1r:1
Waarde Theo,
Heden heb ik verzonden – franco – kist V4 met de stillevens.1
De twee schetsjes van Amsterdam zijn tot mijn spijt nogal beschadigd.2 op reis waren zij nat geworden, toen zijn de paneeltjes krom getrokken bij ’t droogen en is er stof in gaan zitten &c. Toch stuurde ik ze om U te laten zien dat als ik in een uur tijd ergens een impressie er op wil smeeren, ik dit begin te kunnen in ’t zelfde sentiment van anderen die hun impressies – analyseeren.– En zich reden geven van wat ze zien. Dat is iets anders dan voelen, d.i. impressies ondervinden – er ligt tusschen ’t indrukken ervaren en – ze analyseeren, d.i. ze uit elkaar nemen en weer in elkaar zetten – misschien heel wat.– Maar het is een pleizierig ding om in de vlugt iets er op te zetten.–
Wat mij bijzonder heeft getroffen bij het terug zien der oud Hollandsche schilderijen is dat zij meestal snel zijn geschilderd. Dat deze groote meesters als een Hals, een Rembrandt, een Ruysdael – zooveel anderen – zooveel mogelijk du premier coup aanzetten – en niet zoo heel veel er op terug kwamen.3
 1v:2
En – alsjeblieft ook dit – dat als het ’t deed, lieten ze ’t staan.
Ik heb handen vooral bewonderd van Rembr. & Hals – handen die leefden maar die niet af waren in den zin die men tegenwoordig met forceeren wil.– Zekere handen in de staalmeesters zelfs,4 in de Jodenbruid,5 in Frans Hals.
En koppen ook – oogen, neus, mond met de eerste penseelstreken gedaan, zonder retouche hoegenaamd. Unger, Bracquemond hebben ’t goed geetst – zoo als ’t gedaan is, en men kan de wijze van schilderen in hun etsen zien.–6
Theo wat is het noodig om in dezen tijd eens naar oude Hollandsche schilderijen te zien! En naar de fransche schilderijen, Corot, Millet &c. De rest, men kan ze desnoods heel best missen – en brengt sommigen meer van streek dan zij meenen.–
 1v:3
In eens schilderen, zooveel mogelijk in eens.– Wat is het een genot zoo’n Frans Hals te zien – wat is ’t heel iets anders dan de schilderijen – er zijn er zóó veel – waar zorgvuldig alles op de zelfde wijs is gladgestreken.–
Toevallig zag ik nu een Meissonier (die van Fodor)7 op den zelfden dag dat ik oud Hollandsche meesters zag, Brouwer, Ostade, Terburg vooral.–8 Welnu – Meissonnier doet het zooals zij – een zeer doordachte, zeer berekende toets – maar – in eens er op en zoo mogelijk in eens goed.–
Ik geloof ’t beter is met ’t mesa een gedeelte dat mislukt weg te nemen en van voren af te beginnen, dan dikwijls er op terug komen.
Nu – ik zag een schets van Rubens en een schets van Diaz ook, als ’t ware te gelijkertijd.–9 Ze waren wel niet ’t zelfde doch het geloof dat de kleur den vorm uitdrukt als zij op haar plaats en in haar verband staat – dat hebben ze toch wel gemeen. Althans Diaz is toch een schilder in merg en been – en in de toppen van zijn vingers had hij conscientie.
 1r:4
De Diaz van Fodor is overigens schetsachtig maar misschien ook juist daarom was ’t voor mij die in jaren er geen zag een waar genoegen er een terug te zien en hield het zich heel best, zelfs als men de manier van doen van de ouden pas gezien had.–
Ik moet nog eens terug komen op zekere schilderijen van tegenwoordig die talrijker en talrijker worden.– Men heeft een 10, 15 jaar geleden beginnen te spreken van “helderheid van licht”.–10 Het zij zoo dat dit oorspronkelijk goed was, het is daadzaak er meesterlijke dingen door dat systeem ontstaan zijn. Doch waar meer & meer ’t ontaard in een overproductie van schilderijen waar ’t heele schilderij door – aan alle 4 de hoeken ’t zelfde licht, den zelfden wat ze noemen, geloof ik, dagtoon en locale kleur heerscht, is dit goed??? Ik meen neen.–
Is de Ruysdael van V.d. Hoop, die met den molen, niet buiten? is er geen lucht in en ruimte van belang?11 En toch – ’t heele schij staat zeer veel lager dan de lui ’t zouden aanzetten, lucht en aarde bovendien vormen één geheel, hooren bij elkaar.
Van Goyen – die Corot onder de Hollanders – ik stond lang voor dat magistrale doek van de collectie Dupper, twee eiken op een duin in den herfst in den storm.–12
 2r:5
Een sentiment, ja laat ik zeggen als Jules Dupré of als le buisson.13
Maar er is veeleer gewone geel oker dan – wit – doorgevoerd in ’t schij. Nu de Cuyp – ’t gezicht op Dordrecht van v.d. Hoop14 – geheel ros goud – ook daar – de okers.–
Het geel van Frans Hals – noeme men ’t wat men wil, citron amorti of jaune chamois – waar is ’t mee gedaan? ’t Schijnt in ’t schij heel licht – doch houd er eens wit tegen.–15
Een groote les die de oude Hollandsche meesters geven is dunkt me deze, teekenen en kleur als één te beschouwen – wat Bracquemond ook zegt.–16 Dat nu – velen doen ’t niet, ze teekenen met alles, behalve met gezonde kleur. O Theo het is zoo ellendig om naar te luisteren, ’t is zoo gruwelijk vervelend als b.v. een vent als Haverman het over “techniek” heeft. Ik zeg niet Rappard, omdat die ook wel zoo praat doch gelukkig voor hem zelven beter schildert dan hij spreekt.17
 2v:6
Ik heb niets geen lust om veel kennis onder de schildersclub te maken. Maar nog eens – van techniek gesproken – er is een heel wat gezonder en degelijker techniek in Israels – b.v. al in dat heel oude doek de visscher van Zandvoort, met prachtig clair obscur18 – dan de techniek van hen die overal even glad, plat en gedistingueerd door hun blikkoude kleur zijn.–
De visscher van Zandvoort, wel, maar hang die gerust naast een oude Delacroix, la barque du Dante,19 en ’t is dezelfde familie. Daar geloof ik in maar ik krijg iederen keer meer het land aan de schilderijen die overal even helder zijn.– Het is voor mij een leelijk ding dat zij zeggen dat ik “geen techniek” heb – het is mogelijk dat omdat ik met niemand kennis maak van de schilders, dit doodbloeden zal. het is integendeel waar dat juist inzake techniek ik veel lui die er ’t meest over lullen zwak vind. Dat schreef ik U reeds.–20 Maar als ik voor den dag kom in Holland met ’t een of ander van mijn werk, weet ik vooruit waar ik mede te doen krijg en met wat voor  2v:7 kaliber van technici. Intusschen, ik ga heel bedaard liever naar de oude hollanders en liever naar de schilderijen van Israels en wie direkt aan Israels zich aansluiten, wat de nieuweren niet doen. Zij staan veeleer lijnregt tegenover Israels.– En ik meen opgemerkt te hebben dat Israels zelf, Maris, Mauve, Neuhuys zelf, een zekere rigting waar we ’t nu over hebben slechts met displeizier zien. Een Mesdag b.v., die in der tijd schrikkelijk realist was21 zoo als ge U herinnert – wordt tooniger in zijn latere schilderijen en teekeningen en wat mysterieuser dikwijls.– Enfin.
Witkamp heeft verduiveld veel goeds – lijkt op Jules Breton of Bastien Lepage – maar – Jules Breton is warm en hij is veel te koud. En dat’s geen makkelijk te verhelpen gebrek – om een ding warm te krijgen moet het warm aangelegd worden en anders krijgt men er de kou niet ligt uit.22
De wat zij noemen helderheid, is in veel gevallen een leelijken ateliertoon van een ongezellig stadsatelier.– Naar de schemering s’morgens vroeg of s’avonds schijnt men niet te kijken, er schijnt dus niets meer te bestaan dan s’middags van 11-3 – waarlijk een heel fatsoenlijk uur! – maar – vaak karakterloos als Jan Salie.23
 2r:8
Theo maar met dat al – ik ben verduiveld arm tegenwoordig. veel schilderen is duur – ik voel me tamelijk vast zitten, en wat ’t eind van de maand betreft, het is miserable.– Dat “l’argent est le nerf de la guerre”24 is helaas ook bij ’t schilderen niet weg te cijferen.– In den oorlog echter komt er niets van dan verdriet, is slechts vernielen, en bij ’t schilderen is ’t soms – zaaien – al oogst de schilder zelf niet.–
Hoe gaat het U en hoe gaat het met de zaken.– ik weet niet of mijn flair goed is – doch aan etalages &c. &c. te zien zag de Kunsthandel te Amst. er zeker niet florissant uit – doch o zoo stil en fatsoenlijk.– Waarlijk, overmoed en enthousiasme zijn de fouten(?) van heden niet. Ik heb zoo goed als niemand gesproken – toch indirekt zoo eens den pols gevoeld omdat ik nieuwsgierig ben wat de resultaten zullen zijn waar ’t op uit zal draaien in den kunsthandel.– Ik geloof niet dat gij precies overstelpt wordt door schilderijen, is ’t wel.
Ik ga van den winter nog verschillende dingen na sporen die ik in de oude schilderijen opmerkte wat betreft manier van doen.– Ik heb veel gezien dat mij noodig was.
Maar voor alle dingen dit – wat men noemt – enlever – ziedaar wat de oud Hollandsche schilders fameus deden.–  3r:9 Dat – enlever – met weinige penseelstreken, men wil er niet van hooren nu – maar wat zijn de resultaten het ware.– En wat hebben veel fransche schilders, wat heeft een Israels dat juist ook meesterlijk goed begrepen.– Op ’t museum – heb ik aan Delacroix veel gedacht. waarom? omdat voor Hals, voor Rembrandt, voor Ruysdael en anderen ik steeds dacht aan dat woord Lorsque Delacroix peint, c’est comme le lion qui dévore le morceau.25 Wat is dat het ware – en – o Theo – als ik denk aan wat ik zal noemen de zich noemende technische club, wat is ’t de dood in den pot.– Wees er van verzekerd dat als ik ooit met die heeren te maken krijg of er een van tegenkom, ik mij dom zal houden – doch – à la Vireloque – met een coup de dent achteraan.–26
Ik haat het als de dingen traineeren & verkeerd loopen.
En is ’t niet iets fataals, dat geforceerde overal evenzeer afmaken (wat men afmaken noemt!), overal dat vervelende eenzelfde grijslicht in plaats van licht en bruin – kleur-locale, kleur in plaats van toon.– Zijn dat geen deplorable dingen – en is het toch niet zoo.  3v:10 Enfin – deze dingen vind ik verkeerd omdat ik b.v. Israels zoo goed vind. omdat er zoo veel nieuwe zoowel als oude schilders zijn waar men mee dweepen kan.
Ik had reeds eerder moeten bedenken dat ik U hoogstwaarschijnlijk met dit schrijven verveel.– Maar ik heb hier nu eenmaal niet aan gedacht, mijnerzijds kan ik zeggen dat ik wou gij mij Uw impressies van dingen op de Louvre of Luxembourg of van ergens anders schreeft.
Schrijf eens spoedig als ge wilt – en weet dat ’t eind van mijn maand geducht bar is. Toch ik ben blij ginder geweest te zijn, al is ’t op een moment dat de uitgaaf me minder dan ooit convenieert. Wat dat betreft – tegen Nieuwe jaar zal ik ’t zeer lastig hebben b.v., maar enfin – wie niet waagt wie niet wint, en ik heb er desnoods vrede mede altijd in moeielijkheden te zijn als ’t ter wille van ’t schilderen is.– Gegroet, hoop ge in orde mijn bezending zult krijgen.– Er is een boek van de Goncourt over: Chardin, Boucher, Watteau en Fragonard – ik moet dat lezen, hebt gij of een van Uw kennissen het.–27 ’k denk wel van niet, maar weet gij soms of ’t al dan niet bijzonder belangrijk is.– Gegroet.

b. à t.
Vincent

top