1*Dank voor Uw brief en het ingeslotene dat 2juist is wat ik bedoelde en me in staat stelt het eind van 3de maand te werken zoo als in ’t begin van de maand_
4Het deed me veel genoegen te vernemen dat Serret 5de schilder is van wien ge reeds vroeger dingen schreeft 6die ik ook wel degelijk onthouden had, maar de naam 7was me ontschoten_–1 Ik zou U veel meer willen 8schrijven dan ik doen zal in dezen brief, maar 9tegenwoordig als ik ’t huis kom/ staat mijn hoofd 10slecht naar schrijven als ik den heelen dag in 11de zon heb gezeten. Wat betreft hetgeen Serret 12zegt/ ik vind het zelf ook – ik schrijf hem eens 13een woordje omdat ik wel vrienden met hem 14wou worden. Ik werk zoo als ik reeds schreef 15dezer dagen druk aan figuurteekeningen2 – 16ik zal die sturen juist vooral met het oog op 17Serret/ om hem te laten zien dat het ensemble van een figuur en 18den vorm mij verre van onverschillig is_
19Ziet gij Wallis ooit_–3 kan de aquarel van de verkooping4 20soms iets voor hem zijn, als het voor Wisseling iets ware 21dan neemt hij haar nog eer_– Aan Wisseling heb 22ik eens een paar koppen gegeven5 en ook nu pas hem 23die lithographie6 gestuurd. Maar omdat hij geen half woord 24'zelfs antwoordde/ geloof ik dat als ik iets stuurde ik slechts een 25beleediging zou krijgen_–
26Ik had het nu pas weer dat ik van Rappard/ 27met wien ik toch jaren goed ben geweest/ na 28in een maand of 3 niets van hem gehoord te 29hebben in eens een brief krijg zóó uit de 30hoogte en zoo vol beleedigingen en naar 31het mij voorkwam zoo blijkbaar geschreven 32nadat hij in den Haag geweest was/ 33dat ik zoo goed als zeker weet ik hem 34als vriend voor goed kwijt ben_–7
35Het is juist omdat ik eerst in den Haag/ 36dat is in mijn eigen land/ het heb geprobeerd/ 37dat ik volle regt en aanleiding heb al die 38beroerdigheid te vergeten en aan iets anders 39te denken buiten zijn eigen land.
40Gij kent Wallis goed/ dus misschien kondt ge 41het eens ter sprake brengen naar aanleiding 42van die aquarel, doch handel naarmate er gelegenheid 43is. Als ik wat verdienen kon met mijn werk/ 44als we wat vasten grond/ al was het weinig – 45onder de voeten hadden 46om te kunnen blijven bestaan – en 47als dan ooit de lust om werkman te 48worden bij U een vorm aannam – laat 49me zeggen om duidelijk te zijn –
1v:3 50op de manier van b.v./ behoudens 51alle onderscheid in leeftijd &c_ – Hennebeau 52in Germinal – wat zoudt ge dan nog 53schilderen kunnen_–8 De toekomst 54is toch altijd anders dan men denkt/ 55dus men kan nooit met zekerheid het 56weten_– De schaduwzijde van het 57schilderen is dat men als men 58zijn schilderijen niet verkoopt/ toch 59geld moet hebben voor verf en model 60om verder te komen. En die schaduwzijde 61is leelijk. Maar anders – het schilderen 62en m.i. bepaald het boerenschilderen 63geeft gemoedsrust/ al heeft men veel gescharrel 64en beroerdigheid aan den buitenkant van het leven_ 65Ik bedoel/ het schilderen is een t’huis en 66men heeft niet dat heimwee/ dat eigenaardige 67wat Hennebeau had.
68Die passage die ik toen nog opschreef9 69heeft mij erg getroffen omdat letterlijk 70haast ik in der tijd zoo’n verlangen 71had om iets te zijn als een hannikenmaaier10 72of polderwerker_
73En dat ik bleu was van de verveling van 74de beschaving. Het is beter/ men is gelukkiger 75als men – maar zoowat letterlijk – dat ten 76uitvoer brengt – men voelt zich werkelijk 77althans leven_– En het is iets/ s’winters goed 78in de sneeuw/ in den herfst goed in de geele blaren/ 79in den zomer goed in ’t rijpe koren/ in de 80lente goed in ’t gras te zijn_ het is iets/ 81altijd met de maaiers en de boerenmeiden te 82zijn/ s’zomers met de groote lucht er boven/ 83s’winters onder de zwarte schouw_– En te voelen/ 84dat is altijd geweest en dat zal altijd zijn_– 85Men moge dan op stroo slapen/ roggebrood eten/ 86welnu men is er op den duur gezonder door_
87Ik zou meer willen schrijven maar – 88zooals gezegd/ mijn hoofd staat niet naar 89schrijven en ik wilde hier nog een woordje 90voor Serret insluiten dat ge maar eens lezen 91moet/ daar ik er in schrijf over wat 92ik wilde sturen binnen kort/ juist vooral omdat 93ik Serret mijn bepaalde figuurstudies eens wil 94laten kijken. Gegroet,
96Serret moge ’t met U eens zijn dat goede dingen maken en 97verkoopen geheel afgescheiden zijn_– Toch is er niets 98van aan_– Toen Millet gezien werd eindelijk door ’t publiek/ zijn werk bij elkaar – toen 99was het publiek en te Parijs en te Londen enthousiast_– En wie waren het geweest 100die in ’t licht hadden gestaan en Millet geweigerd – de handelaars – de kenners 101zoogenaamd &c.–11 Ik vraag U/ zou een Mouret zoo iets gezegd hebben/ om 102over handel te blijven spreken?12