Back to site

529 To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Wednesday, 19 August 1885.

metadata
No. 529 (Brieven 1990 530, Complete Letters 421)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, Wednesday, 19 August 1885

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b461 V/1962

Date
We have dated the letter on or about Wednesday, 19 August 1885; for this see letter 527, Date.
The present letter provides points of reference that make it possible to establish the order of this letter and letters 527 and 528; it is also clear that they were written on successive days. The letter to Theo of ‘the day before yesterday’ to which Van Gogh refers here (l. 2), is letter 527. He had immediately replied to the letter from Van Rappard he received ‘yesterday’ (ll. 3-4) with letter 528, as we read there in l. 1*.

Ongoing topics
Van Rappard’s reaction to the lithograph of The potato eaters (503)
Theo’s visit to Nuenen (510)

original text
 1r:1
Waarde Theo –
Bij mijn schrijven van eergisteren1 wilde ik nog bijvoegen dat ik gisteren een brief van Rappard heb gehad en onzen twist geheel is opgemaakt, dat hij mij een croquis zond van een groot schilderij van een steenbakkerij dat hij makende is.2 Dit ziet er heel oorspronkelijk uit – wilde men andere schilderijen zoeken die in den zelfden geest zijn, het zou b.v. Meunier wezen van wien gij de mijnwerkers te Antwerpen zaagt.3 Hij heeft een huisje buiten Utrecht gehuurd, voor atelier slechts (en met licht van boven voorzien) bij de steenbakkerij,4 en daar hij ook weder naar Terschelling gaat is hij weer diep in de natuur in en dat is mijns inziens beter dan in stad werken.–
Ik wilde U echter zeggen dat ik hoop dat het met den twist dien wij hebben ook zoo zal afloopen en dat die zal geschikt worden.–  1v:2 Evenmin als ik zijn critiek kan5 accepteeren, evenmin kan ik geheel en al berusten in den tegenwoordigen toestand waarin het werk mij al te zeer belemmerd wordt door mijn finantieele moeielijkheden. Dat te herstellen verlang ik niet van U alleen, maar ik wil eenvoudig dat zamen (en ook niet ik alleen) wij ons best doen de dingen te doen vorderen. Dat het voor U ook moeite is en niet makkelijk, dat weet ik en als zoodanig apprecieer ik het ook gaarne, maar moeite voor een doel doen is geen ongeluk en te strijden hebben is de voorwaarde van alle eerlijke overwinning.–
De kosten bij het schilderen, zij zijn niet altijd te ontwijken en ze niet te maken is soms de beste politiek niet, want er zou niets degelijks van teregt kunnen komen indien men schroomde model of de noodige schilderbehoeften te bekostigen. En waar het voor mij schraler wordt in plaats van beter, is het eindelijk zoo hoog geloopen dat ik bepaald klagen moet.
 1v:3
En ik zeg nog eens, laat ons het schilderzaakje van mij in orde houden want we kunnen vroeger of later het terdeeg nog noodig hebben.
Als er storm aan de lucht is moet men de booten in goeden staat houden. De man die ik nu in den Haag heb, is Leurs, die niet meer in den Practizijnshoek woont maar in de Molenstraat.6
Hij verzoekt mij hem meer dan een schij te zenden om meer dan eene kans te hebben, maar presenteert me zijn twee ramen.7
En daar hij zelf zeer verlegen is om geld zal hij niet tegen wat moeite doen opzien.– Ik stuur hem een paar hutten,8 den ouden toren,9 en kleinere met figuren.–10 En terwijl hij die laat kijken zal ik een paar nieuwen maken om hem aan den gang te houden.–
Een tweede te s’Hage heb ik ook kans over te halen.–11
Maar het komt er voor mij op aan door te kunnen werken.
Ik heb sedert uw vertrek nog een schilderijtje gemaakt, zoo groot als de knollenpluksters in de sneeuw,12 van  1r:4 den korenoogst: een maaier, een vrouw die opbindt, schoven en den molen, zoo als gij de teekeningen zaagt.–13 Een effekt van s’avonds na zonsondergang.
Ook nog studies van interieur.14
Ik stel U nu nog eens voor met Portier en Serret er eens over te praten dat ik er nog al inzit, hun te animeeren te doen wat ze kunnen, dat ik van mijn kant ook weer nieuwe dingen hun zal zien te zenden.
En laat ons zien wij de kist wegkrijgen.15 Ik heb ook nog 3 studies geschilderd van de vrouwtjes in de aardappels, waar gij er reeds de eerste van zaagt.16
Rappard had Wenkebach gesproken en in zijn brief was geen spoor meer van den toon die hij begonnen was aan te slaan. En ofschoon hij eerst naar Terschelling gaat, schrijft hij er over dat hij nog studies hier wil komen halen.a Gegroet en voorspoed U toegewenscht.

b. à t.
Vincent

translation
 1r:1
My dear Theo,
I wanted to add to my letter of the day before yesterday1 that I had a letter from Rappard yesterday, and our quarrel is wholly made up, that he sent me a croquis of a large painting of a brickworks that he’s working on.2 This looks very original — if one wanted to find other paintings in the same spirit, it would be Meunier, say, whose mine-workers you saw in Antwerp.3 He’s rented a small house outside Utrecht, just as a studio (and arranged for light from above) near the brickworks,4 and since he’s also going back to Terschelling he’s deep in nature again, and to my mind that’s better than working in town.
I wanted to tell you, though, that I hope that the quarrel that we have will end like this, too, and that it will be settled.  1v:2 No more than I can5 accept his criticism, can I fully resign myself to the present situation in which my work is held up so badly by my financial difficulties. I don’t ask you to put this right alone, but I simply want us to do our best together (and not just I alone either) to make headway. It’s an effort for you, too, and not easy; I know that, and as such I appreciate it very much, but making an effort for a goal is no misfortune, and having to fight is the precondition for every honest victory.
The expenses of painting can’t always be avoided, and not incurring them is sometimes not the best policy, because nothing decent could come of it if one hesitated to pay for models or essential painting materials. And since it’s getting harder for me rather than better, it has eventually got to such a pitch that I definitely have to complain.  1v:3
And I say once more, let’s keep my little painting business in order, because sooner or later we might be in sore need of it.
When there’s a storm in the air, one has to keep the boats in good shape. The man I now have in The Hague is Leurs, who doesn’t live in Praktizijnshoek any more but in Molenstraat.6
He’s asking me to send him more than one painting in order to have more than one chance, and is offering me his two windows.7
And since he’s very hard pressed for money himself, he won’t shrink from making an effort. I’m sending him a couple of cottages,8 the old tower9 and smaller ones of figures.10 And while he shows those, I’ll make a few new ones to keep him going.
I’ve also got a chance of persuading a second in The Hague.11
But for me it comes down to being able to go on working.
I’ve made another small painting of the wheat harvest since you left, the same size as the women pulling turnips in the snow:12  1r:4 a reaper, a woman binding sheaves, sheaves, and the windmill, like the drawings you saw.13 An effect in the evening after sunset.
Also more studies of interiors.14
Once again I suggest that you just talk it over with Portier and Serret, say that I’m in quite a fix, encourage them to do what they can, that for my part I’ll see about sending them new things.
And let’s see about getting that crate off.15 I’ve also painted 3 more studies of the women among the potatoes, the first of which you’ve already seen.16
Rappard had spoken to Wenckebach, and in his letter there was no longer any trace of the tone he’d started to take. And although he’s going to Terschelling first, he writes that he wants to come and make more studies here. Regards, and wishing you good fortune.

Yours truly,
Vincent
notes
1. See letter 527.
2. See for Van Rappard’s Workers at the Ruimzicht brickyard : letter 528, n. 1.
3. Theo, whose trip to Nuenen with Andries Bonger had included a visit to Antwerp, must have talked about Constantin Meunier’s painting Returning from the pit, which was exhibited at the World Exhibition. See exhib. cat. Antwerp 1885, p. 34, cat. no. 252 (De ophaling in eene kolemijn in het land van Luik). This was not the first time Van Gogh mentioned Meunier’s work in connection with Van Rappard’s: see letter 496.
4. This was in Jutphaas, a small town to the south of Utrecht, where Van Rappard’s cousin A.C.P.G. van Rappard owned a brickworks.
5. It is possible that Van Gogh wrote ‘kon’ (could) rather than ‘kan’ (can).
6. W.J. Leurs had moved from number 1 Praktizijnshoek in The Hague to number 5 Molenstraat (GAH, Adresboek 1885).
7. This means that Leurs was offering him two shop windows in which to display his work. As far as we know, there is no surviving contemporary photograph of these premises.
8. This reference is too vague for identifications of specific works.
9. This may be the signed The old tower of Nuenen (F 88 / JH 490 ). It cannot have been The old church tower at Nuenen (‘The peasants’ churchyard’) (F 84 / JH 772 ), since Theo already had that painting. Cf. cat. Amsterdam 1999, p. 158 (n. 17).
10. It is not possible to determine which figure pieces Van Gogh had in mind here. Altogether we know of ten painted figure studies from this period. See cat. Amsterdam 1999, pp. 160-163, cat. no. 29 (esp. n. 3).
11. This ‘second’ was the paint seller Furnée: see letter 523.
12. This painting of ‘women pulling turnips’ is not known. Cf. letter 515.
13. This painting of the wheat harvest is not known. There is a single drawing of the subject: Wheatfield with a reaper and a woman binding sheaves (F 1321 / JH 915).
14. We know of various studies of interiors drawn during this period: Woman by the fireplace (F 1223 / JH 894), Woman by a hearth (F 1222 / JH 895), Woman with a kettle by a hearth (F 1293 / JH 896), Woman shelling peas (F 1214 / JH 702 ), Woman by a hearth (F 1218 / JH 701) and Woman by a hearth (F 1288 / JH 797).
15. The crate of paintings intended for the paint supplier Leurs: see letters 527 and 530.
16. It is impossible to say for certain which four studies of women in a potato field Van Gogh is referring to here. He had made the study Two women digging (F 97 / JH 876 ) two days earlier, as we learn from letter 528, and Two women digging (F 96 / JH 878 ) was most probably also one of this series. Van Gogh may also have counted the watercolour Two women digging (F 1296 / JH 877) as one of them.
a. Means: ‘maken’ (make).