als U zegt dat U een moeder van bijna 70 jaar zijt dan is dat wel waar maar aan Uw schrift zou men dat zeker niet merken want het viel me op dat dat al bijzonder ferm is.1 Overigens schreven Theo en Wil me dat U op nieuw jong schijnt te worden2 – en dat vind ik erg best en is in het leven wel eens meer noodig. Het nieuws betreffende Cor, geen wonder U er mede vervuld zijt en het zal voor weerskanten bar zijn om te moeten scheiden. Hij heeft mijns inziens echter groot gelijk niet te aarzelen die plaats maar aan te nemen. daar het schijnt men op een afstand van die groote mesthoop steden, Londen, Parijs, niet alleen maar Amsterdam, Rotterdam en zooveel anderen in Europa, beter en gelukkiger door de wereld kan komen dan in hun nabijheid. Er is nog meer natuurlijks in de wereld en goeds dan men hier in ons werelddeel veronderstellen zou. En van Cor vind ik het consequent dat hij naar ginder gaat. Wel niet precies over de Transvaal maar b.v. over Australië heb ik dikwijls hooren spreken door wie er van daan waren en er altijd weer naar terugverlangden.31v:2 Zoo b.v. ook over Haiti, over la Martinique waar Gauguin die met me te Arles was, geweest was.4 En dat de Transvaal met Australie nog al een & ander gemeen zal hebben durf ik wel veronderstellen. Enfin men heeft er kans zich beter te kunnen ontwikkelen en zijn werkkracht te kunnen gebruiken dan in de Europeesche circumlocutie.
Wat nu betreft, beste moeder, het verdriet dat wij hebben en houden over scheiding en verlies, mij dunkt het is instinktmatig dat wij zonder dat in scheidingen niet zouden kunnen berusten en het zal ons waarschijnlijk dienen om bij latere gelegenheden er elkaar aan te herkennen en terug te vinden.– De dingen kunnen nu eenmaal niet op hun plaats blijven. En toch vallen de appels niet ver van den stam en zullen uit hun pitten vooreerst nog geen brandnetels oprijzen. Verder weet ik er echter niet van.
Van Theo en Jo heb ik goede berigten, intusschen verwondert het mij minder dan iemand dat hij hoest enz. Soms wenschte ik wel zij buiten Parijs woonden en niet op een 4e of 5e verdieping enz., en toch, er op aandringen te veranderen zou ik niet op mij durven nemen omdat Theo een zekere behoefte heeft aan beweging, zaken en vrienden te Parijs zelf. Laat zijn vrouw zorgen hij zooveel mogelijk zijn ouden hollandschen kost terug vinde, daar hij een jaar
1v:3 of 10 aan één stuk verstoken is geweest daarvan en met restauratie eten gevoed, zonder eenig familieleven. Ik heb alle hoop zij dit wel vatten zal en misschien reeds gevat heeft.
Het voornaamste is mogelijk dit: herinnert U zich nog van een historie in dat boek “de pruuvers” waarin verhaald wordt van een zieke die iederen morgen naar de meid keek die den vloer veegde en vond dat zij – “iets geruststellends” had.5 Dat is het voornaamste waar in de meest verschillende en ’t verst uiteenloopende ziektegevallen de beterschap voor een vrij aanmerkelijk deel aan kan worden toegeschreven. Ik zou dus, hoe wreed dit zij, de ongerustheid over het al dan niet sterk zijn van het gestel van Theo maar aan haar overlaten en haar een jaartje laten tobben en scharrelen er aan, vóór wij er ons over bekommeren en het komt mij voor dan ons er niet in ’t minst ongerust over schijnen, zou kunnen blijken een bewijs van ons eigen vertrouwen in “iets geruststellends” in de natuur in het algemeen.
Het komt mij voor dat het hier in den zomer niet heel veel warmer is dan bij ons wat betreft er hinder van hebben, daar de lucht hier helderder en zuiverder is. Verder hebben we zeer dikwijls veel wind, le mistral. Ik heb op ’t heetst van den dag in de korenvelden geschilderd zonder dat het me veel hinderde. Doch aan het snel geel worden van het koren ziet men soms wel de zon zoo tamelijk kracht hebben kan. Maar de velden zijn bij ons oneindig mooier bebouwd, regelmatiger dan hier waar de grond door de rotsachtigheid van veel plekken niet voor alles geschikt is.
Er zijn hier zeer mooie velden olijfboomen die grijs en zilverachtig van groen zijn als knotwilgen. Dan verveelt de blaauwe lucht mij nooit. Boekweit of koolzaad ziet men hier nooit en over ’t algemeen is er misschien wat minder afwisseling dan bij ons. En juist zou ik zoo graag eens een boekweitveld in bloei schilderen of het oliezaad in bloei of vlas. Maar daar vind ik ligt later in Normandie of Bretagne de gelegenheid toe. Dan ziet men hier ook nooit die bemoste boerendaken op de schuren of hutten van bij ons, ook geen eikenhakhout en geen spurrie en geen beukenheggen met hun roodbruine blâren en witachtige gekruiste oude stammen.
Ook geen eigentlijke hei en geen berken die in Nunen zoo mooi waren.
Maar wat in ’t zuiden mooi is zijn de wijngaarden waar die zijn in ’t vlakke land of tegen de heuvels aan. Ik heb er gezien, en trouwens aan Theo een schilderij van gestuurd, waar een wijngaard geheel paarsch, vuurrood en geel en groen en violet is als de wilde wingerd in Holland.6 Ik zie net zoo graag een wijngaard als een korenveld. Dan zijn de heuvels vol thijm en andere geurige planten hier zeer mooi en door de helderheid van de lucht ziet men zooveel verder dan bij ons, van af de hoogten.
Nu, ik eindig met U te zeggen dat ik geloof U in uw schik zijt uw zoon Theo eindelijk tot trouwen gekomen is. Ik zou nu als ik U was maar niet gaan tobben over zijn gezondheid maar wel zou ik zorgen in uw plaats dat ik het van hem gedaan kreeg zijne vrouw en hij U tweemaal s’jaars kwamen bezoeken in plaats van ééns. Vooral nu Cor vertrekt ware dit voor U en hen wel goed. Voor zijn zaken kan ’t hem volstrekt geen kwaad dat zijn gedachten eens afleiding hebben en zijne vrouw, wees er verzekerd van, zal het U niet kwalijk nemen indien U de lust om nu en dan met haar naar Holland te komen bij hem opwekt. Vergeet het niet dat wij evenveel redenen tot ondankbaarheid als tot dankbaarheid hebben jegens de Parijsche zaken en in uw kwaliteit van Moeder van bijna 70 jaren moogt U dat wel eens laten gelden.
In gedachten omhels ik U en met een handdruk voor Cor wensch ik hem regt goeden moed toe in zijn onderneming. Geloof me steeds