1r:1
1Lieve Zuster,
1*wel bedankt voor uw brief waarnaar ik reeds had
2verlangd, ik durf mij niet naar mijn gevoel te laten gaan
3om U dikwijls te schrijven of dit uit te lokken uwerzijds_
4Al die correspondentie draagt niet altijd bij om ons die zenuwachtig
5van gestel zijn krachtig te houden in gevallen van eventueele
6onderdompelingen in de melankolie van de soort die ge noemt
7in uw brief en die ik zelf zoo nu en dan ook heb. Een kennis
8van me beweerde dat le meilleur traitement pour toutes les
9maladies c’est de les traiter avec le plus profond mépris.
10Het middel tegen die onderdompelingen die ge noemt groeit
11voor zoover mij bekend niet onder de bekende geneeskrachtige
12kruiden. ik gebruik niet te min groote hoeveelheden slechte
13koffij in zulke gevallen, niet omdat zulks erg goed is voor een
14reeds gehavend gebit doch omdat mijn sterke verbeeldingskracht
15in deze me in staat stelt een geloofsvertrouwen – een afgodendienaar/
16Christen of antropophaag waardig – te hebben in de opvroolijkende
17werking van voornoemd vocht. Gelukkigerwijs voor mijn
18medeschepselen heb ik tot heden mij zorgvuldig onthouden hen
19dit of dergelijke middelen als doeltreffend te recommandeeren.
20De zon van hier/ dat is iets anders/ en als men eens een tijd
21lang wijn drinkt die althans voor een deel uit druiven
22geperst is. Ik verzeker U dat de menschen bij ons blind
23zijn als mollen en schuldig dom dat zij er niet meer werk
24van maken naar Indie of ergens anders waar de zon schijnt
25te gaan. Het is niet goed maar één ding te weten/
26men raakt daar verstompd van_ Men moet niet rusten
27voor men ook het tegenovergestelde weet.
28Wat gij zegt van verschoonende omstandigheden/ dat zij het
29feit van iets verkeerds gedaan te hebben of iets te bederven helaas
30niet wegnemen/ is erg waar.
31Nu/ denk eens aan onze vaderlandsche geschiedenis/
32rise & fall of the Dutch republic/1 en gij zult begrijpen wat ik meen/
33wij moeten niet te veel toegeven aan de verschoonende omstandigheid
34van niet kunnen &c_/ het is minder kristelijk (in den zin waarin
35men tegenwoordig het verslapt) maar het is beter voor ons en misschien
36zelfs voor anderen. En energie wekt energie/ en omgekeerd/
37lamheid verlamt anderen.
38We leven nu hier in een schilder wereld waar het onuitsprekelijk lam
39en ellendig is_ De tentoonstellingen/ de winkels voor schilderijen/
40alles alles is bezet door lui die alle geld onderscheppen_
41En ge moet niet denken dat dit een verbeelding van me is_
42Men geeft veel geld voor ’t werk als de schilder zelf dood is_
 1v:2
45En men stelt de levende schilders altijd achteruit met den doodslaander
46van het werk dergenen die er niet meer zijn.
47Ik weet dat wij hiertegen niets kunnen om het te veranderen.
48men moet dus in vredes naam er zich in troosten óf een soort
49protectie te hebben óf een rijke vrouw veroveren of zoo iets/
50anders kan men niet werken. Al wat men hoopt van
51onafhankelijkheid door zijn werk/ van invloed op anderen/
52daar komt glad niets van.
53En toch is het een zeker pleizier een schilderij te maken/
54en toch zijn er juist nu hier een stuk of 20 schilders/
55allen meer schuld dan geld hebbende &c_/ allen met een
56levensgedrag zoowat als dat van de straathonden/ die
57misschien meer dan de heele officieele tentoonstelling
58zullen beteekenen in zoover de manier van werken
59in de toekomst aangaat_
60Het voornaamste kenmerk van een schilder is/ stel ik mij voor/
61'te kunnen schilderen; zij die kunnen schilderen/ zij die het
62het beste kunnen/ zijn de kiemen van iets wat nog lang zal
63blijven bestaan/ net zoo lang als er oogen zullen zijn die
64genieten van iets wat eigenaardig mooi is.
65Nu spijt het mij wel voortdurend dat men zich niet rijker
66kan maken door harder te werken – integendeel_
67Indien men dat kon toch/ zou men veel meer kunnen uitrigten/
68zich kunnen associeeren met anderen/ wat al niet.
69Want nu is ieder gebonden aan de gelegenheid die hij heeft om
70aan den kost te komen en is men lang niet precies vrij_
71'Ge spreekt er van “of ik iets ingezonden had op Arti”2 – zeker niet – alleen
72Theo heeft aan de Heer Tersteeg een bezending schilderijen van impressionisten
73gezonden en daar was er ook een van mij bij.3 Het heeft echter
74slechts uitgewerkt dat noch Tersteeg noch de artisten/ naar Theo
75hoorde/ er iets in gevonden hadden.
76Dat is nu wel erg begrijpelijk want het is geregeld hetzelfde/
77men heeft van de impressionisten gehoord/ men stelt er zich veel
78van voor en.... als men ze voor t’eerst ziet is men bitter en
79bitter teleurgesteld en vindt het slordig/ leelijk/ slecht geschilderd/
80slecht geteekend/ slecht van kleur/ al wat miserabel is_
81Dat was mijn eigen eerste indruk ook toen ik met de
82idees van Mauve en Israels en andere knappe schilders
83in Parijs kwam. En als er te Parijs een tentoonstelling is
84enkel van impressionisten/ geloof ik een massa bezoekers
85er bitter teleurgesteld en zelfs verontwaardigd van terugkomen/
86net op de zelfde manier als de brave Hollanders in der
87tijd gestemd waren als zij uit de kerk komende een
88oogenblik later een redenatie van Domela Nieuwenhuis of
89andere socialisten bijwoonden.4
90En toch – ge weet het – in 10 of 15 jaar tijd viel dat heele
91gebouw van een nationalen godsdienst en –
92'de socialisten én zijn er nog én zullen er nog lang
93zijn/ al hooren noch gij noch ik heel erg tot een der
94beide rigtingen.
 1v:3
95De kunst nu – de officieele kunst – en haar opvoeding/ leiding/
96organisatie/ is suf en vermolmd als den godsdienst die we
97zien vallen – en zij zal niet duren al zijn er nog zooveel
98tentoonstellingen/ ateliers/ scholen &c./ zal niet duren evenmin
99als de tulpehandel.5
100Doch dit gaat ons niet aan/ we zijn noch stichters van iets nieuws
101noch geroepen instandhouders te zijn van iets ouds.
102Maar dit blijft – een schilder is iemand die schildert
103zoo als een eigentlijk bloemenliefhebber iemand is die
104van de planten houd en ze zelf kweekt/ en niet de
105tulpehandelaar_
106En dus die stuk of 20 schilders die men impressionisten noemt/
107al zijn een paar hunner tamelijk rijk geworden en tamelijk
108groote lui in de wereld – toch/ voor ’t meerendeel zijn het
109arme donders die in koffijhuizen leven/ in goedkoope herbergen
110logeeren/ van den eenen dag op den anderen leven.
111Maar – in één dag schilderen al die 20 die ik
112U daar noem al wat hun voor den neus komt
113en beter dan menig groot heer in de kunstwereld
114veel naam hebbende.
115Ik zeg dit om U te doen begrijpen wat voor soort
116band mij hecht aan de fransche schilders die men
117de impressionisten noemt – dat ik veel hunner
118persoonlijk ken en van hen houd.
119'En verder dat ik in mijn eigen techniek dezelfde idees
120'betreffende de kleuren heb waar indertijd in Holland
121zelfs ik over dacht.
122Korenbloemen met witte chrysantecumsa en
123een stuk of wat goudsbloemen_
124Ziedaar een motief in blaauw en oranje_
125Heliotrope en geele rozen/
126motief in lilas en geel_
127Klaprozen of roode geraniums in sterk groene
128bladeren/
129motief in rood en groen.
130Ziedaar gronden die men verder kan onderverdeelen/
131kan uitwerken. maar genoeg om U te laten zien
132'zonder schilderij dat er kleuren zijn die elkaar
133doen schitteren/ die een paar uitmaken/ elkaar
134completeeren als man en vrouw.
135De heele theorie U uit te leggen zou vrij wat schrijven
136kosten maar toch/ het ware te doen.
 1r:4
137De kleeren/ de behangselpapieren/ wat al niet zou men vrij
138wat aardiger maken door rekening te houden met de wetten
139der kleuren.
140Ge begrijpt dat Israels en Mauve/ die geen heele kleuren gebruikten/
141die altijd in grijs werkten/ behoudens alle respect en liefde
142niet voldoen aan het verlangen van kleur van tegenwoordig.6
143Nog iets: iemand die werkelijk viool of piano spelen kan
144is als mensch dunkt me magtig amusant. Hij neemt zijn
145viool en begint te spelen en een heel gezelschap geniet een
146avond lang_– Dat moet een schilder ook kunnen.
147En dit doet me wel eens pleizier/ te werken buiten als er
148iemand bijstaat_– Men bevindt zich b.v. in het koren.
149welnu in den tijd van een paar uur moet men dat korenveld
150en de lucht er boven en ’t verschiet in de verte kunnen
151schilderen. Iemand die dat bijwoont houdt wel
152eens daarna zijn mond digt over de onhandigheid
153der impressionisten en hun slecht schilderen/ ziet ge.
154Maar wij tegenwoordig hebben zelden kennissen die
155genoeg belang stellen om eens mee te gaan_– Maar als zij
156het doen dan zijn ze wel eens ingepakt ook.
157Stel daar nu tegenover de lui die een atelier/ maanden
158tijd/ weet ik wat meer noodig hebben om iets te maken/
159après tout maar al te dikwijls vrij suf_
160Kunt ge U niet begrijpen dat er iets is dan in de nieuwe
161manier. En dit wou ik er bij – op een morgen
162of op een middag wou ik een portret kunnen schilderen
163en trouwens ik heb dat wel eens gedaan.
164Dit werk neemt volstrekt niet weg dat op andere schilderijen
165men langer kunne werken. ik stuurde U gisteren
166per post een teekening die de eerste krabbel is van een
167nog al groot schilderij_7
168Maar is ’t niet curieus dat/ zoo als ik U daar zeg/ er zijn zeker een
169twintigtal lui die in een uur of wat een portret kunnen schilderen waar karakter
170in zit – haast nooit vraagt men er een – een stuk of 20 lui die welk
171landschap ook op welk uur van den dag met welk effekt van kleur ook op
172staanden voet zonder aarzelen kunnen doen – niemand staat bij hen/
173ze werken steeds alleen. Als echter iedereen zulks wist – maar ziedaar/
174de toestanden zijn zoo weinig bekend. Alleen/ ik verbeeld me dat een geslacht
175later of in een der latere geslachten dit beslist werken zonder
176aarzelen/ het juist meten in een oogwenk/ het handig mengen
177van de kleur/ het teekenen bliksemsnel – er zal een geslacht
178komen dat dit niet alleen zal doen zooals wij nu/ onbemind/
179maar met een publiek dat er van gediend wil zijn
180'én voor portret van personen én voor portret van landschap of binnenhuis_
 2r:5
181ik schrijf U echter veel te veel over het schilderen/ alleen ik wilde er
182zoodoende op komen U te doen begrijpen dat het nog al van gewigt
183is dat Theo het zoo ver gekregen heeft dat in het huis waar hij dirigeert
184tegenwoordig voortdurend een tentoonstelling van impressionisten
185is.8 ’t Volgend jaar zal nog al gewigtig zijn. Even als in de
186litteratuur de franschen de baas zijn onweerlegbaar/ zoo is het
187in ’t schilderen ook/ er zijn in de moderne kunsthistorie namen als
188Delacroix/ Millet/ Corot/ Courbet/ Daumier/ die al wat in andere landen is
189geproduceerd domineeren. Doch de kliek schilders die
190tegenwoordig aan t’hoofd staat in het officieele/ teert op de
191lauweren door die vroegeren behaald en is op zich zelf
192van veel minder kaliber. Die kunnen dus op de
193aanstaande Wereldtentoonstelling niet veel bijdragen om
194de fransche kunst die belangrijkheid te laten die ze tot
195heden heeft_ De aandacht
196niet van het publiek – dat natuurlijk alles bekijkt zonder
197naar de geschiedenis te vragen – maar de aandacht van wie op de
198hoogte zijn/ zal ’t volgend jaar getrokken worden door
199de retrospectieve tentoonstelling van de schilderijen van
200de groote lui die reeds dood zijn en door de impressionisten_
201Ook dat zal nog niet dadelijk de omstandigheden waarin
202de laatsten zich bevinden veranderen maar wel zal het
203er toe bijdragen om althans de idees te verspreiden en nog
204wat meer animo te geven. De suffe schoolmeesters die nu
205in de jury van den Salon zijn/ zullen echter niet eens de impressionisten
206toelaten. Deze zullen dat echter ook geenszins begeeren
207en op eigen houtje exposeeren. Als ge nu nagaat dat ik
208tegen dien tijd minstens een 50 tal schilderijen wil
209hebben/ welligt voelt ge dan dat ik die niet exposeer
210'zoo zachtjes aan toch mijn part meewerk voor een veldslag
211waar men althans dit voor heeft dat/ indien men er
212in meedoet/ men niet voor een prijs of medaille hoeft te vreezen
213als een zoete jongen. Zij zijn hier ook wel eerzuchtig maar toch is
214er een verschil en hier beginnen velen te begrijpen hoe belagchelijk
215het is zich afhankelijk te stellen van de opinie van anderen over wat
216men doet_ Ik heb het land om over me zelf te schrijven en ik weet
217niet waarom ik het doe. Misschien om U te antwoorden op uw
218vragen_ ge ziet wat ik gevonden heb/ mijn werk/ en ge ziet ook wat
219ik niet gevonden heb/ al de rest die tot ’t leven hoort. En de toekomst?
220of geheel en al abstract worden voor wat ’t werk niet is of.... ik durf
221'over dat `of ´ niet uitweiden wegens ’t zoowel beter als erger wezen kan dan
222dat gemiddelde/ uitsluitend een werkmachine te worden/ ongeschikt & ongevoelig
223voor al de rest. Dat gemiddelde zou ik zoo tamelijk wel me in kunnen schikken
224en in afwachting is het zoo/ ik zit juist nog in een zelfden rommelboel als altijd.
 2v:6
225Zeg eens/ van rommel gesproken_ Het is misschien de moeite waard
226wat er goeds is in den rommel die/ naar Theo zegt/ nog van mij ergens
227in Breda op een zolder is/ nog te redden_ ik durf ’t U echter niet vragen
228en misschien is ’t verloren geraakt/ tob er dus niet voor_9
229maar dit is de kwestie_ ge weet/ Theo heeft verl. jaar een heele partij houtsneden
230meegebragt_ Toch mankeeren er een paar van de beste portefeuilles
231en de rest is minder goed/ juist omdat het geen geheel meer is_
232Natuurlijk worden houtsneden uit illustraties hoe langer hoe
233zeldzamer naarmate de jaargangen ouder worden. Genoeg/ geheel
234onverschillig laat die rommel mij niet/ zoo is er b.v_ een exemplaar
235Gavarni/ Mascarade Humaine/10 een boek Anatomy for artists/11
236enfin eenige dingen die eigentlijk veel te goed zijn om te verliezen_
237Ik beschouw ze echter vooruit als verloren/ wat er nog van teregt komt is zuiver
238winst. ik wist toen ik wegging niet dat het zoo voorgoed zou zijn_ Want het werk
239in Nuenen ging niet slecht en had slechts noodig voort te gaan_ ik mis altijd nog
240'mijn modellen die voor mij gegroeid waren en waar ik nog mee dweep/
241had ik die hier nu – ik was zeker mijn 50 schilderijen raak zouden
242zijn. Begrijpt gij dat/ ik ben niet boos op de menschenwereld omdat
243'zij vinden dat ik dit of dat ben – daar geef ik ze vooruit gaarne
244ten volle gelijk in/ maar het verdriet me dat ik geen magt
245genoeg heb om te laten poseeren wat ik wil, waar ik wil en zoo lang
246of zoo kort als ik wil. Daar en niet in de technische moeielijkheid zit
247het bezwaar dat ik dien te eindigen/ te overwinnen. En heden ben
248ik een landschapschilder waar ik eigentlijk voor portret geschikter ben_
249Het zou me dus weinig verwonderen indien ik nog eens van
250manier veranderde. Een schilder – Chaplin – die de
251portretten van de mooiste vrouwen van Parijs magtig mooi schildert/
252dames in boudoirs met of zonder toilet/ heeft krachtige land-
253schappen en kuddes varkens op de hei geschilderd. Wil maar zeggen
254men moet doen wat voor de hand ligt en zijn techniek vasthouden_
255Als gij in mijn bereik waart zoudt gij vrees ik aan het schilderen
256moeten gelooven. Er zijn parijsche dames/ altans een werkelijk
257'goed/ bij de impressionisten – zelfs 2 goede_12
258En als ik er aan denk hoe juist de nieuwe manier
259de vrouwen op ’t spoor zou helpen die niet in preciesigheid
260kunnen treden/ die muziekaal voelen, dan spijt het me
261wel eens ouder en leelijker te worden dan mijn belang meebrengt_
262Het is erg braaf van Theo dat hij U heeft geinviteerd eens naar Parijs te
263komen – ik weet niet wat voor indruk het op U maken zou_– De eerste keer dat
264ik het zag voelde ik vooral de triestigheden die men niet weg kan waaien/
265even min als de ziekenlucht in het hospitaal/ al houdt men het nog zoo helder_
266En later is me dat bij gebleven/ toch heb ik later een begrip gekregen
267van hoe het een broeikas is van idees en hoe de lui er alles uit het leven
268zoeken te halen wat er met mogelijkheid in is. Andere steden worden
269er klein bij en het schijnt zoo groot als de zee_ Maar men laat er altijd
270een heel stuk leven achter. En dit is zeker/ niets is er frisch. Daarom/
271als men er van daan komt vind men een massa dingen elders uitmuntend_
 2v:7
272Erg blij ben ik er om dat gij uw gezondheid weer terug hebt/
273men doet alles onwillekeurig en zonder ’t zich op t’oogenblik zelf te
274begrijpen verkeerd als men ziek is_
275De zon hier zoudt ge denk ik volstrekt niet onaangenaam
276vinden/ ik voel me best er bij op t’heetst van den dag buiten te
277werken. het is een drooge heldere warmte_
278De kleur is hier heel fijn eigentlijk/ als het groen frisch is is het
279een rijk groen zooals wij ’t in ’t noorden zelden zien/ kalm.
280Als het verbrandt en bestuift wordt het niet leelijk maar dan
281krijgt een landschap toonen van goud van allerlei kleur/ groengoud/
282geelgoud/ rosgoud/ dito brons/ koper/ enfin van citroengeel af
283tot de dofgeele kleur van b.v. een hoop gedorscht graan_
284Dat met het blaauw – vanaf het diepste bleu de roi in ’t water
285tot dat van vergeet mij nieten_ Cobalt vooral/ helder klaar
286blaauw – groenblaauw en violetblaauw.
287Natuurlijk lokt dit oranje uit – een door de zon verbrand
288'gezigt doet oranje; verder/ wegens ’t vele geel spreekt
289'het violet dadelijk – een rieten schutting of grijs rieten dak
290of een omgewerkte akker doet veel violetter dan bij
291ons. Verder/ zoo als ge reeds vermoedt/ de menschen zijn
292hier dikwijls mooi_ In een woord/ ik geloof dat het leven
293hier ietwat dankbaarder is dan op menige andere plaats_
294Alleen het komt me voor dat de lui wat aan ’t verslappen zijn/
295wat te veel in de decadence van zorgeloosheid/ onverschilligheid/
296terwijl indien zij energieker waren denkelijk het land meer zou
297opleveren. ik heb niet veel gelezen in den laatsten
298tijd/ toch madame Chrysantème van Pierre Loti_13
299ook l’abbe Constantin van Ohnet/ vreesselijk lief en hemelsch/
300zoo dat zelfs zijn maitres des forges/ ook wel wat aan dien kant
301reeds/ er nog verdachter door wordt.14 ik lees hier zelfs soms
302uit geeuwhonger met woede de krant/ maar maak hier niet
303uit op dat ik behoefte aan lezen heb. Juist niet erg omdat
304'ik liever zelf wat bekijk doch het is eenmaal een gewoonte
305een paar uur te lezen s’avonds/ dus onwillekeurig voelt men
306dat men iets mist/ maar dat dit niet hinderlijk is kunt ge
307uit op maken dat hetgeen men ziet interessant is.
308Ik ben een week aan de middellandsche zee geweest/
309gij zoudt dat mooi vinden. Hetgeen hier mij treft en
310wat mij ’t schilderen hier aantrekkelijk maakt is de helderheid
311van de lucht/ gij kunt niet weten wat dat is omdat we
312bij ons dat juist niet hebben – maar op een uur afstand
313onderscheid men de kleur van de dingen/ het grijsgroen van
314olijfboomen en het grasgroen van de wei b.v. en het rose lilas
315'van een omgewerkt land; bij ons zien we een vage grijze
316lijn aan den horizon/ hier is tot wijd wijd weg de lijn scherp
317en den vorm te onderkennen. Dit geeft een idée van ruimte en lucht_
 2r:8
321Ik ben nu toch zoo over mijn eigen bezig/ nu wil ik ook eens kijken of ik nu
322mijn eigen portret er niet in kan schrijven. Vooreerst stel ik op den voorgrond dat
323een zelfde persoon mijns inziens stof tot erg uiteenloopende portretten oplevert_
324Ziehier een opvatting van het mijne die ’t resultaat is van een portret dat ik in den spiegel
325schilderde en dat Theo heeft: Een roze grijs gelaat met groene oogen/ aschkleurig haar/
326rimpels in voorhoofd en om den mond/ stijf houterig/ een zeer rooden baard/
327vrij ongeredderd en triest/ maar de lippen zijn vol/ een blaauwe kiel
328van grof linnen en een palet met citroengeel/ vermilloen/ veroneesgroen/
329'cobaltblaauw/ enfin alle kleuren/ behalve den oranje baard/ op het palet/ de eenige heele kleuren echter_
330De figuur tegen een graauwwitten muur.15
331gij zult zeggen dat dit ietwat lijkt op b.v. het gezigt van – de dood –
332in het boek van v. Ede/ of zoo iets – goed/ maar enfin/
333is zoo’n figuur16 – en ’t is niet makkelijk zichzelf te schilderen –
334'niet in alle geval iets anders dan een photografie?
335En ziet ge – dit heeft het impressionisme – m.i. voor boven de rest/
336het is niet banaal en men zoekt een diepere gelijkenis dan
337die van den fotograaf.–
338Nu tegenwoordig zie ik in zoover er anders uit dat ik noch haar noch
339baard meer bezit/ zijnde deze beiden steeds glad afgeschoren/ verder van
340groengrijs rose is mijn gelaatskleur grijs oranje geworden en heb ik
341een wit pak in plaats van een blaauw en ben steeds stoffig/ steeds
342verder bevracht als een stekelvarken/ met stokken/ schilderezel, doek,
343en verdere koopwaar. alleen de groene oogen zijn eender gebleven
344maar een andere kleur in het portret is natuurlijkerwijs een geele
345stroohoed als een hannikemaaier17 – en een zeer zwart pijpje_ ik woon in een klein geel huis met
346groene deur en blinden/ van binnen gewit – op de witte muren – zeer sterk gekleurde
347japansche teekeningen18 – roode plavuizen op den vloer – het huis in de
348volle zon – en een sterk blaauwe lucht er boven en – de schaduw
349midden op den dag veel korter dan bij ons.– Enfin – maar kunt ge
350U niet begrijpen dat men met eenige vegen zóó iets schilderen kan/
351maar tevens kunt ge u niet begrijpen dat sommige lui zeggen
352“het doet al te vreemd”/ zonder te noemen hen die het niets of afschuwelijk
353vinden. Als het nu eenmaal lijkt/ maar anders lijkt dan de
354godvruchtige fotograaf met zijn zwarte schimmen – daar alleen is ’t om te
355doen.– ik houd volstrekt niet veel van de heer Vosmaer en ben hardvochtig
356genoeg weinig om s’mans verwisseling van het tijdelijke met het eeuwige
357te geven_19 Het is erg goed dat gij en moe maar liever
358U een tuin hebt aangeschaft/ met katten/ katers/ musschen en vliegen/
359dan een trap meer er op na te houden.20 Ik heb mij nooit aan het trappen
360klimmen te Parijs kunnen wennen en had altijd duizeling in een afschuwelijke
361nachtmerrie die mij hier verlaten heeft maar die ginder geregeld terugkwam_
362Ik zou indien ik deze brief niet op de post deed hem bepaald verscheuren
363als ik hem eerst eens over las – ik lees hem dus niet over en ik
364betwijfel de leesbaarheid/ ik heb niet altijd tijd tot schrijven.
365ik geloof dat er niets in dezen brief staat en kan niet begrijpen hoe ik
366hem dan zoo lang heb gekregen_ Bedank moe voor haar brief_
367Ik bestemde sedert lang een geschilderde studie voor U en gij zult die
368krijgen ook_21 ik ben bang dat per post men U/ al frankeer ik/
369voor onvoldoende frankeering zou laten betalen/ zooals de bloemen uit
370Menton/22 en dit is nog grooter – maar Theo zal er zeker U een sturen/
371als ik er niet om denk vraag er hem dan om_
372In gedachten U en moe omhelsd_

373uw liefh_
374Vincent

318Theo werkt voor al de impressionisten/ voor allen heeft hij wat gedaan en verkocht en zal
319dat zeker blijven doen. maar juist dit een & ander dat ik U schrijf over de kwestie zal U doen zien hoe hij
320iets heel anders is dan de gewone handelaars die om de schilders niets geven.

43is de teekening voldoende gefrankeerd geweest_
44 schrijf me dat omdat ik het dien te weten.


48-49 óf [...] óf < of [...] of
61 schilderen; < schilderen
71 Arti” < Arti
92 én [...] én < en [...] en
119 ik in < in
120 heb < heb.
132 zonder < Zonder
180 én [...] én < en [...] en
210 voor < voom
221 `of ´ < of
240 mijn modellen < Emphasis added by us.
243 dat ik < dat ik ik
257 impressionisten – < impressionisten
288 oranje; < oranje
289 dadelijk – < dadelijk
304 eenmaal < een maal
315 land; < land
329 op < de op
334 photografie? < photografie
top