken in hoever ik hersteld ben al
6dan niet. Dikwijls heb ik geducht zelfverwijt
7over dingen in ’t verleden als zijnde mijn
8ziekte me zoo tamelijk door mijn eigen schuld
9overkomen en in elk geval is ’t me twijfelachtig
10of ik op eeniger wijze fouten kan goedmaken_
11Maar redeneeren of denken hierover is soms
12zoo moeielijk en meer dan vroeger overweldigt
13mijn gevoel mij soms_ En dan kan ik
14zoo aan U denken en aan het verleden_
15U en Pa zijn voor mij zoo mogelijk nog meer
16dan voor de anderen zoo veel/ zoo heel veel
17geweest en ik blijk geen gelukkig karakter
18gehad te hebben. Ik ben dat te Parijs gaan
19inzien/ hoeveel meer dan ik Theo zijn best
20heeft gedaan om Pa praktisch te helpen/ zóó
21dat zijn eigen belangen er dikwijls bij
22inschoten_ Daarom ben ik er nu tegen-
23woordig zoo dankbaar voor Theo eindelijk
24eene vrouw heeft gevonden en zijn kindje
25wacht. Enfin Theo had meer zelfverloochening
26dan ik en dat zit diep in zijn karakter_
27En toen Pa er niet meer was en ik bij
28hem te Parijs kwam toen hechtte de arme
29zich zóó aan mij dat ik er van leerde
30begrijpen hoeveel hij van Pa had gehouden_
31En nu/ ik zeg dat aan U en aan Wil en
32niet aan hem/ het is maar goed ik niet
33in Parijs ben gebleven want wij zouden/ hij
34en ik/ al te zeer ons in elkaar verdiept hebben_  1v:2
35En daar is het leven niet voor_ ik kan het U niet
36zeggen hoe veel beter ik het zóó voor hem vind als het nu is
37dan voorheen, hij had te veel vermoeiende zaken
38aan t’hoofd en daar leed zijn gezondheid onder_
39In t’begin dat ik ziek werd kon ik niet
40berusten in ’t idee in een gesticht te moeten
41gaan_
42En nu tegenwoordig geef ik het gewonnen
43dat ik reeds vroeger had moeten behandeld worden
44maar het is menschelijk zich daarin te
45vergissen.
46Een fransch schrijver zegt dat alle schilders zoo
47wat krankzinnig zijn1 en al is daartegen heel
48wat in te brengen/ ’t is zeker dat men er
49te zeer afgetrokken door wordt.
50Wat hier ook van zij/ hier waar ik voor niets
51te zorgen heb enz_ verbeeld ik me ik vooruitga
52in gehalte van mijn werk.
53En dus ga ik met betrekkelijke kalmte
54voort en doe mijn best op mijn werk en reken
55me niet onder de ongelukkigen.
56Op ’t oogenblik werk ik aan een schilderij van een
57pad tusschen de bergen en een kleine beek die
58zich tusschen de steenen voortwerkt. De rotsen
59'zijn effen lilas grijs of rose met hier en daar struiken:
60palm en een soort brem die door de herfst allerlei kleuren
61hebben/ groen/ geel/ rood/ bruin_ En de beek op den
62'voorgrond wit en schuimend als zeepsop en verderop
63weerspiegelend het blaauw van de lucht.2
64En nu is zeker het werk dat men tegenwoordig hier
65maakt heel anders – kleuriger en meer vierkant geteekend
66dan wat men vroeger in Holland deed in den tijd van
67b.v. Schelfhout.
 1v:3
68En toch/ het een is zoozeer een gevolg van t’andere_
69zoo b.v. U heeft nog gekend de oude van der
70Sande Bakhuyzen en Jules Bakhuyzen_3
71Ik dacht aan hun werk onlangs nog dat
72bij alle schijnbaar verschil er toch zoo weinig verandering
73in de gedachten der menschen is_
74Enfin ik geloof dat b.v. Jules Bakhuyzen
75heel best zou begrijpen wat ik dezer dagen schilder/
76die ravijn met de beek en een ander schilderij/
77van het park van het gesticht – groote
78mastboomen tegen een avondlucht.4
79Ik hoop Theo U mijn studies heeft gestuurd5
80maar ik heb opnieuw een nog al groot
81schilderij voor U onder handen van vrouwen
82die aan het oogsten van olijven zijn.
83De boomen grijs groen met een rose
84lucht en paarschachtigen grond.6 Al
85de kleuren zachter dan gewoonlijk.
86Ik had gehoopt het dezer dagen te kunnen
87verzenden maar het droogt langzaam.
88Zooals ik U zeg/ ik betreur het wel eens dat ik zoo afgetrokken
89soms ben/ ik verzet er me tegen maar het maakt mij zoo
90ongeschikt om veel dingen te doen die eigentlijk mijn
91pligt waren_ Mijn gezondheid mankeert letterlijk
92niets maar de schok van verleden jaar
93maakt ik er toch tegen op zou zien buiten een
94gesticht te gaan. Ik heb me soms verbeeld dat
95als ik het schilderen daarliet en een of ander hard
96leven had/ b.v. als soldaat naar de oost/ mij
97dat beter zou maken_– Maar het is daar al
98wat laat voor en ik vrees men zou me afkeuren_
99Ik denk dit half in scherts/ half in ernst_
100Voorloopig gaat het werk goed maar natuurlijk
101blijven mijn gedachten/ steeds op de kleuren & teekenen
102gevestigd/ in een nog al klein kringetje ronddraaien_  1r:4
103Ik wil dus maar bij den dag leven – van den een
104op den ander zoeken te komen_– En trouwens
105mijn kameraads schilders klagen ook dikwijls
106er over dat het vak zoo magteloos maakt. of dat
107het magteloozen zijn die het uitoefenen.
108Wat zult U veel om Theo en Jo en de aanstaande
109gebeurtenis denken/ moge het goed afloopen
110hoop ik zoo van harte. Ik ben er blij om
111me te kunnen verbeelden hoe uw woning
112is naar de beschrijving van Wil.
113Zijn er weer berigten van Cor. Erg best
114is het U in de buurt van Anna zijt en
115Uw kleinkinderen om U heen zult zien_7
116Groet hen bij Anna regt hartelijk
117voor me bij t’eindigen van t’jaar.
118Het weer is hier nog al zacht dezer dagen/
119toch ook veel dagen van vorst en wind maar
120dan schijnt de zon krachtiger dan in Holland_
121Weet U nog dat Rappard eens zeide “het frischt
122wel eens op” toen hij typheuse koorts gehad had
123en later bij ons logeerde_8 ik denk daar wel
124eens aan als ik me veel sterker en bij tijden
125helderder voel dan verl. jaar.
126Nu ik wensch U prettige Kerstdagen
127toe en een goed oud & nieuwe jaar.
128In gedachten omhelsd door

129Uw liefh.
130Vincent.

131ik schrijf aan Wil volgende
132keer/ daar het posttijd is.


59 struiken: < struiken
62 verderop < verder op
top