1r:1
1Beste Moeder,
1*Nog een keer wilde ik U
2schrijven terwijl U nog in het oude huis zijt.
3om U voor Uw laatsten brief en de tijding
4van Cor’s goede reis te bedanken.
5Ik geloof dat hij er met animo zal werken
6en nu en dan wat pleizier in zijn leven
7hebben_ Wat hij U schrijft doet mij denken
8aan wat mijn vriend Gauguin me vertelde
9van Panama en Brazilië.1 Dat Isaäcson
10ook naar de Transvaal gaat wist ik nog niet_2
11U weet dat ik hem nooit persoonlijk heb ont-
12moet – maar laatst heb ik hem eens geschreven3
13omdat hij min of meer van plan was in een
14Hollandsche courant over mijn werk te schrijven/
15wat ik hem verzocht niet te doen/ doch tevens
16om hem voor zijn trouwe sympathie te
17bedanken want van begin af aan dachten
18wij dikwijls aan elkaars werk en hebben
19dezelfde idees betreffende onze oude Hollandsche
20en de tegenwoordige fransche schilders_
21En het werk van de Haan houd ik ook veel
22van.4
23Nu kan ik U mededeelen dat wat ik U
24beloofde geheel klaar is – namelijk
25vijf van mijn landschapstudies5 en een klein
26portret van me zelf.6 en een studie van een
27interieur.7 Het zal U echter vrees ik tegen-
28vallen en een en ander U onbelangrijk
29en leelijk lijken. Wil en U kunt er
30mede doen wat U wilt en indien U lust heeft
31er aan de andere zusters een paar van geven/
32daarom stuur ik er een paar
33meer.
 1v:2
34Maar dit is iets wat mij niet aangaat/
35alleen wilde ik zorgen dat er wat van mij
36in de familie zij en tracht er alleen naar
37het een en ander een soort geheel vorme
38'dat ik liever bij een zag blijven zoo dat
39het met der tijd wat belangrijker wordt_
40Alleen/ ik kan me al vooruit begrijpen
41U geen plaats zult hebben voor alle 6 en dus
42doe er mede wat U wilt. Maar ik raad
43'U aan ze althans eenigen tijd bij een
44te houden/ daar U dan beter oordeelen kunt
45welke op den duur U het best bevallen.
46Het spijt mij dat Tante Mina zooals U
47schrijft zoo lijdende is/8 het is al heel wat jaren
48geleden ik haar zag_
49Zeker ben ik het met U eens dat het voor Theo
50zóó heel wat beter is dan vroeger en hoop
51maar alles goed afloope met Jo’s bevalling/
52dan zijn ze voor een heelen tijd er boven op_
53Het is altijd goed men het eens ondervinde
54hoe een mensch in de wereld komt en
55dat brengt menig karakter tot meer
56rust en waarheid_
57De natuur is hier zeer mooi in den herfst/
58en de geele blaren. Het spijt mij alleen
59er hier niet meer wijngaarden zijn/ ik
60ben er een gaan schilderen op een paar
61uur afstand echter.9 Het gebeurt een
62groot veld geheel purper en rood wordt
63zoo als bij ons de wilde wingerd en daar-
64naast een vierkant geel en wat verder
65een plek die nog groen is.
 1v:3
66Dat alles onder een lucht van prachtig
67blaauw en lilas rotsen in het verschiet_
68Verleden jaar had ik beter gelegenheid
69om dat te schilderen dan nu_10
70Ik had gaarne zoo iets gevoegd bij
71wat ik U stuur maar dat blijf ik U
72schuldig voor een volgend jaar.
73Aan het portretje van mezelf dat ik er bij
74voeg zult U zien dat ofschoon ik Parijs/
75Londen en zooveel andere groote steden zag
76en dat jaren lang/ ik toch er zoo min
77of meer als een boer van Zundert/ b.v.
78Toon of Piet Prins/11 uit ben blijven
79zien en ik verbeeld me soms ik ook
80zoo gevoel en denk/ alleen zijn de boeren
81van meer nut in de wereld. Eerst als men
82al de rest heeft krijgen de menschen gevoel
83voor/ behoefte aan schilderijen/
84boeken/ enz. In mijn eigen schatting reken
85ik me dan ook bepaald beneden de boeren.
86Enfin ik ploeg op mijn doeken als zij op hun
87akkers_
88Het gaat anders in ons vak triest genoeg –
89dat is wel altijd zoo geweest eigentlijk – maar
90het is tegenwoordig al heel bar.
91En toch zijn er nooit zulke prijzen besteed
92voor schilderijen als heden ten dage_
93Wat maakt dat wij nog werken is vriendschap
94onder elkander en liefde voor de natuur
95en enfin/ als men zich al de moeite heeft
96getroost om meester van zijn penseel te
97worden kan men het schilderen niet laten_
 1r:4
98Ik behoor bij anderen vergeleken
99nog tot de gelukkigen maar
100reken eens hoe het zijn moet als iemand
101het vak begint en het moet laten steken voor
102hij iets gedaan heeft/ en zóó zijn er velen_
103Reken er 10 jaar noodig zijn om het vak
104te leeren/ wie er nu 6 b.v. doormaakt en
105bekostigt en dan ’t moet opgeven/ als U
106wist hoe miserabel dat is en hoevelen er zoo
107zijn_– En die hooge prijzen waarvan men hoort,
108betaald voor werk van schilders die dood zijn en
109bij hun leven zoo niet betaald werden, t’is een
110soort tulpenhandel12 waarvan de levende schilders
111meer nadeel dan voordeel hebben. En als een
112tulpenhandel zal dat ook vergaan.–
113Men kan echter redeneeren dat ofschoon
114de tulpenhandel al lang vergaan en vergeten
115is/ de bloem kweekers toch gebleven zijn en blijven
116zullen. En zóó beschouw ik het schilderen dan
117ook/ dat het blijvende er van een soort van
118bloemen kweeken is_ En wat dat aangaat reken
119ik mij gelukkig er in te zijn. Maar de rest!
120Dit een en ander om U te bewijzen men zich
121geen illusies moet maken. Mijn brief moet
122weg – ik ben op t’oogenblik bezig aan een portret
123van een van de zieken hier.13 Het is zonderling
124dat als men een tijd lang met hen is en er
125aan gewend is men er niet meer aan
126denkt dat zij gek zijn. In gedachten
127omhelsd door

127*Uw liefh.
128Vincent.


38 bijeen < bij een
43 bijeen < bij een
top