1r:1
Waarde Theo,
Wilde U berigten dat ik in Antwerpen ben & reeds een & ander heb gezien. Ik heb een kamertje gehuurd Rue des images N o 194, boven een verfkoopman,1 voor frs 25 in de maand. Dus als gij schrijft, adresseer daar s.v.p. Uw brief inplaats van Poste restante.
Ik begin met U te vertellen dat ik de eetzaal van Leys heb gezien, ge weet La promenade sur les remparts, les patineurs, la reception, la table.2 en op een paneel tusschen de ramen St. Luc.3 Tot mijn verwondering was (verbeeld ik me althans) de compositie nog al anders – ofschoon ik nog niet in de gelegenheid ben om de phot. naar de schilderijen er bij te vergelijken – nog al anders dan de definitieve composities.4
Dan, het is geschilderd à fresque – dus op ’t pleister van de muren.5 Fresco nu moet en kan eigentlijk eeuwen durend zijn doch deze zijn reeds aanmerkelijk verschoten, en die boven de schoorsteen vooral (stuk uit la réception) ook eenige barsten reeds. Ook heeft de hoogst snuggere zoon van Baron Leys eene verbetering in die zaal gebragt door eene deur te laten vergrooten, zoo dat uit Les patineurs de beenen van de kerels die op de brug staan en over de leuning  1v:2 kijken, weggesneden zijn, dat een deplorabel effekt maakt.6 Dan is het licht er fataal slecht – nu is de zaal oorspronkelijk geschilderd, stel ik me voor, om dienst te doen bij lamplicht. Daarom, omdat ik waarachtig niet zien kon, door een fooi aan de bonne heb ik de kroon laten aansteken en toen zag ik beter. Na zooveel wat mij betrekkelijk tegenviel – in de eerste plaats dat de kleur à fresque, en helaas vrees ik slecht fresque, niet is wat we van Leys gewoon zijn – na zooveel wat me tegenviel – toch superbe. De meid, de vrouw bij den bakkerswinkel, de amoureux en andere figuren in de promenade sur les remparts – ’t stadsgezicht à vol d’oiseau, ’t silhouet der torens en daken tegen de lucht, gescharrel van schaatsenrijders op de bevrozen vest – superbe van tournure.
Heb ook gezien ’t museum van oude schilderijen en ’t musee moderne.7 Ik ben ’t met U eens dat de figuren op ’t eerste plan – die koppen – in le Christ au purgatoire zeer mooi zijn,  1v:3 mooier dan de rest, n.l. ’t hoofdfiguur.8 vooral die 2 blonde vrouwenkoppen is Rubens 1iere qualité. Bijzonder trof mij de Frans Hals, visschersjongen.9 M. de Vos, portret van overste van gilde.10 Rembrandt zeer mooi, twee kleine Rembrandts die misschien wel niet van R. zijn maar van N. Maas?? of zoo.11 Jordaens, zoo de ouden zongen.12 v. Goyen.13 S. Ruysdael.14 En de Quenten Matsys.15 de Teekening S.te Barbe van v. Eyck.16 &c.
Musée moderne, de groote Mols is Mesdagachtig, met smeeren van Vollon denkelijk er in (Vollon kende hem goed).17 Braekeleer, niet de slechte, een Brabantsche herberg, curieus mooi,18 mooie landschappen van C. de Cock,19 Lamorinière,20
Coosemans,21Asselbergs,22 Roseels,23 Baron,24 Munthe,25 Achenbach,26 een mooie Clays27 – twee oude Leys, een Braekeleerachtig, nog een romantiek, de laatste mooi.28 een mooi portret van Ingres,29 een mooi portret van David,30 nog andere mooie dingen, ook horrible zaken als – levensgroote koeien van den godvruchtigen Verboeckhoven,31 enz.
Maar – ik heb in de winkels32 al bijzonder weinig gezien, haast niets – één schilderijtje van een hand groot nog niet eens, zoo mooi als Raffaelli,33 anders niets bijzonders en ik vrees in den handel categorisch de dood in den pot.– Doch – het is een goed  1r:4 oudhollandsch spreekwoord – desespereert niet.
Antwerpen vind ik mooi, heb diverse kruistogten in de stad gemaakt, langs de kaaien is het echt.
Nu – het kan nooit kwaad Antwerpen een beetje te kennen, dat wel zijn zal zóó als alles en overal, n.l. désillusioneerend doch echter met zijn eigen nuance. En dan, het is wel eens goed te varieeren.
Gegroet, schrijf eens spoedig als ge wilt.

b. à t.
Vincent.

top