1r:1
Lieve zuster,
van mijn kant zou ik net zoo goed kunnen zeggen dat ik onmiddelijk op zal houden U te schrijven van ’t oogenblik dat ge me mogt antwoorden,1 ’t eenvoudigst is niet te schrijven als men er te veel last mede heeft en niet altijd lust.
Maar wat hiervan ook zij, het is erg best dat gij begint met U eens op de hoogte te stellen van wat die booswicht Voltaire al zoo voor kwaad heeft gesticht – en zeker zult ge in Candide al vast dit vinden, dat Voltaire heeft durven lagchen met het “zoo ernstige leven dat wij slechts tot de beste doeleinden behoorden te bezigen of te besteden”.2
En ’k behoef U niet te zeggen dat dit misdrijf op zich zelf reeds schrikkelijk is.
Over Mauve kan ik niet goed schrijven, ik denk dagelijks aan hem en dat is ook al. Erg heeft het mij getroffen3 maar hij was persoonlijk, als mensch, misschien heel iets anders dan men wel eens zeide, namelijk dieper in ’t leven zelf nog in dan in de kunst misschien en ik hield als mensch van hem – nu kan ik me zoo moeielijk verbeelden dat zij die tot de kern van t’leven doordringen,
1v:2 die zichzelf overigens beoordeelen als gold het een ander, en met anderen zoo ongegeneerd te werk gaan als hadden zij zich zelf onder handen, ik kan me zoo moeielijk verbeelden dat zulken ophouden te bestaan.
Nu weet ik wel dat het zoo tamelijk onmogelijk is dat de witte aardappel- of slawormen die later in meikevers veranderen omtrent hun toekomstig bovenaardsch bestaan in staat zijn zouden zich steekhoudende begrippen te vormen.
En dat het voorbarig van hen zou wezen bovenaardsche onderzoekingen te doen naar licht in deze kwestie aangezien de tuinman of andere geinteresseerden in sla en groenten hen als zijnde schadelijke insekten direct stuktrappen zou.–4
Maar om evenwijdige redenen geloof ik weinig aan onze menschelijke juiste begrippen ons toekomstig leven aangaande. Wij kunnen evenmin over onze eigene gedaanteverwisselingen onbevooroordeeld en onvoorbarig oordeelen dan de witte slawormen over de hunne.
om de zelfde reden dat een sla worm sla wortels dient te eten ten behoeve juist van zijn hoogere ontwikkeling,
zoo vind ik dat een schilder schilderijen dient te maken, misschien dat daarna er nog iets anders is.
1v:3
Ge ziet dat ik nog wat verder het zuiden in ben gegaan – ik heb te zeer gemerkt dat ik s’winters noch met mijn werk noch met mijn gezondheid voort kan – verder, men vraagt tegenwoordig in de schilderijen veeleer tegenstelling van kleur en de kleuren hoog opgevoerd en geschakeerd dan wel een gedempte grijze kleur. Dus meende ik om een en andere reden er niemand schade mee te doen maar eens te gaan naar wat me aantrok.
Groet Moe hartelijk voor mij, er zal nu zeker vooreerst niet van kunnen komen dat ik naar Holland ligt terugkom. Gegroet.
Vincent