het is meer dan tijd dat ik U bedank voor de gezonden frs 50 die mij in staat stellen de maand door te komen, al is het dat van heden te beginnen het zoo ongeveer ’t zelfde is.–
Maar – er zijn weer een paar studies binnen en zooveel als ik schilder, zooveel meen ik ook te vorderen.– Ik heb zoodra ik het geld ontving eens een mooi model genomen en er een kop van geschilderd op levensgrootte. Het is geheel licht behalve ’t zwarte haar. Toch komt de kop zelf toonig uit tegen een fond waar ik gezocht heb een goudachtig schijnsel van licht in te brengen.
Ziehier overigens de kleurgamma – een toonige vleeschkleur, in den hals meer bronsachtig. Gitzwart haar – zwart dat ik maken moest met karmijn en pruissisch blaauw, groezelig wit voor het jakje, licht geel, veel lichter dan ’t wit voor ’t fond.
Een noot vuurrood in ’t gitzwarte haar en een tweede vuurrooden strik in het groezelig wit.1 Het is een meid uit een café chantant en toch is de expressie die ik zocht ietwat ecce homo achtig. Daar echter juist wat expressie betreft ik, al denk ik er bij, toch waar zoek te blijven, ziehier wat ik er in wilde.– Toen het model bij mij kwam had zij blijkbaar een paar nachten het nog al druk gehad – zij zeide toen iets wat nog al karakteristiek was – pour moi le champagne ne m’égaye pas, il me rend tout triste.–
Toen had ik het mijne en ik zocht iets tegelijk voluptueus en genavreerd.–
Van de zelfde heb ik nu een tweede studie aangezet, de profil.2
Verder heb ik het bewuste portret gemaakt dat ik U zeide ik mee in besprek was,3 en een studie van die kop voor me zelf.–4
En nu hoop ik deze laatste dagen van de maand nog een manskop te schilderen.– Wat ’t werk betreft vooral voel ik mij zeer opgewekt en het is nuttig voor me hier te zijn.
Ik verbeeld mij zoo dat wat er ook zij van de meiden, men toch er zijn geld uit kan halen, nog eer dan op eenige andere manier.– Er is niet tegen te zeggen dat zij verdomd mooi kunnen zijn en dat het in den geest van den tijd is dat het juist dat soort schilderijen zijn die veld winnen.–
Er is ook uit het hoogst mogelijk genomen artistiek oogpunt niets tegen te zeggen – menschen schilderen, dat was de oude italjaansche kunst, dat was Millet en dat is Breton.–
De vraag is maar of men al dan niet de ziel of de kleeren tot zijn uitgangspunt neemt en of men den vorm laat dienen bij wijze van kapstok voor strikken & linten, dan wel of men den vorm beschouwe als middel om een impressie, een sentiment uit te drukken, dan wel of men modeleere om te modeleeren omdat ’t uit zich zelf zoo oneindig mooi is.–5 Het eerste alleen is vergankelijk en de twee laatsten zijn beiden hooge kunst.
Wat me nu nog al pleizier deed is – dat de meid die voor me geposeerd heeft een portret voor zich van me wil hebben. liefst net als ’t geen ik maakte.–
En dat zij mij heeft beloofd, zoodra zij kan me bij haar een studie te laten schilderen in een costuum van danseuse. Wat nu dadelijk niet kan omdat de man van het café waar zij is er op tegen is dat zij poseert, maar daar zij met een andere meid op kamers gaat wonen zoude zoowel zij als die andere meid dan portretten willen hebben.–6 En ik hoop regt hartelijk dat het er van komen zal dat ik haar terug krijg want zij heeft een eigenaardigen kop en is geestig. Ik moet me echter oefenen want dat het op handigheid aankomt is zeker – tijd of geduld hebben zij niet veel – overigens het werk hoeft er niet minder om te zijn als ’t betrekkelijk in eens er opgezet is en men moet ook kunnen werken al zit het model niet stijf stil. Enfin. ge ziet dat ik met animo aan den gang ben.– Als ik wat verkocht zoo dat ik wat meer verdiende, zou ik nog meer kracht er achter zetten.–
Wat Portier betreft – ik geef den moed nog niet op – maar de armoede zit mij op de hielen en de handelaars laboreeren allemaal tegenwoordig wel een beetje aan ’t zelfde euvel, dat van min of meer te wezen une nation retirée du monde. zij hebben te veel ’t spleen en hoe kan men erg geanimeerd zijn om in die onverschilligheid en dat doffe te gaan scharrelen – te meer daar deze ziekte niet onbesmettelijk is.–
Want dat er niets te doen zou zijn is maar larie, maar men moet werken quand bien même, met aplomb en met enthousiasme, enfin met een zeker warm gevoel.
En wat Portier betreft – gij zelf schreeft mij dat hij ’t eerst de exposities der impressionisten begon & door Durand Ruel overdonderd werd.–7 Welnu dat hij dus initiatief heeft niet alleen om iets te zeggen maar om iets te doen, zou men toch daaruit af leiden moeten.– Maar ’t kan aan zijn 60 jaar8 liggen – en – overigens is zijn geval een uit die vele gevallen misschien dat in den tijd toen er rage was in de schilderijen en den handel goed ging, er een massa intelligente personen op zij gezet zijn in brooddronkenheid, als of ze niets beteekenden en niets konden – waar zij niet van zich konden verkrijgen de duurzaamheid der vlaag van schilderijenrage en de enorme rijzing van veel prijzen geheel te vertrouwen.– NU – waar de zaken traîneeren, ziet men diezelfde handelaars die eenige jaren geleden – laat ons zeggen een 10tal jaren geleden – zeer entreprenant waren – eenigermate worden une nation retirée du monde.– En wij zijn nog niet aan ’t eind.–
Persoonlijk initiatief met een klein of zonder kapitaal is misschien de kiem voor de toekomst. Enfin.–
Ik zag gisteren een groote phot. naar een Rembrandt die ik niet kende – die mij verbazend frappeerde – ’t was een vrouwekop.– ’t licht viel op borst, hals, kin en de tip van den neus – de onderkaak.
Voorhoofd en oogen in schaduw van een grooten hoed met denkelijk roode pluimen.– Denkelijk ook rood of een geel in het gedecolleteerde jakje.– Donker fonds.9 De expressie een mysterieuse lach als die van Rembrandt zelf in zijn eigen portret waar Saskia op zijn knie zit en hij een glas wijn in de hand heeft.–10
Ik ben vol van Rembrandt en Hals tegenwoordig in mijn gedachten, niet omdat ik veel schilderijen van hen zie maar omdat ik onder ’t volk van hier zooveel types zie die mij aan dien tijd doen denken.– Ik ga nog steeds dikwijls naar die bals populaires om die vrouwenkoppen en matrozen- of soldatenkoppen te zien.– Men betaalt een 20 of 30 centimes entree en drinkt een glas bier – want er wordt weinig gedronken – en kan er een heelen avond zich uitmuntend amuseeren – ten minste ik voor mij – met te kijken naar ’t entrain van die luidjes.
Veel werken met model is wat ik moet doen en het eenige wat secuur vooruithelpen kan.
Ik merk dat mijn eetlust wat te lang geserreerd is geweest en dat ik toen ik ’t geld van U ontving geen eten verdragen kon – maar ik zal het wel zien te redresseeren. Dat neemt niet weg dat als ik aan ’t werk ben ik al mijn energie en helderheid heb. Maar als ik buiten ben is mij het werken in de lucht te kras en word ik te slap.– Enfin het schilderen is een ding waar men van verslijt. Van der Loo heeft mij echter gezegd, toen ik kort voor ik hier heen ging bij hem was, dat ik après tout redelijk sterk ben.
Dat ik niet hoefde te desespereeren den leeftijd te halen die voor het produceeren van een werk noodig is.– Ik sprak hem er van dat ik verscheiden schilders wist die met al hun zenuwachtigheid enz. 60, zelfs 70 haalden gelukkigerwijs voor hun zelf, en dat ik wel wou ik ook dat halen kon.–
Dan geloof ik dat als men sereniteit zoekt en levenslust houdt, de stemming waarin men is veel helpt. En ik heb in dat opzigt gewonnen door naar hier te gaan want ik heb nieuwe idees en ik heb nieuwe middelen om uit te drukken wat ik wil, door dat betere kwasten me zullen helpen en ik met die twee kleuren carmijn & cobalt ga dweepen.
Cobalt – is een goddelijke kleur en er is niets zoo mooi als dat om lucht om de dingen te brengen. Carmijn is het rood van wijn en het is warm, geestig als wijn.
Zoo smaragdgroen ook.– Het is geen zuinigheid ze zich te onthouden, die kleuren.
Cadmium eveneens.–
Iets wat betreffende mijn gestel mij heel veel pleizier heeft gedaan is dat een dokter in Amsterdam, die ik ook eens sprak over een paar dingen die mij soms deden denken dat ik ’t niet zou houden
2v:6 en wiens opinie ik niet direkt vroeg maar juist om de eerste impressie te weten van een die me absoluut niet kende – profiteerende van een kleine malaise die ik had om toen in den loop van ’t gesprek het op mijn gestel in ’t algemeen te brengen –
het deed mij enorm veel pleizier dat deze dokter mij voor een gewoon ouvrier aanzag, zeide “je werkt zeker in ’t ijzer van je beroep”.– Ziedaar wat ik juist heb zoeken te veranderen in mijzelf – jonger zijnde was het mij aan te zien dat ik intellectueel me overspande en nu zie ik er uit als een schipper of een die in ’t ijzer werkt.– En zijn gestel om te zetten zóó dat men “le cuir dur” krijgt is geen makkelijke zaak. Ik moet echter toch op blijven passen en zien te houden wat ik heb, en nog bij te winnen.
Gij moet toch vooral mij eens schrijven of ’t idee U zoo absurd voorkomt dat men eens wat meer moed zou scheppen als men eens een kiem voor een zaak plantte.–
Wat mijn werk betreft van nu, ik voel dat ik iets beters kan – ik heb echter wat meer lucht en ruimte noodig. ik moet, bedoel ik, ’t een beetje kunnen uitbreiden. Vooral vooral, ik heb nog geen model genoeg.– Ik kan werk van een hooger kwaliteit produceeren maar mijn onkosten zouden zwaarder wezen.– Maar is het niet zoo – moet men niet zoeken naar iets hoogs – naar het echte, naar iets gedistingueerds.–
De vrouwenfiguren die ik onder ’t volk zie hier maken een fameusen indruk op me – veel meer om ze te schilderen dan ze te hebben, ofschoon wel degelijk ik ’t allebei zou wenschen.– Ik herlees alweer het boek van de Goncourt, het is uitmuntend.11 In de voorrede van Cherie, dat gij lezen zult – staat een relaas van wat de de Goncourts al hebben doorgemaakt – en van hoe aan ’t eind van hun leven zij ja – somber waren – maar zeker van hun zaak zich voelden – voelende dat zij iets gedaan hadden, dat hun werk blijven zou.12 Wat zijn dat kerels geweest. als wij accordeerden meer dan nu, meer ’t eens konden zijn – waarom dan niet – wij ook.
à propos – wegens ik après tout aan ’t eind van dit jaar een stuk of 4 of 5 vastendagen heb van zoowat alles – stuur uw brief weg 1 Januarij en niet later.– Ge zult ’t mogelijk U niet kunnen begrijpen maar ’t is zoo – als ik geld ontvang is mijn grootste honger niet, al heb ik gevast, het eten, maar het schilderen is nog sterker – en ik ga direkt op de modellenjagt en ik ga door tot het op is.– Terwijl ’t lijntje waar ik me aan vasthoud is, mijn ontbijt bij de menschen waar ik woon en s’avonds een kop koffij en brood in de crêmerie.– Aangevuld als ik ’t heb door nog een tweede kop koffij & brood in de cremerie voor mijn diner en anders een roggebrood dat ik in mijn koffer heb.
Zoolang ik schilder is ’t me ook meer dan voldoende, maar als mijn modellen weg zijn komt er een gevoel van slapheid.–
Ik hecht aan de modellen van hier omdat zij zoo heel anders zijn dan de modellen buiten.– En omdat vooral het karakter zoo heel iets anders is.– En het contrast mij nieuwe idees geeft juist voor de vleeschkleuren.
En wat ik in mijn laatste kop nu heb is – nog niet datgene waar ik zelf mee content ben maar iets anders dan de vroegere koppen. Ik geloof dat gij genoeg de belangrijkheid van waar zijn13 beseft dan dat ik vrij uit tegen U kan spreken.– Om dezelfde motieven dat als ik boerinnen schilder ik wil ’t boerinnen zijn – om de zelfde reden als ’t hoeren zijn wil ik een hoerenexpressie.–
Daarom frappeerde mij een hoerenkop van Rembrandt14 juist nu zoo enorm.–
3v:8 Omdat hij dien mysterieusen glimlach zoo oneindig mooi gesnapt had met een serieux als hij alleen – de magicien der magiciens15 – kan. Dit nu is voor mij iets nieuws en ik wil ’t persé. Manet heeft ’t gedaan en Courbet – wel sacrebleu, ik heb de zelfde ambitie omdat bovendien ik te zeer in merg en been gevoeld heb het oneindig mooie der vrouwen analyses van de heel hooge lui in de litteratuur, een Zola, Daudet, de Goncourt, Balzac.–
Zelfs Stevens voldoet me niet omdat zijn vrouwen niet die zijn waar ik iets persoonlijk van weet.–16 En ik vind die hij kiest niet de interessantste die er zijn.–
Enfin wat er van zij – ik wil vooruit à tout prix en – ik wil mezelf zijn.–
Ik voel dan ook obstinatie en ik ben er over heen, over wat de lui van mij of mijn werk zeggen.– Naakt model te krijgen schijnt moeielijk te gaan hier – althans de meid die ik gehad heb wou niet.–
Natuurlijk is dat – wou niet – denkelijk betrekkelijk, maar althans ’t gaat niet van zelf.– Er is nu dat zij echter fameus zou zijn. Uit een oogpunt van zaken kan ik niet anders zeggen dan dat – we zijn in wat men reeds begint te noemen la fin d’un siècle – de vrouwen een charme hebben als in een revolutietijd – trouwens evenveel te zeggen – en dat men retiré du monde zou wezen indien men buiten haar om werkte.–
’t Is overal ’t zelfde, buiten zoowel als in stad – men moet met de vrouwen rekening houden wil men van zijn tijd zijn. adieu, gelukgewenscht in ’t Nieuwe jaar. met een handdruk.