1r:1
1Amice Rappard,
1*Uw schrijven ontvang ik zooeven en
2croquis van uw Schij_1 Het is zeker een mooi
3motief & de compositie heb ik niets op tegen
4wat equilibre aangaat_
5Mag ik één ding zeggen – wat ik niet zeggen zou als
6’t schij af was en dus moeielijk te veranderen –
7wat ik wel zeg waar zekere wijzigingen die de
8lijnen niet regardeeren welligt met voordeel kunnen
9aangebracht worden_– Ziehier – het figuur in
10’t midden van ’t schilderij – de vrouw met den hark –
11Goed op zijn plaats/ maar – het opharken
12van de plaats is een actie die dunkt me te
13zeer bijzaak is dan dat een hoofdfiguur ze moet
14verrigten_– Liever zag ik voor mij om die
15'reden ’t figuur midden in – op den voorgrond –
16 steenen dragende (dat eene actie zijnde hier
17zeer expressief en karakteristiek/ gemotiveerd door ’t ensemble)/ ’t figuur
18op ’t tweede plan (dat nu steenen draagt (en een secondaire plaats in de compositie inneemt)) gaf
19ik liever de hark in de hand_2
20Kan dit? in respect tot den gang van ’t werk?
21Indien niet – denk dan eens als ge wilt over
22de kwestie – want mij dunkt ze is niet zonder
23belang – en er zou aanmerking op gemaakt kunnen worden_ Dat ’t figuur overeind staat daar
24'is goed/ maar – zonder de lijnen te veranderen –
25is er geen interessanter actie te verzinnen?–
26Houd me s.v.p. dit ten goede – ik geloof niet
27dat het kwaad doen is/ als een schij in ontwerp
28is zulke dingen in overweging te geven_
29Ik geloof niet dat dit U met geweld
30mijn idees opdringen zij_– Vooral indien
31’t schij groot wordt van afmeting is mijns
32inziens het een kwestie van zeer veel
33belang de acties expressief zijn_– Ik weet
34dat dit is veel eischen – ik weet dat
35de lijnen en het equilibre der lijnen hier
36de wet mogen stellen_
 1v:2
37Maar die lijnen kunnen welligt mooi en rustig
38blijven. Enfin – ik geloof dat het kan wezen
39ik geen ongelijk heb in dit opzigt – en het geldt Uw
40hoofdfiguur – dus ik durfde niet laten te zeggen
41wat mijn impressie was_– Als het niet al te veel
42vergen is zou ik nog in bedenking willen geven
43'eene der steenendraagsters alsdan te laten bukken
44'& de steenen neerleggen/ opdat beiden niet ’t zelfde
45uitrichten_– Maar dit komt op ’t zelfde neer
46aangezien dan twee bukkende figuren zouden
47ontstaan. En dat doet er minder toe après tout_
48Maar de eerste opmerking is wat ik eigentlijk
49vooral voel_
50Wat mijn werk aangaat/ het geval van die aardappeleters
51waarvan gij de lithografie zaagt is een motief dat
52ik trachtte te schilderen/ medegesleept zijnde door de
53eigenaardige verlichting van de groezelige hut_3
54Het staat in een zóó laag gamma
55dat de lichte kleuren/ op wit papier b.v. gesmeerd/
56wel inktvlekken zouden lijkenen – op het doek doen
57ze als lichten wegens de groote krachten die er
58tegen staan/ b.v. pruissisch blaauw
59zoo maar zonder menging er op gezet_– Dat bij
60attentie daarop ik de vorm der torsen uit het oog verloren
61heb is mijn eigen kritiek_– Koppen en handen
62waren echter met veel zorg gedaan en –
63daar die ’t voornaamste waren en de rest geheel
64haast donker (dus als effekt gansch iets anders
65dan de lithografie) ben ik misschien meer te
66excuseeren dan ge denkt dit geschilderd te hebben
67zóó als ik het deed_– En
68trouwens/ het eigentlijke schij is anders ook van
69teekening dan ’t zij de ruwe schets die ik er
70nog van heb4 & die ik in de hut s’avonds bij een
71lampje maakte/ of ’t zij de lithografie.
 1v:3
72Ik wilde U dan nog zeggen dat ik sedert ge hier waart
73een vrij groot aantal koppen schilderde en nog
74al veel figuren van boeren/ spitters/ wieders/ oogsters
75teekende_– Dat bij dat alles hetzij direkt hetzij indirect
76mij bezig hield de groote kwestie – kleur_
77Ik bedoel de breking der kleuren/ rood met groen/
78blaauw met oranje/ geel met violet_– Het steeds
79zamengaan der complementaire kleuren/
80hun invloed op elkaar_– Waarvan de
81natuur even vol is als van licht & bruin.
82Een andere kwestie – waar ik dagelijks me in
83'verdiep – is juist die waarvan gij – ik meen ten
84onregte – beweerdet ik ze verwaarloos: het weergeven
85van den vorm in haar modelé/ haar groote lijnen
86& massas/ waarbij men niet in de eerste maar
87in de laatste plaats aan contour denkt_
88'Zie hierbij een paar croquis van kleine
89composities – die ik beiden geschilderd heb/ ik heb meest in vrij klein formaat
90gewerkt dezen laatsten tijd.–5
91Daar ik mijn attentie blijf concentreeren bepaald
92op de boertjes/ is het landschap een ding
93dat ik regelregt dagelijks van doen heb_
94Toen Wenkebach bij me is geweest had
95ik juist eenige hutten geschilderd.6
96Ik heb inzake houtsneden niets nieuws/
97letterlijk/ dan – 4 groote composities van
98Lhermitte_7
99Die man is voor mij MILLET II
100in den vollen zin van ’t woord/
101ik dweep met zijn werk als met dat van
102Millet zelf_– Ik vind zijn genie
103evenboortig met dat van Millet I_
 1r:4
104Mijn broer is hier geweest nu pas/ hij heeft mij
105enkele dingen verteld betreffende wat in Parijs
106aan de orde van den dag is/ die ik heel gelukkig vind_
107Het succes van de tentoonstelling Eug_ Delacroix_8
108Dan interesseerde mij wat hij vertelde van
109Raffaelli/ een figuurschilder/ en Claude Monet/
110een landschapschilder colorist_9
111Overigens ge zult zelf er ’t uwe van merken – het
112is minder een goude dan wel een ijzeren eeuw
113voor de schilders – ik bedoel/ het is niet precies
114makkelijk om te blijven bestaan ook zelfs maar_
115Ten minste wat mij aangaat/ het is misère
116ouverte – alleen met dat al is mijn moed en
117misschien ook mijn kracht eer meer dan minder
118dan vroeger_– Meen niet gij de eenige zijt
119die meent of meendet, naar ge wilt,
120mij te moeten critiseeren tot algeheele
121omverhaling toe – integendeel het is zoo
122plus minus het eenige wat ik tot nog toe ondervind_
123Juist om die reden dat ge de eenige niet zijt
124of waart die slechts zóó spreekt/ staat Uw
125critiek in verband met andere critiek/ waartegen
126ik mijnerzijds eene convictie van raison
127d’être te hebben voor mijn streven tegen
128over stel – en – meer en meer zal blijven
129stellen_
130De reden waarom ik – ofschoon ik niet
131op mijn zin gestaan heb maar U uw zin heb
132gegeven – de reden waarom ik begon met
133U in overweging te geven – algeheele
134terugname Uwer critiek/ was niet dat
135despotiek ik Uwe meeningen zoude verlangen
136te buigen of te breken_
137In geenen deele was zulks mijn bedoeling/
138ofschoon gij ’t alzoo opvattet.
 2r:5
139Ziehier details die volkomen juist zijn.
140ik heb tegen U uitgevaren over pleisterteekenen
141en zelfs moet ik rondweg bekennen ik er nog
142toe in staat zou zijn_10
143En over andere kwesties – ik kan niet
144altijd bedaard er bij blijven/ het is me
145soms of men me aan mijn lijf komt/
146zóó voel ik me soms vast aan de kwestie
147en zóó is soms mijn overtuiging een stuk
148van mezelf_
149het is waar dat in die lithografie en
150in veel ander werk zeker ook fouten
151zijn. Maar ik zelf bewijs in ander
152werk duidelijk genoeg wat ik zoek dan
153dat men geregtigd zij of te goeder trouw
154wanneer men anders dan in zijn geheel
155en breeder er over oordeelt – rekening
156houdende met het doel & streven – n.l.
157het schilderen van boeren in hun entourage
157a le paysan chez soi_11
158Nu noemt gij dat ensemble van mijn
159werk uiterst zwak en toont lang
160en breed aan de fouten de
161'kwaliteiten overtreffen.
162Zóó over mijn werk/ zóó over mijn persoon_  2v:6
163Welnu en dat accepteer ik niet/
164bepaald niet_
165Het werk in kwestie/ ’t schilderen van de boeren/
166is een zóó zwaar werk dat de uiterst zwakken
167van zelf wel er niet eens aan beginnen.–
168En ik ben er ten minste aan begonnen
169en heb zekere fondamenten gelegd/ wat niet
170precies ’t makkelijkst is van de karwei!
171En in teekenen en in schilderen heb ik sommige
172vaste en nuttige dingen beet/ vaster dan
173ge denkt amice. Maar ik maak steeds wat ik
174nog niet kan om het te leeren kunnen_
175Maar ’t verveelt mij en U hierover
176te schrijven_– Ik eindig met te zeggen/
177de arbeid is moeielijk en wijs is het dat de lui
178die boeren en ’t volk schilderen/ in plaats van te twisten
179'de handen ineen slaan zoo veel maar mogelijk
180is_– Eendragt maakt magt en wat men te
181bestrijden heeft is niet elkaar maar
182die lui welke den voortgang van de idees waarvoor Millet
183en anderen van een vorig geslacht vochten en
184baanbrekers waren/ ook nu nog in deze periode
185in den weg staan.– Niets hindert meer dan
186’t fatale twisten onderling_
187En wat U en mij betreft/ laat dit uit zijn
188want ons doel is één zelfde_
 3r:7
189Maar mijn motief was juist dat Uw streven
190en het mijne/ al zijn die niet hetzelfde/
191evenwel eer evenwijdig loopen dan
192lijnregt tegenovergesteld zijn_– En waar als
193rigting en in principe er punten van overeenkomst
194genoeg zijn en denk ik blijven zullen/
195kwam het mij voor dat Uwe critiek als ensemble
196inconsequent was/ in hare toepassing op mij/
197met het karakter van uw eigen werk_
198Wij hebben met elkaar gemeen dat wij onze
199motieven zoeken in ’t hart van ’t volk
200en dan hebben we gemeen een behoefte –
201om hetzij als doel hetzij als middel – uit
202de werkelijkheid onze studies te halen_
203En dat – is veel gemeen hebben met elkaar_
204En au fond/ of hetzij wat techniek
205van teekenen hetzij wat techniek van schilderen
206aangaat wij tegengesteld zouden zijn/
207ik voor mij ben daar niet van overtuigd_
208Gij zijt mij in veel dingen vooruit/ dat spreek
209ik niet tegen/ maar ik geloof toch gij te
210ver gingt_
211Maar wat hier ook van zij – hetgeen ik
212wenschelijk acht is dat om reden van
213dat als wij willen en het zoeken/ we
214elkaar weerkeerig misschien tot nut
215en tot steun kunnen zijn – en omdat
216eendragt magt maakt – we vrienden
217moeten blijven_
 3v:8
218Wat techniek betreft – ik zoek nog naar veel dingen
219en het gaat mij zóó dat al vind ik er sommigen/
220er oneindig veel overblijft dat ik mankeer_
221Maar – toch weet ik waarom ik werk zooals
222ik werk – en grond mij in mijn zoeken
223op soliden bodem_
224Ik zeide het onlangs nog tegen Wenkebach/
225dat ik geen schilder kende die zooveel
226fouten had als ik – maar dat zulks
227mij met dat al niet overtuigde dat ik
228radicaal verkeerd zou zijn_
229Het is met mij een geval soms als:
230’t product van twee negatieven is positief_
231Neem welke teekening of welke studie
232van me die ge wilt/ juist die welke ik zelf
233met betrekkelijke rust U zou wijzen_
234En – zoowel in de teekening als
235in de kleur of toon zullen fouten
236zijn die een realist niet ligt maken
237zou_– Bepaalde onjuistheden waarvan
238ik zelf overtuigd ben/ die ik des noods zelf
239misschien soms krasser dan anderen zal
240wijzen_– Onjuistheden soms of
241onvolkomenheden_
242'En toch geloof ik dat – al blijf ik steeds
243'werk leveren waarin men/ indien men
244'begeert vooral juist van dien kant en met dat doel het te beschouwen/ fouten kan aanwijzen –
245het een zeker eigen leven en raison
246d’être zal hebben dat die fouten
247overdonderen zal – in het oog van hen die
248karakter en het de dingen door den geest laten gaan apprecieeren_ 3v:9
249En met al mijn fouten zal men mij nog
250zoo makkelijk niet overdonderen als men denkt.
251Ik weet te goed welk doel ik beoog/
252ik ben te vast en zeker overtuigd
253dat ik après tout op een regten weg ben –
254wanneer ik wil schilderen wat ik voel en
255voelen wat ik schilder – dan dat ik
256mij veel bekommer om wat de lui van mij
257zeggen_
258Toch maakt het mij soms het leven zeer moeielijk
259en – ik acht het zeer wel mogelijk sommige
260lui later spijt zullen hebben van dingen die ze
261hetzij van me zeiden hetzij tegenwerking of
262onverschilligheid waar ze me mede donderden_
263Wat ik er tegen doe is mij zóó terugtrekken
264dat ik letterlijk geen andere lui meer zie dan
265– de boertjes – waar ik direkt mee te maken heb
266om ze te schilderen_
267En dit zal mijn systeem blijven en ’t kan
268zelfs best zijn ik binnen kort mijn
269atelier opgeef en in een hut ga wonen/
270zóó dat ik niets meer hoor of zie van
271wie zich beschaafde lui noemen_
273Waar ik tot U zeg en het meen dat ik
274echter wel vrienden wil blijven/ is het
275omdat ik in U een streven zie dat
276ik zeer hoog acht_– Gij gaat
277goed diep in ’t volk en gij hebt wilskracht
278om het door te voeren_– Wanneer ik zeg/
279we kunnen weerkeerig elkaar misschien
280tot nut en tot steun zijn – dan zeg ik zulks  3r:10
281omdat/ in geval gij niet toegeeft aan conventies/
282gij denkelijk als gij meer bekend wordt welligt
283nog meer brutale dingen zult maken en dan
284er een bepaald gevecht kan komen
285met schilderijen van de eene rigting tegen de
286andere_– En in zulk een geval kan het goed
287zijn verschillende schilders eendragtig
288handelen. Van een anderen kant – ik geloof niet
289dat het nutteloos is van gedachten te wisselen en elkaars
290werk te zien_

[sketch A]
291Ziehier nog een derde krabbeltje naar eene
292studie van gisteren.12
293Gegroet – de aanmerking over de
294handeling van de vrouw in ’t midden van
295uw compositie voel ik me gedrongen U in
296consideratie te geven/ overigens vind
297ik de compositie zeer verstandig en
298’t heele plan sympathiek_ Als ge Wenkebach
299ziet/ wil hem s.v.p_ groeten_

300b_ à v_
301Vincent

302Ge ziet aan mijn croquis dat ik voor
303mij me nogal moeite geef juist om
304actie – bezig zijn – iets doen in
305mijn figuurtjes te krijgen.
306ik vind het goed dat op uw compositie er althans één reeds bukt/
307het – aan den gang zijn van het werk is iets misschien wat veel
308verticale lijnen in de compositie moeielijker uit te drukken
309zou maken_


15 voorgrond – < voorgrond
24 veranderen – < veranderen
43 alsdan < aldan
44 opdat < op dat
83 verdiep – < verdiep
83 – ik < ik
88 Zie hierbij < Ziehier bij
161 overtreffen. < over treffen.
179 ineen < in een
242al < al
243 werk leveren < Emphasis added by us..
244 aanwijzen – < aanwijzen
top