2*Wilde U nog eenige impressies van Antwerpen 3schrijven. Van morgen heb ik een heel echte wandeling gemaakt 4in den plasregen/ een togt die ten doel had om mijn goed 5van het douanenkantoor te halen.1 de verschillende entrepots 6en hangars aan de kaaien zijn erg mooi_
7Verscheiden keeren reeds ben ik op allerlei manieren langs die 8dokken & kaaien gewandeld_ Vooral wanneer men uit ’t zand en 9de hei & de stilte van een boerendorp komt en lang niets anders 10'dan in een stille omgeving is geweest/ is het curieus als contrast_ 11Het is een ondoorgrondelijken warboel_–
12Een van de spreekwoorden van de Goncourt was “Japonaiserie 13for ever”_–2 Wel/ die dokken zijn een fameuse Japonaiserie/ 14grillig/ eigenaardig/ ongehoord – ten minste men kan 15’t zoo zien_–
16Ik zou er wel eens met U willen loopen om te weten 17of we ’t zelfde kijken_–
18Men zou er alles kunnen maken/ stadsgezigten – 19figuren van ’t meest uiteenloopend karakter – 20de schepen als hoofdzaak met water & lucht van fijn grijs – 21maar vooral – Japonaiseries_–
22Ik bedoel/ de figuren zijn er altijd in beweging/ 23men ziet ze in de zonderlingste entourages/ alles 24grillig/ en er ontstaan vanzelf telkens interessante 25tegenstellingen.
26Een wit paard in den modder/ in een hoek waar hoopen 27marchandises met zeildoek bedekt liggen – tegen oude/ 28zwart berookte muren van ’t magazijn. Doodeenvoudig/ maar 29een effekt van Black & White_
30Men zal door ’t raam van een 31zeer elegante engelsche kroeg uitzien op den vuilsten 32modder en op een schip waar b.v. liefelijke koopwaar als vellen en buffelhoorns 33uitgeladen worden door monstrueuse types van sjouwerlui 34'of uitheemsche matrozen; daar naar/ of naar iets anders/ staat voor 35’t raam een zeer blank/ zeer fijn engelsch meisje te kijken_ 36Het interieur met figuur gansch in toon/ en als licht – 37de zilverachtige lucht boven dien modder en de buffelhoorns 38alweer een reeks van tegengestelden die nog al kras is. 39Er zullen vlaamsche matrozen met overdreven gezonde 40gezigten/ met breede schouders/ krachtig en vol en 41door & door Antwerpsch/ mosselen staan te 42eten en bier drinken/ en met veel lawaai en 43beweging zal dat geschieden_– Oppositie – daar 44komt een zeer klein figuurtje in ’t zwart met de handjes 45tegen ’t lijf onhoorbaar aansluipen langs de grijze muren_1v:2 46In een encadrement van gitzwart haar een klein ovaal gezigtje/ 47bruin? oranjegeel? ik weet het niet.
48Even slaat ze de oogleden op en kijkt met een scheeven blik uit 49een paar gitzwarte oogen. Het is een chineesche meid/ geheimzinnig/ 50stil als een muis/ klein/ wandluisachtig van karakter_ Wat een contrast met 51de groep vlaamsche mosseleters_
52Een ander contrast – men gaat door een zeer naauwe straat 53tusschen geducht hooge huizen_ Magazijnen en bergplaatsen_ 54Maar beneden aan straat kroegen voor alle natien met bijbehoorende 55mannelijke en vrouwelijke individus_ Winkels van 56eetwaren/ van zeemanskleeren/ bont en woelig_–
57Die straat is lang/ men ziet er telkens iets echts en 58het is bijwijlen een gewoel als er een standje is/ krasser 59dan elders. b.v. ge loopt daar te kijken – 60en in eens gaat er een hoerah op en allerlei geschreeuw_ 61Op klaar lichten dag wordt een matroos door de meiden 62uit een hoerekast gesmeten en door een woedenden 63kerel vervolgd en een sleep meiden_ Waarvoor hij blijkbaar zeer bang is – ten 64minste/ ik zag hem over een hoop zakken klauteren 65en door een raam in een magazijn verdwijnen. 66Heeft men nu genoeg van dat lawaai – aan 67’t eind der aanlegplaatsen waar de Harwich en Havre 68booten liggen – ziet men – de stad achter zich hebbende/ 69voor zich uit niets/ absoluut niets dan een 70oneindigheid van vlak/ halfoverstroomd weiland/ 71verbazend triest en nat/ golvend dor riet/ 72modder – de rivier met een enkel zwart bootje/ 73water op den voorgrond grijs/ lucht mistig en koud/ 74grijs – stil als de woestijn_–
75’t Ensemble nu van de haven of een dok – nu eens 76is het meer verward en grillig dan een doornheg/ 77verward zóó dat men geen rust vind voor het oog/ 78zoo dat men duizelt/ gedwongen wordt 79door het papillotteeren van kleuren en lijnen nu eens hier 80dan eens daar te kijken/ zonder dat het bij lang kijken 81op een zelfde punt zelfs mogelijk is het een uit het 82ander te houden.
83Maar gaat men op een plek waar men een 84vaag terrein als voorgrond heeft – dan krijgt men weer 85de mooiste/ stilste lijnen en 86die effekten die b.v. Mols dikwijls maakt.
1v:3 87Nu eens ziet men een meid die prachtig is van 88gezondheid en althans schijnbaar heel loyaal en naïf vroolijk/ 89dan weer een aangezigt zóó geniept valsch dat men er een 90angst van krijgt als van een hyena. Niet te vergeten 91de van de pokken geschonden gezigten die een kleur hebben 92als gekookte garnaal/ met fletsch grijze oogjes zonder 93wenkbraauwen en weinig/ glad/ dun haar/ kleur van puur 94varkenshaar of iets geeler – Zweedsche of deensche 95types_– Om er te werken – ’t zou mooi zijn – maar 96hoe en waar_ Want men zou al bijzonder gaauw ’t er 97te kwaad kunnen krijgen_– Ik ben toch een heele 98partij straten & stegen doorkruist zonder avonturen/ 99heb heel fideel met diverse meiden zelfs zitten praten/ 100die mij blijkbaar voor een schipper hielden_
102Ik acht het niet onmogelijk dat door het maken 103van portretten ik nog eens aan goede modellen kom_–
104Vandaag heb ik mijn goed gekregen en gereedschap – 105waar ik hard naar verlangde. En ik heb mijn 106werkplaats dus in orde_– Als ik betrekkelijk kosteloos 107aan goed model kon komen dan was ik voor niets bang_ 108Ik reken het ook niet erg dat ik geen geld heb 109zóóveel als noodig ware om door 110betalen te forceeren_
111Misschien is het idee om portretten te maken 112en die met poseeren te laten betalen een secuurder 113weg. Want het is in stad niet zoo als bij de boeren_ 114Enfin_ Zeker is het dat Antwerpen voor een 115schilder zeer curieus en mooi is_–
116Mijn werkplaats is nog al dragelijk. vooral omdat ik 117een partij japansche prentjes tegen de muren heb 118gespeld die mij erg amuseeren. Ge weet wel/ 119van die vrouwenfiguurtjes in tuinen 120of aan ’t strand/ ruiters/ bloemen/ 121knoestige doorntakken.3
122Ik heb er vrede mede dat ik gegaan ben – en 123hoop van den winter niet stil te zitten.
124Nu/ het is mij een rust dat ik een hokje heb 125waar ik bij slecht weer werken kan.4
126Dat ik nu deze laatste dagen niet in 127buitensporige weelde precies leven zal/ 128hoort tot de begrijpelijke dingen_–
129Zie dat gij den eersten Uw brief wegzendt want 130ik heb mij van brood voorzien tot dan/ maar 131ik zou verdere dagen in de rats zitten.
132Mijn kamertje valt me nog erg mede en het ziet 133er bepaald niet triest uit.
134Nu ik mijn 3 studies die ik medenam hier heb/5 zal ik 135ook eens naar de marchands de tableaux zien te gaan/ 136die echter naar ’t schijnt meest in gesloten huizen wonen/ 137geen etalage aan straat_
138Het park6 is ook mooi/ ik heb er nog op een 139morgen zitten teekenen_
140Nu – ik heb dus in zoover geen tegenspoed/ wat woning 141betreft ben ik geborgen want ik heb 142door nog een paar francs te laten schieten 143een kagchel en een lamp gekregen_ 144Vervelen zal ik me niet ligt/ dat verzeker ik 145U. Ik heb ook OCTOBRE van Lhermitte gevonden/ 146vrouwen s’avonds op ’t aardappelveld/ prachtig_–7 Novembre 147echter nog niet_8– Hebt gij die soms bijgehouden_ 148Ik heb ook gezien dat er een Figaro illustré is met 149een mooie teekening van Raffaelli_9
150Ge weet mijn adres is 194 Rue des images_ 151adresseer dus daar Uw brief s.v.p. en het tweede deel van 152de Goncourt10 als ge ’t uit hebt.
155Zonderling is het dat mijn geschilderde studies hier in stad donkerder 156doen dan buiten – komt dit omdat het licht in stad overal minder 157helder is? ik weet het niet – maar dat kan meer schelen dan men oppervlakkig zeggen zou/ het heeft me gefrappeerd en 158ik zou me kunnen begrijpen dat dingen die bij U 159zijn ook donkerder lijkenen dan ik buiten meende ze waren_ 160Toch/ die welke ik nu medenam doen niet 161slecht met dat al – de molen – laan met herfstboomen en stilleven 162en een paar kleintjes.