Back to site

503 Anthon van Rappard to Vincent van Gogh. Utrecht, Sunday 24 May 1885.

metadata
No. 503 (Brieven 1990 507, Complete Letters R51a)
From: Anthon van Rappard
To: Vincent van Gogh
Date: Utrecht, Sunday 24 May 1885

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b8383 V/2006

Date
Letter headed: ‘24 Mei ’85’.

Ongoing topic
The death of Mr van Gogh (486)

original text
 1r:1
Utrecht, 24 Mei ’85

Amice!

Het deed me veel genoegen weêr een teeken van leven van je te ontvangen, al was dat teeken niet heelemaal zooals ik het wel had willen hebben.
De tijding van den dood van je vader kwam zóó onverwacht dat ik erg naar eenig nader bericht verlangde, dat echter niet gekomen is. Als ik me goed herinner was alleen mijn oppervlakkige manier van couranten lezen, waarbij de advertentiën er altijd bij inschieten, oorzaak dat ik die tijding niet het eerst uit het Nieuws van den Dag  1v:2 vernam.1 Ik weet althans wel dat ik zeer, zeer kort na het ontvangen van den formeelen communicatie-brief2 bij een vrind kwam, die het reeds in de Courant gelezen had!
Dacht ge dat ik zóó weinig belang in je vader of in de gebeurtenissen in je huisgezin stelde dat eene gewone beleefdheidsformule ter aankondiging van zóó iets treffends voor die belangstelling genoeg was?
Dan hebt ge u erg vergist.–
Ik kom nog even, in verband met ’tgeen ge me nu gezonden hebt,3 terug op je laatsten brief, waarin je het hebt over de kunst van zich in woorden goed uittedrukken.4
Ik wilde er je op wijzen dat, zoo slecht als ik dat mondeling, zoo goed ik dat  1v:3 schriftelijk kan, indien ik er moeite voor doe. Wat ik je schreef over je manier van werken drukt precies uit wat ik meen – al heb ik dáár nu juist niet veel moeite aan besteed, waarvan alleen een minder mooie stijl het gevolg is geweest! Dat ik me met die meening over je manier van werken vergis, hoopte ik en hoop ik nog; maar juist daarom spijt het me werkelijk in ’tgeen je me nu gezonden hebt eene zoo volkomene bevestiging van mijne opinie te moeten zien, dat ik er zelf van geschrokken ben.
Ge zult me toestemmen dat zulk werk niet ernstig gemeend is.
Ge kunt meer dan dit – gelukkig; maar waarom dan alles even oppervlakkig bekeken en behandeld? waarom de bewegingen niet bestudeerd? nù  1r:4 poseeren ze. Dat kokette handje van die achterste vrouw, hoe weinig waar! en welke betrekking bestaat er tusschen den koffieketel, de tafel en de hand die boven op ’t hengsel ligt? wat doet die ketel toch, hij staat niet, hij wordt niet vastgehouden, maar wat dan? en waarom mag die man rechts geen knie hebben en geen buik en geen longen? of zitten die in zijn rug? en waarom moet zijn arm een meter te kort zijn? en waarom moet hij de helft van zijn neus missen? en waarom moet die vrouw links zoo’n pijpesteeltje met een dobbelsteen er aan tot neus hebben?
En durf je dan nog bij zulk eene manier van werken de namen van Millet en Breton aanteroepen? Kom! De kunst staat dunkt me te hoog om zoo nonchalant behandeld te worden.
Adieu, geloof mij steeds

je vriend
A.G.A. v. Rappard

translation
 1r:1
Utrecht, 24 May ’85

My dear friend!

It gave me great pleasure to receive a sign of life from you again, even if that sign wasn’t entirely as I’d have wanted it to be.
The news of the death of your father came so unexpectedly that I very much wanted some further message, which didn’t come, however. If I remember rightly, my superficial manner of reading newspapers, where the advertisements always go by the board, was the only reason that I didn’t learn the news from the Nieuws van den Dag  1v:2 first.1 At any rate, I know that very, very shortly after receiving the formal announcement,2 I called on a friend who had already read it in the newspaper!
Did you think that I had so little interest in your father or in the events in your family that a common polite formula to announce something so affecting was enough for that interest?
Then you were seriously mistaken.
In connection with what you’ve now sent me,3 I return briefly to your last letter, in which you talk about the art of expressing oneself well in words.4
I wanted to point out to you that, poorly as may I do it verbally, I can do it well  1v:3 in writing, if I take pains. What I wrote to you about your manner of working expresses exactly what I think — even though I didn’t in fact take very great pains with that, but the only consequence has been a less beautiful style! I hoped and I still hope that I’m mistaken in my opinion of your manner of working; but for this very reason I’m really sorry to have to see in what you’ve now sent me so complete a confirmation of my opinion that I myself was shocked by it.
You’ll agree with me that such work isn’t intended seriously.
You can do better than this — fortunately; but why, then, observe and treat everything so superficially? Why not study the movements? Now they’re posing.  1r:4 That coquettish little hand of that woman at the back, how untrue! And what connection is there between the coffeepot, the table and the hand lying on top of the handle? What’s that pot doing, for that matter; it isn’t standing, it isn’t being held, but what then? And why may that man on the right not have a knee or a belly or lungs? Or are they in his back? And why must his arm be a metre too short? And why must he lack half of his nose? And why must the woman on the left have a sort of little pipe stem with a cube on it for a nose?
And with such a manner of working you dare to invoke the names of Millet and Breton? Come on! Art is too important, it seems to me, to be treated so cavalierly.
Adieu, believe me ever

Your friend
A.G.A. van Rappard
notes
1. On Tuesday, 31 March 1885, Mrs van Gogh put a death notice in the paper, announcing the passing of her ‘dearly beloved Husband’ Theodorus van Gogh on 26 March. See Het Nieuws van den Dag, 31 March 1885, page 2.
2. The death announcement sent to family and friends.
3. Van Gogh had sent Van Rappard an impression of the lithograph The potato eaters (F 1661 / JH 737 ); see letter 514).
4. This letter is not known.