Deze week ben ik in Amsterdam geweest – ik heb er haast geen tijd gehad om iets anders te zien dan ’t museum.1
ik was er 3 dagen, dinsdag gegaan, Donderdag terug. Resultaat is dat ik zeer blij ben coute qui coute gegaan te zijn en dat ik mij voorstel niet meer zoolang te zijn zonder schilderijen te zien.
Ik had om de kosten ’t al uitgesteld & uitgesteld, dat & zooveel anders.– Maar het is veel beter dat ik me niet langer verbeelden kan dit de manier zou zijn. Ik heb er te veel aan – voor mijn werk, en als ik de oude schilderijen bekijk die ik wat techniek betreft heel anders ontcijferen kan dan vroeger – dan heb ik misschien overigens al bitter weinig behoefte aan conversatie.
Ik weet niet of ge U herinnert dat links van de nachtwacht,2 dus als pendant van de Staalmeesters3 een Schij hangt – mij was ’t tot heden onbekend – van Frans Hals en P. Codde. een 20tal officieren ten voeten uit.–4 Hebt ge daarop gelet???5 ’t is anders op zich zelf, vooral voor een colorist, alleen om dat Schij de reis naar Amsterdam wel waard.– Daar is een figuur op, het figuur van den vaandrig geheel in den linker hoek tegen de lijst vlak aan.–
1v:2 Dat figuur is van top tot teen in grijs, laat ik ’t noemen parelgrijs – van een eigenaardig neutralen toon – denkelijk verkregen met oranje & blaauw zoo gemengd dat ze elkaar neutraliseeren – door die grondtoon te varieeren op zich zelven – door ’t hier wat lichter te maken, daar wat donkerder, is met èèn zelfde grijs als ’t ware ’t heele figuur geschilderd.– Doch de leeren schoenen anders van stof als de beenkleederen, die anders dan de broeksplooien, die anders dan ’t wambuis – andere stof uitdrukkende, zeer anders van kleur onderling – toch alles in een familie van grijs – wacht nu–!
In dat grijs gaat hij nu blaauw brengen en oranje – en wat wit.–
’t wambuis heeft satijnen strikken van een goddelijk zacht blaauwtje. Sjerp & vlag oranje – een witte kraag.
Oranje blanje bleu, zoo als de nationale kleuren waren toen.–6 Oranje & blaauw tegen elkaar, die meest heerlijke gamma – op een fond van een grijs savant gemengd,
1v:3 juist door die twee laat ik ze noemen polen van elektriciteit (altijd in zake kleur) te vereenigen zoo dat ze elkaar vernietigen, tegen dat grijs een wit. Verder in dat schij doorgevoerd – andere oranje gammas tegen ander blaauw, verder de heerlijkste zwarten tegen de heerlijkste witten – de koppen – een twintig – tintelend van geest & leven, en gedaan! en een kleur! de tournures superbe van al die lui ten voeten uit. Maar die oranje blanje bleu vent in den linker hoek – – ...... ik heb zelden goddelijk mooier figuur gezien – – Het is iets eenigs.–
Delacroix zou er mee gedweept hebben – maar gedweept tot in ’t oneindige.–
Ik stond er van geworteld op de plek letterlijk. Nu ge kent de zanger, die lachende vent – buste in een groenachtig zwart met carmijn.–
Ge kent de buste van den man in ’t geel – citron amorti – wiens gelaat door oppositie van toonen gedurfd & meesterlijk brons is, wijnroodachtig (violet?).8
Burger heeft over de Jodenbruid van Rembrandt geschreven9 zóó als hij schreef over Delftsche v.d. Meer,10 zoo als hij schreef over den zaaier van Millet,11 zoo als hij schreef over Frans Hals12 – zich overgevende & zich overtreffende.– De staalmeesters is volmaakt, is – de mooiste Rembrandt – doch die jodenbruid – niet zoo geteld – wat een intiem, wat een oneindig sympathiek schilderij, geschilderd – d’une main de feu.–13 Ziet ge, Rembrandt in de Staalmeesters is trouw aan de natuur, al gaat hij ook daar en altijd in het hoogere – in ’t allerhoogste – oneindige. Maar toch – Rembrandt kon nog iets anders – als hij niet trouw hoefde te zijn in ’t letterlijke zóó als bij portret – als hij mocht – dichten – poeet d.i. Schepper zijn.– Dat is hij in de Jodenbruid.– Wat zou Delacroix dat Schij juist ook hebben begrepen.– Wat een nobel sentiment, grondeloos diep.– Il faut être mort plusieurs fois pour peindre ainsi14 – is daar wel op toepasselijk. Doch – over de schilderijen van Frans Hals kan men spreken, hij blijft altijd – op aarde. Rembrandt gaat zoo diep in ’t mysterieuse dat hij dingen zegt waarvoor in geen taal woorden bestaan.15 Het is teregt dat men zegt van Rembrandt – magicien16 – dat is geen makkelijk beroep.–
ik heb verscheiden stillevens ingepakt die ge volgende week ontvangen zult met nog twee souvenirs van Amsterdam die ik in de vlugt nog snapte & ook een paar teekeningen.–17 zal U binnen kort ook sturen een boek van de Goncourt – Cherie.–18 de Goncourt is altijd mooi en zijn manier van werken zoo trouw en er is zoo op gesjouwd.
Ik zag twee schilderijen van Israels in Amst., namelijk de Visscher v. Zandvoort en – een van zijn allerlaatsten, eene oude vrouw, in elkaar gebogen als een pak lorren, bij eene bedstede waar ’t lijk van haar man in ligt.19 Beiden vond ik weer meesterlijk.– Laat men lullen van techniek wat men wil met pharizeesche holle schijnheilige woorden – de ware schilders – laten zich leiden door die conscientie die men sentiment noemt, hun ziel, hun hersenen zijn niet voor ’t penseel maar ’t penseel is voor hun hersenen. Ook is het doek bang voor een echt schilder en niet de schilder bang voor ’t doek.
Ik zag in Amst. nog schilderijen van nu tegenwoordig, Witkamp20 en anderen. Witkamp is wel de beste, doet denken aan Jules Breton, anderen die ik op ’t oog heb doch niet noemen zal, die veel met wat zij techniek noemen – schermen – vond ik voor mij juist in ’t technische ZWAK. Ge weet – al die koude, grijze toonen die zij meenen gedistingueerd zijn en die plat zijn en droogklooterig kinderachtig gemengd.– Tegenwoordig, ten gerieve van de schilders die werken in wat zij denken een gedistingueerd licht gamma is, vervaardigt men opzettelijke verven bestaande uit – de gewonen met puur wit gemengd.– Bah.–
Hoor eens – de techniek, de kleurmenging, het modelé van de visscher van Zandvoort bij voorbeeld, is in mijn oog Delacroix achtig en superbe, en de hedendaagsche koude, platte grijzen – beteekenen van techniek niet veel, worden verf en Israels is buiten de verf.–21 Weet wel – ik spreek niet van Jaap Maris, Willem Maris, Mauve, Neuhuys, die ieder in zijn eigenaardig gamma werken op de goede manier – Blommers &c.
2v:7 Maar de school van die meesters, hun volgelingen, Theo – ik vind dat ze dun worden.
De herder van Decamps is toch een meesterstuk23 – herinnert ge U de Meissonnier – een schets – van een sterfbed.–24 de Diaz.–25 Nu, Bosboom,26 Waldorp,27 Nuyen,28 Rochussen,29 de oorspronkelijke lui van die periode van 40 jaar terug, ik zie ze altijd graag. Rochussen heeft een entrain als Gavarni.
De stillevens die ik U stuur zijn studies voor kleur. Ik ga er nog meer maken – meen niet dit nutteloos is.– Zij zullen over een tijdje inschieten maar over een jaar b.v. zullen zij beter zijn dan nu. als zij in ’t hart eerst droog zijnde een stevig vernis krijgen. Als gij met punaises een groot aantal van mijn studies, zoowel van de vroegeren als van deze, tegen een muur van uw kamer hangt – door elkaar maar – dan zult ge zien, geloof ik, dat er verband is tusschen die studies, dat de kleuren goed doen naast elkaar.–
Van – te zwart – gesproken – ik ben er heel blij om, te meer naarmate ik meer van de schilderijen in koud kinderachtig gamma zie – dat ze mijn studies te zwart vinden.–30
Zie de Visscher van Zandvoort eens, en waar is die mee geschilderd, is die geschilderd met rood, met blaauw, met geel, met zwart en wat vuil wit, met bruin (alles goed gemengd & gebroken) of niet. Als Israels zegt dat men niet zwart moet zijn bedoelt hij zeker nooit dat wat ze er nu van maken, hij bedoelt dat men kleur geve in de schaduwen, maar dat sluit geen enkele gamma, hoe laag ook, ook die der zwarten en bruinen en diepe blaauwen, natuurlijkerwijs juist niet uit.–
Maar wat hoeft men er over te denken – ’t is beter te denken aan Rembrandt, aan Frans Hals, aan Israels, dan aan die fatsoenlijke magteloosheid.
Ik schrijf U vrij lang – al gelooft gij misschien niet dat wat ik zeg van de kleuren, en al vindt ge me pessimistisch wanneer ik zeg dat veel van wat men fijn grijs noemt heel leelijk grijs is, al vindt ge me pessimistisch of nog erger wanneer ik ook het gladde acheveeren van gezigten, handen, oogen afkeur, daar de groote meesters allen anders werkten – misschien dat gaandeweg uw eigen studie van kunst, die gij gelukkig weer terdeeg zijt begonnen, u ook veranderen zal. Ik heb nu nog iets U te verzoeken, die kennis van me in Eindhoven die mee naar Amst. ging,31 heeft bij C.M. gekocht Burger, musees de la Hollande, v.d. Hoop & Rotterdam, maar C.M. mankeerde het eerste deel, Museesde la Haye & d’Amsterdam.32 We moeten dat echter hebben. ’t is uitverkocht doch ge zult er nog wel een opscharrelen en hij wil er desnoods wel b.v. frs 10 voor geven doch natuurlijk liever goedkooper.– Ik zal U dadelijk sturen wat ’t U kost daar het voor hem is en hij ’t mij heeft opgedragen op die conditie. Wilt ge dus daar eens uw best voor doen.– Als ge ’t vindt, lees ’t zelf eerst nog eens door – want het is zoo mooi.
De twee plankjes die ik in Amst. schilderde zijn in vliegende haast gedaan, ’t een nota bene in de wachtkamer van ’t station toen ik wat te vroeg voor den trein was, ’t andere s’morgens voor ik tegen 10 uur naar ’t museum ging. Toch stuur ik ze U bij wijze van tegeltjes waar men met eenige vegen iets opgegooid heeft.–
Wat het einde van deze maand betreft – kerel ik heb mij uitgeput letterlijk – hoe moet het er mee gaan.– Kunt gij er niet een twintig francs bij doen of wat het ook zij. Ik moet ook weer verf betalen volgende maand, 1 Nov. f. 25 huur.
Wat relaties voor mijn werk betreft – ik heb nog iemand gesproken en als ik ooit weer ga neem ik werk mede. Er is een algemeene slapheid die wat betreft gelegenheid vinden tot exposeeren ’t MAKKELIJK GENOEG MAAKT.
LAAT ONS HEEL VEEL SCHILDEREN. willen we een goeden slag slaan is dat de boodschap, juist omdat ’t slap is veel werken – dan kunnen we mogelijk, in plaats dat alle havens ons gesloten zijn, eenmaal – de bezem in den mast voeren.–33 Gegroet.