1r:1
den Haag 15 Februari 1889.

Waarde Vincent
Je brief heb ik laatst ontvangen terwijl ik te Winschoten vertoefde.1 Hoewel de brief mij veel genoegen deed zoo vond ik je mededeeling minder aangenaam dat je ziek in ’t hospitaal had gelegen. Heb je misschien ook te veel gewerkt; want met zoo’n drang tot werken als gij hebt, is het licht mogelijk dat men te veel doet, en dan in zoo’n warm klimaat. Maar wat de zomer daar te overvloedig geeft moet volgens allen die in ’t Zuiden van Frankrijk hebben vertoefd overheerlijk zijn, namelijk de heerlijke warmte in de winter. Ik denk er dan ook sterk over je op te zoeken als er niets tusschen beiden komt. Voorloopig heb ik met een kennis een plan gemaakt, om in de late herfst als men hier niet meer  1v:2 buiten kan schilderen, naar Parijs te gaan, ook al om de tentoonstelling te zien2 en dan zijn we toch dicht in je buurt en zullen er niet gauw toe komen ons kille waterland weer op te zoeken. ’t Is hier op ’t oogenblik dan ook hondeweer, hagel, sneeuw en regenvlagen geen gebrek. Ik werk er maar staag op los en schilder tegen de klippen aan, dikwijls dingen die ik zelf nu zoo bijzonder mooi niet vind maar waarvoor ik betaald word. Dit is minder plezierig doch ik heb nog geen klagen want er blijft heel wat tijd over dat ik voor mijzelf kan werken. Volgens ’t zeggen van de menschen hier ben ik erg krachtig van kleur geworden. Mijn verblijf te Parijs3 heeft een gansche reorganisatie teweeg gebracht betreffende mijne denkwijze over de kleuren en hunne onderl. verhouding, en ik blijf maar stil voortgaan op de weg die ik ingeslagen ben en die ik denk de beste te zijn. De kennis van mij waarmee ik naar Parijs ga en misschien naar ’t Zuiden is een jong mensch van groote bekwaamheid en originaliteit, groot beminnaar van Claude-Monet. A propos, van laatstgenoemde meester gesproken – Eenige dagen geleden was ik bij mijn familie Roessingh te Haarlem en als gewoonlijk ging het gesprek over de kunst en de kunstenaren toen mijn nicht Cato van der Stadt opeens zegt “Ja wij kennen ook een Franschen Schilder en zijne vrouw die vroeger in Zaandam kwamen  1r:3 schilderen. Het zijn van ons en onze familie te Zaandam groote vrienden”,4 en hoe kan het toeval er mee spelen, daar vind ik in het album mijner nicht te Haarlem de portretten van Claude-Monet en zijn vrouw;5 van iemand wiens werk ik te Parijs zoo heb bewonderd. Volgens Theo was Breitner het grootste Hollandsche genie.6 Het doet mij goed door een kenner als Theo, een Hollander van zoo groot reputatie tot zijn recht te hooren komen, doch zijn Jaap en Willem en Thijs Maris en Israëls geen lui die de roem van de Hollandsche schilderschool met eere handhaven? Ik heb laatst een studie van Israëls gezien. Op de tentoonstelling te Rotterdam, een impressie van een stormachtige buiige avond met een herder met schapen, een  2r:4 overweldigend mooi ding. Het is verkocht las ik onlangs (in ’t Handelsbl.?) voor vier duizend gulden, en dit is voor een studie zeker zeer veel.7 Als een groot vertolker van de fijne grijze Hollandsche natuur staat Mauve zeker wel bovenaan. Laatst hebben Edzard (mijn broer) en ik eenige reproducties van teekeningen van de ontslapen meester kunnen machtig worden, een houtboeldag naar een aquarel.8 voorts twee aquarellen met schapen in de hei.9 Als ik eens in Amsterdam kom, zoek ik Breitner stellig eens op, doch ik kom bijna nooit te A. als ik er nieta noodig heb. Ik vind Amsterdam nog grooter rotstad als den Haag. Wat betreft het overzenden van een of meer mijner studies: Dit wil ik volgaarne doen ofschoon het een heele afstand is.10 Ik doe tegenwoordig ook aan de kunstkooperij in vereeniging met mijn  2v:5 broer. We hebben een schilderij van Willem Maris, een groote aquarel van Roelofs. Voorts heb ik nog verscheidene teekeningen van Bauer en een van de Zwart en een van Thorn Prikker (allemaal kranen).11 Kent gij misschien ook Tholen, iemand met erg veel talent waarmee ik nog al bevriend ben. En nu krijg ik mij daar laatst van Theodoor een kennisgeving van zijn voorgenomen huwelijk met Mej. Bonger. Het doet mij verbazend veel plezier voor die goeie kerel dat hij gaat trouwen. Ik heb hem een brief geschreven tijdens zijn verblijf te A. Ik was toen juist in Winschoten aangekomen, anders was ik er in persoon vertegenwoordigd geweest. Nu schei ik voorloopig maar eens uit, je van harten een goede gezondheid toewenschende noem ik mij

je toegen. vriend
A.H. Koning.

163 van Diemenstraat
den Haag
Hollande

top