1*Vandaag heb ik een bezoek gehad van 2Wenkebach/ een schilder uit Utrecht die dagelijks met 3Rappard omgaat_– Hij maakt landschappen en ik heb 4zijn naam al dikwijls hooren noemen en hij heeft toen tegelijk 5met Rappard een medaille gehad in Londen_–1 Deze heeft 6mijn werk gezien – die hutten die ik voor U heb 7en ook de figuurteekeningen.2
8Ik sprak met hem er over dat ik tot mijn leedwezen 9onaangenaamheden met Rappard gehad had die ik 10me moeielijk anders kon expliceeren dan dat hij met 11andere lui van den Haag over mijn werk geluld had 12en dat/ waar hij bovendien in lang niets had gezien/ 13hij daar zijn hoofd vol gekregen had onwillekeurig.
14Ik liet Wenkebach zien figuren die Rappard 15vroeger goed vond en tevens die van nu er bij/ 16en wees hem hoe ik wel veranderd was in een 17paar dingen en nog meer 18veranderen zou/ maar dat hetgeen ik nu 19zocht zeker niet minder was.
20Toen zeide hij dat hij niet twijfelde of 21Rappard zou terugnemen wat hij mij 22had geschreven_–
23Ik heb hem verder laten zien hoe wat de kleur 24betreft ik geen parti pris heb om altijd donker 25te schilderen. Een paar van de hutten 26zijn zelfs zeer licht_
27Maar dat het mij te doen is om de hoofdkleuren rood/ 28blaauw/ geel/ als grond/ als uitgangspunten 29te nemen en niet grijs_–
30We hebben toen nog al gepraat over kleur en 31hij zeide toen onder anderen dat hij opgemerkt had Jaap Maris 32in oude aquarellen ook rosse/ bruingrijze/ 33roode toonen gebruikte en vrij veel zelfs – 34zoodat als men het naast een van zijn teekeningen 35van nu zou houden het geheel rood er bij wordt. 35aEn zoo ook over Israels.
36Met U dit te zeggen doe ik nu ook misschien meer 37kwaad dan goed omdat het een stuk uit 38een gesprek is en ik er alles eigentlijk bij moest 39zeggen_– Maar wij hebben er al meer over gesproken 40en dan begrijpt ge misschien van zelf het in zijn 41verband_– Om een eerlijk/degelijk coloriet te krijgen/ 42om het vol te houden/ is het – en vooral in dezen 43tijd/ nu imitateurs (niet de meesters zelf) van de groote/ grijze lui 44'meer en meer/ altijd en overal alles licht willen schilderen – 45raadzaam ook in de puissanter gammas 46zich te oefenen en vol te houden ze te gebruiken. 47daar de eigentlijke coloristen zich altijd op de 48kleuren3
49Zoo zei Wenkebach b.v. dat hij dat geval van den 50ouden toren4 met pleizier zag en het buiten de verf5 51vond dat ik verleden jaar schilderde met 52veel bitume er in. Hij vond het geheel oorspronkelijk 53zeide hij. 53aandere oude dingen ook/ die watermolen/6 osseploeg/7 53blaan met herfstboomen.8
54Maar het meest deed me pleizier dat hij de figuren 55goed vond – hij sprak van Milletachtig.– ik weet echter 56zeker dat ik ze nog beter zal krijgen als ik maar 57wat voorspoed heb met de kosten en er krachtig aan 58doorwerken kan_– Ik zit daarover echter 59wel wat in en wat deze maand betreft 60– ik ben absoluut blut – ik heb geen gulden 61meer_–
62Moeielijk zullen we ’t hebben – neem me 63dat niet al te kwalijk want met volhouden 64is er nog een goede kans om later te oogsten 65van wat we zaaien.
66Dat het geld U echter drukt heb ik zorg genoeg over/ 67ik wou ik het voor U wat verligten kon_–
68Als ge naar Holland komt – zou het niet nog eens 69'geprobeerd moeten worden om Tersteeg aan te klampen?– 70Tersteeg is iemand die durft/als hij maar overtuigd 71is – is hij goed ook_– En Mauve eveneens_–
72Als de lui die ’t volhouden om op figuur te blokken 73heel talrijk waren zou ik zeggen/ er is weinig kans 74wat hulp te vinden.–
75Maar zoo heel talrijk zijn die niet – en noodig worden ze 76niet minder dan vroeger.
77Het is voor U alleen moeielijk vol te houden 78en ik kan er niets aan doen om de 79onkosten te verminderen – integendeel/ ik wou ik 80meer model nog nemen kon. Wat te doen?– 81Vechten tegen de bierka moet men ’t niet noemen 82want anderen hebben ’t ook gewonnen en 83wij zullen ’t ook winnen.
84Wat Rappard betreft/ ik heb hem zooeven geschreven ik 85verlang hij ten eene male zijn schrijven terugneemt_9 86Ge ziet echter Theo/ hoe het er op aan komt voet 87bij stek te houden bij ’t werk_
88Ik heb Rappard geschreven dat we waarachtig 89wel iets anders te bestrijden hebben dan elkaar 90en dat op dit moment de lui die boeren en 91’t volk schilderen de handen in elkaar moeten 92slaan omdat eendragt magt maakt_ 93Alleen kan men ’t niet/ althans/ een heele troep 94die ’t eens is kan meer. Houd gij goeden 95moed ook want misschien krijgen we 96meer vrienden en dan wordt het levendiger 97en wordt het geharrewar onderling misschien 98een boerenkrijg tegen dat soort schilders zooals 99men er in alle tegenwoordige jurys nog kan aanwijzen/ 100die als zij konden de idees/ voor welke Millet baanbreker was/ 101ook nu nog zouden tegenhouden. Gegroet – maar als ge kunt/ 102stuur me iets/ al is ’t maar tien francs/ om door den tijd te komen_