dat er noodzakelijk een einde moet komen aan deze zanikerij is in de eerste plaats omdat het veel zou gaan lijken op het dispuut van zekere twee godvruchtige predikanten die over een verschil van meening aangaande de geographische ligging van den weg der zaligheid met zóóveel vuur disputeerden, dat op een gegeven oogenblik als met één zelfde mouvement zij respectievelijk hunne pruiken in elkanders aangezigten wierpen. Die pruiken zouden er bij hooren – en – hoe willen wij met den besten wil van de wereld nu verder komen want wij zijn juist op het critieke punt en noch gij noch ik zijn in het bezit van het onontbeerlijk werptuig in casu.– Ik ben ten einde raad om die reden en het spijt mij zeer dat wij iets zijn begonnen hetwelk wij nu niet bij magte blijken te zijn te kroonen met het einde bovengenoemd – der zaak zoo volkomen waardig.
Ik geloof dat het dispuut een bepaald belachelijken kant heeft en meer en meer krijgen zou, en werkelijk, dat is de reden dat ik er niet verder in wil gaan.– Het is al te absurd.
Wees verstandig en schei er van Uw kant ook mede uit.
Al wat zoo maar in een mensch opkomt, komt maar niet regelregt uit zijn geweten – of Uw geweten u die brieven heeft gedicteerd?– of het uw plicht was ze te schrijven?– wat – zanikerij –
lach er mee.–
Waar ge echter hebt gemeend het Uw plicht was en gemeend uw geweten U er toe drong, zoo wil ik de heele zaak met ap- en dependentie over mijn kant laten gaan en dus
UIT.
Resteert – U te vragen of gij, en indien ja omstreeks welken tijd, er over denkt hier een aantal studies te komen maken.
Ik zou dan zorgen dat gij bij mijne moeder kunt logeeren als gewoonlijk.