Back to site

497 To Theo van Gogh. Nuenen, Thursday, 30 April 1885.

metadata
No. 497 (Brieven 1990 501, Complete Letters 404)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, Thursday, 30 April 1885

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b442 a-b V/1962

Date
Vincent sends Theo his best wishes for his birthday on 1 May, so we have dated the letter Thursday, 30 April 1885.

Ongoing topics
Portier’s opinion of The potato eaters (494)
The move to the studio (490)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Van harte gezondheid & sereniteit U toegewenscht op Uw verjaardag.1 Gaarne had ik tegen dien dag U ’t schij van de aardappeleters2 gestuurd, doch ofschoon het goed vordert, het is nog niet geheel af.
Ofschoon ik in betrekkelijk korten tijd het eigentlijke schij zal hebben geschilderd en grootendeels uit het hoofd, zoo heeft het een heelen winter van studiekoppen & handen schilderen gekost. En wat de enkele dagen betreft waarin ik ’t nu geschilderd heb – het is dan ook een geducht gevecht geweest, maar een zoodanig waar ik veel animo voor heb. Ofschoon telkens ik vreesde dat het er niet op zou komen.– Maar schilderen is ook een “agir-créer”.3
Als de wevers die stoffen weven welke men, meen ik, cheviottes noemt, of ook de eigenaardige Schotsche bont geruite weefsels – dan is het hun zoo als ge weet te doen eigenaardig gebroken kleuren en grijzen te verkrijgen bij de cheviottes – of bij het bont geruit goed de allerfelste kleuren tegen elkander in balans te krijgen zoo dat, in plaats van dat het weefsel rammele, ’t effet produit van ’t patroon op een afstand harmonieus zij. Een grijs dat geweven is uit roode, blaauwe, geele, vuilwitte & zwarte draden dooreen, een blaauw dat – gebroken is door een groenen en een oranje, rooden of geelen draad – zijn heel anders dan effen kleuren – namelijk zij wemelen meer en heele kleuren worden er hard, heel, en levenloos bij.4
Het is echter voor den wever, of liever den ontwerper van ’t patroon of de kleurencombinatie, niet precies altijd makkelijk zijn berekening van ’t aantal draden en hun rigting vast te stellen – evenmin is ’t makkelijk penseelstreken dooreen te weven tot een harmonisch geheel. Als gij bij elkaar zaagt – de eerste geschilderde studies die ik hier te Nuenen komende maakte – en ’t doek van nu – zoudt ge geloof ik inzien dat wat kleur betreft – er leven in de brouwerij gekomen is.
 1v:2
Ik geloof dat de kwestie van de kleurbreking in ’t verband van de kleuren U zelf nog wel eens bezig zal houden.– Want als kunstkenner en beoordeelaar moet men ook dunkt me – zeker zijn van zijn zaak en zekere convicties hebben. Althans voor zijn eigen pleizier en om zich rede te kunnen geven, en tevens men moet in enkele woorden het anderen kunnen uitleggen, die soms bij iemand als gij om licht komen, als zij wenschen iets meer van kunst te weten.
Nu echter heb ik met betrekking tot Portier wel iets te zeggen – natuurlijk is zijn privéopinie mij gansch niet onverschillig en apprecieer ik ten hoogste ook dat hij zeide dat hij niets terug nam van wat hij gezegd had.
Ook hindert het mij niet dat het bleek hij deze eerste studies5 niet opgehangen had.
Maar – als ik een schilderij stuur ook voor hem, als hij wil, gedestineerd, dan kan hij ’t slechts krijgen op voorwaarde van het te exposeeren.–
Wat de aardappeleters betreft – het is een schij dat goed in ’t goud doet, dat weet ik zeker.–6 Doch – ’t zou even zeer goed doen op een muur die met een papier behangen ware dat een diepen toon van rijp koren hadde. ’t Is echter eenvoudig niet te zien zonder die afsluiting er bij.
Tegen een donker fondsa komt het niet tot zijn regt. en vooral niet tegen een vaal fond. En dat is omdat het een kijkje is in een zeer grijs interieur.
In de werkelijkheid staat het ook in een vergulde lijst als ’t ware – daar meer naar den bekijker toe zich zou bevinden  1v:3 den vuurhaard en den schijnsel van ’t vuur op de witte muren – die nu buiten ’t schij vallen maar in de natuur het heele geval achteruit gooien.
Nog eens, men moet het dus afsluiten door iets van een diepe goud- of koper kleur er om heen te plaatsen.
Als ge ’t zelf wilt zien zóó als ’t gezien moet worden, denk daar dan s.v.p. aan. Dat in verband brengen met een goudtoon geeft tevens helderheid aan plekken waar ge die niet zoudt veronderstellen en neemt weg het gemarmerde aspect dat het krijgt als men ’t ongelukkigerwijs tegen een vaal of zwart fond plaatst. De schaduwen zijn geschilderd met blaauw en de goudkleur werkt daarop.
Ik heb het gisteren gebragt bij een kennis van me te Eindhoven die aan ’t schilderen is.7 Over een dag of 3 ga ik het daar uithalen met wat eiwit8 en bij hem nog enkele details wat afwerken. Die man die zelf zeer zijn best doet om schilderen te leeren en zelf ook zoekt een goed koloriet te krijgen, was er bijzonder mede ingenomen. Hij had reeds de studie gezien waarnaar ik de lithographie maakte9 en zeide dat hij niet gedacht had dat ik de kleur en de teekening te gelijk nog zooveel hooger zou hebben opgevoerd. Daar hij ook naar modellen schildert weet hij ook wel wat in een boerenkop of knuist zit, en van de handen zeide hij dat hij nu voor zich zelf een heel ander begrip kreeg om ze te maken.
Ik heb n.l. wel terdeeg er op willen werken men de gedachte krijge dat die luidjes die bij hun lampje hun aardappels eten, met die handen die zij in den schotel steken zelf de aarde hebben omgespit en het spreekt dus van handenarbeid en van – dat zij hun eten zoo eerlijk verdiend hebben.10 Ik heb gewild dat het doe denken aan een gansch andere manier van leven dan die van ons – beschaafde menschen.– Ik zou dan ook volstrekt niet begeeren iedereen ’t zoo maar mooi of goed vond.–
 1r:4
Ik heb den heelen winter lang de draden van dit weefsel in handen gehad en het definitieve patroon gezocht – en indien nu het een weefsel zij dat een ruw en grof aspect heeft, zoo zijn niet te min de draden met zorg en volgens zekere regels gekozen. En het zou wel kunnen blijken het een echt boerenschilderij is. ik weet dat het dit is. Maar wie liever de boeren zoetsappig ziet ga zijn gang.– Ik voor mij ben er van doordrongen dat het op den duur beter resultaten geeft ze in hun ruwheid te schilderen dan conventioneele liefheid er in te brengen.–
Een boeren meisje is mooier dan een dame – m.i. – in haar bestoven en gelapten blaauwen rok & jak die door weer, wind en zon de fijnste nuances krijgt. Maar – trekt ze – een damespak aan dan is het echte er af.– Een boer in zijn bombazijnen pak op ’t veld is mooier dan als hij zondags naar de kerk gaat in een soort van heerenjas.
En eveneens, men zou ongelijk hebben aan een boerenschilderij een zekere conventioneele gladheid te geven m.i. Als een boerenschij ruikt naar spek, rook, aardappelwasem – best – dat’s niet ongezond – als een stal ruikt naar mest – goed, daar is ’t een stal voor – als ’t veld een geur van rijp koren of aardappels of – van guano & mest hebbe – dat is juist gezond – vooral voor stadsmenschen. Aan zulke schilderijen hebben ze iets nuttigs. Maar geparfumeerd moet een boerenschilderij niet worden.– Ik ben nieuwsgierig of gij er iets in vinden zult dat U bevalt – ik hoop het.– Ik ben blij dat juist nu M. Portier gezegd heeft hij zich met mijn werk wil bemoeien, ik van mijn kant iets importanters heb dan de studies alleen. Wat Durand Ruell betreft – al heeft hij de teekeningen niet de moeite waard geacht, laat hem dit schij zien.–11 Laat het hem leelijk vinden – best – maar laat het hem toch kijken – opdat ze zien mogen dat we energie in ons streven hebben. Ge zult echter hooren – “quelle croûte!”12 wees daarop geprepareerd zoo als ik zelf geprepareerd ben.– Doch doorgaan toch met te geven iets echts en eerlijks.
 2r:5
Het schilderen van het boerenleven is iets ernstigs en ik voor mij zoude zelfverwijt hebben als ik niet trachtte schilderijen te maken zóó dat zij serieuse dingen te denken geven kunnen aan wie serieus over kunst en over leven denkt. Millet, de Groux, zoo veel anderen hebben voorbeelden gegeven van karakter en van zich niet storen aan de verwijten van – sâle, grossier, boueux, puant &c. &c., dat ’t schande zou wezen als men ook maar twijfelde.
Neen – men moet de boeren schilderen als zijnde zelf een hunner, als voelende, denkende zoo als zij zelve.
Als niet anders kunnende zijn dan men is.
Ik denk er zoo dikwijls aan dat de boeren een wereld op zich zelf zijn, in veel opzigten zooveel beter dan de beschaafde wereld.
Niet in alle opzigten want wat weten ze van kunst en meer andere dingen?–
Ik heb nog wel eenige kleinere studies – echter kunt ge denken ik door het grootere zoo bezig gehouden ben dat ik weinig anders heb kunnen doen nog bovendien.
Ik zal zoodra ’t geheel af is en droog, het doek in een kistje U maar zenden. en er dan nog wel eenige kleineren bij voegen. Ik denk dat het goed is niet lang te wachten met de zending, daarom zal ik ’t sturen. Waarschijnlijk blijft dan de tweede lithografie er van in den steek.b maar enfin – ik begrijp dat b.v. M. Portier nog versterkt moet worden in wat hij zeide, zoo dat we voor goed als een vriend op hem rekenen kunnen. Van harte hoop ik dat dit lukken zal.
 2v:6
Ik ben zoo geabsorbeerd geweest in ’t schij dat ik letterlijk haast mijn verhuizing zou vergeten, die toch ook bewerkstelligd dient te worden. De zorgen zullen er niet op verminderen voor me maar de levens van alle schilders in dat genre zijn er zoo vol van dat ik ’t ook niet makkelijker zou begeeren te hebben dan zij ’t hadden.– En aangezien ondanks alles zij toch hun schilderijen er op kregen, zullen de materieele moeielijkheden mij ook wel hinderen maar niet vernietigen of verslappen. Enfin.–
Ik geloof dat de aardappeleters wel af zullen komen – de laatste dagen zijn voor een schij altijd gevaarlijk zoo als ge weet, omdat in niet geheel droogen toestand men er met de groote kwast niet meer aan kan komen zonder groote kans ’t te bederven.– En de veranderingen heel bedaard en kalm moeten worden gedaan met een klein penseel. Daarom heb ik eenvoudig het weggebragt en tegen mijn vriend gezegd dat hij maar moest zorgen ik ’t op die wijs niet bedierf en dat ik die kleine dingen bij hem zou komen doen. Gij zult wel zien het oorspronkelijkheid heeft. Gegroet – het spijt me dat ’t niet klaar was tegen heden – nogmaals gezondheid en sereniteit U toegewenscht. geloof me, met een handdruk

b. à t.
Vincent

Vandaag werk ik nog aan enkele kleinere studies die dan tegelijk meegaan. Hebt ge dat Salonnummer nog gestuurd?13

translation
 1r:1
My dear Theo,
Sincere wishes for your good health and serenity on your birthday.1 I would like to have sent you the painting of the potato eaters2 for this day, but although it’s coming along well, it’s not quite finished yet.
Although I’ll have painted the actual painting in a relatively short time, and largely from memory, it’s taken a whole winter of painting studies of heads and hands. And as for the few days in which I’ve painted it now — it’s consequently been a formidable fight, but one for which I have great enthusiasm. Although at times I feared that it wouldn’t come off. But painting is also ‘act and create’.3
When the weavers weave those fabrics that I believe they call cheviots, and also the singular Scottish multicoloured tartan fabrics — then they try, as you know, to get singular broken colours and greys in the cheviots — or to get the very brightest colours in balance against one another in the multicoloured tartans so that, rather than the fabric clashing, the overall effect of the pattern is harmonious from a distance. A grey that’s woven from red, blue, yellow, off-white and black threads, a blue that — is broken by a green and an orange, red or yellow thread — are very different from plain colours — that is, they vibrate more and make whole colours look harsh, whole, and lifeless.4
However, it’s not always exactly easy for the weaver, or rather the designer of the pattern or the colour combination, to work out his calculation of the number of threads and their direction — nor is it easy to weave brushstrokes together into a harmonious whole. If you saw the first painted studies that I made when I came here to Nuenen — and the present canvas — side by side — I think you’d see that as far as colour is concerned — things have livened up.  1v:2
I think that the question of the breaking of colours in the relationships of the colours will occupy you too one day. For as an art expert and critic, one must also, it seems to me — be sure of one’s ground and have certain convictions. At least for one’s own pleasure and to be able to give reasons, and at the same time one must be able to explain it in a few words to others, who sometimes turn to someone like you for enlightenment when they want to know something more about art.
Now, though, I have something to say about Portier — of course his private opinion isn’t at all a matter of indifference to me, and I also appreciate to the utmost that he said that he took back nothing of what he’d said.
Nor does it concern me that it appeared that he hadn’t hung these first studies.5
But — if he also wants me to send a painting destined for him, then he can only have it on condition that he exhibits it.
As regards the potato eaters — it’s a painting that looks well in gold, I’m sure of that.6 Still — it would do equally well on a wall hung with a paper that had a deep tone of ripe wheat. It simply mustn’t be seen, though, without this enclosure to it.
It does not appear to advantage against a dark background, and particularly not against a dull background. And this is because it’s a glimpse into a very grey interior.
In reality, it’s also in a gilt frame as it were — since the hearth and the light from the fire on the white walls —  1v:3 which now lie outside the painting but in real life throw the whole thing backwards — would be closer to the viewer.
Once more, one must enclose it by placing something in a deep gold or copper colour around it.
Please bear that in mind if you want to see it as it should be seen. This association with a gold tone at the same time brings brightness to areas where you wouldn’t expect it and takes away the marbled look that it gets if one unfortunately places it against a dull or black background. The shadows are painted with blue, and the gold colour works with that.
Yesterday I took it to an acquaintance of mine in Eindhoven, who is painting.7 In 3 days or so, I’ll go over there and lift it with a little white of egg8 and finish off a few details. This man, who is himself doing his very best to learn to paint and is himself also trying to find a good colour palette, was extremely taken with it. He’d already seen the study from which I made the lithograph,9 and said that he hadn’t thought that I could have raised the level of both the colour and the drawing so much higher. Since he also paints from models, he also knows very well what a peasant’s head or fist entails, and as to the hands, he said that he now had a very different concept of how to do them himself.
You see, I really have wanted to make it so that people get the idea that these folk, who are eating their potatoes by the light of their little lamp, have tilled the earth themselves with these hands they are putting in the dish, and so it speaks of manual labour and — that they have thus honestly earned their food.10 I wanted it to give the idea of a wholly different way of life from ours — civilized people. So I certainly don’t want everyone just to admire it or approve of it without knowing why.  1r:4
I’ve had the threads of this fabric in my hands the whole winter long, and searched for the definitive pattern — and if it’s now a fabric that has a rough and coarse look, nevertheless the threads were chosen with care and in accordance with certain rules. And it might well prove to be a real peasant painting. I know that it is. But anyone who would rather see insipidly pretty peasants can go ahead. For my part, I’m convinced that in the long run it produces better results to paint them in their coarseness than to introduce conventional sweetness.
A peasant girl is more beautiful than a lady — to my mind — in her dusty and patched blue skirt and jacket, which have acquired the most delicate nuances from weather, wind and sun. But — if she puts — a lady’s costume on, then the genuineness is lost. A peasant in his suit of fustian in the fields is finer than when he goes to church on Sundays in a sort of gentleman’s coat.
And likewise, one would be wrong, to my mind, to give a peasant painting a certain conventional smoothness. If a peasant painting smells of bacon, smoke, potato steam — fine — that’s not unhealthy — if a stable smells of manure — very well, that’s what a stable’s for — if the field has an odour of ripe wheat or potatoes or — of guano and manure — that’s really healthy — particularly for city folk. They get something useful out of paintings like this. But a peasant painting mustn’t become perfumed. I’m curious as to whether you’ll find anything in it that you like — I hope so. I’m glad that now, just as Mr Portier has said he wants to handle my work, I for my part have something more important than the studies alone. As to Durand-Ruel — although he didn’t think the drawings worthwhile, show him this painting.11 He may think it ugly — very well — but let him see it anyway — so that they may see that we’re putting energy into our endeavours. However, you’ll hear — ‘what a daub!’;12 be prepared for that as I’m prepared myself. But nonetheless go on giving something genuine and honest.  2r:5
Painting peasant life is a serious thing, and I for one would blame myself if I didn’t try to make paintings such that they give people who think seriously about art and about life serious things to think about. Millet, Degroux, so many others, have set examples of character, of taking no notice of the reproaches of — nasty, crude, muddy, stinking &c. &c., that it would be a disgrace if one were even to have misgivings.
No — one must paint the peasants as if one were one of them, as feeling, thinking as they do themselves.
As not being able to be other than one is.
I so often think that the peasants are a world in themselves, so much better in many respects than the civilized world.
Not in all respects, because what do they know of art and many other things?
I do still have a few smaller studies — you can imagine, though, that I’ve been kept so busy with the larger one that I’ve been able to do little else besides that.
As soon as the whole thing is finished and dry, I’ll just send the canvas to you in a small crate, and then put a few smaller ones in with it. I think it’s best not to delay sending it for too long, which is why I’ll send it. Then the second lithograph of it will probably have to be abandoned. But still — I understand that Mr Portier, for instance, must be confirmed in what he said, so that we can count on him as a friend for ever. I sincerely hope this will succeed.  2v:6
I’ve been so absorbed in the painting that I’ve literally almost forgotten my move, which nonetheless also has to be done. It won’t reduce my concerns, but the lives of all painters in that genre are so full of them that I wouldn’t want to have things any easier than they had them. And since, despite everything, they still got their paintings done, the material difficulties will also hinder but not destroy or weaken me. Anyway.
I believe that the potato eaters will come off — the last days are always hazardous for a painting, as you know, because one can’t touch it with a large brush when it isn’t completely dry without a great risk of spoiling it. And the changes have to be made very coolly and calmly with a small brush. This is why I simply took it away and said to my friend that he just had to make sure that I didn’t spoil it in that way, and that I’d come do those small things at his place. You’ll see that it has originality. Regards — I’m sorry it wasn’t ready for today — again wishing you health and serenity, believe me, with a handshake

Yours truly,
Vincent

Today I’ll work on a few smaller studies, which will then go at the same time. Did you ever send that Salon issue?13
notes
1. Theo was 28 on 1 May 1885.
2. The potato eaters (F 82 / JH 764 ).
3. ‘But ... “act and create”’ (‘Maar ... “agir-créer”’) was added later; ‘agir-créer’ is taken from the passage in Zola’s Au bonheur des dames that Van Gogh had copied out in letter 464.
4. This view derives from what Van Gogh had read in Blanc’s Grammaire des arts du dessin. See exhib. cat. Amsterdam 1993, p. 60.
5. Portier knew the drawing The potato eaters (F 1226 / JH 736) and the lithograph The potato eaters (F 1661 / JH 737 ).
6. See also letter 489 for the recommendation to present the relatively dark paintings against a gold background. In Les maîtres d’autrefois, which Van Gogh had read not long before this (letter 450), Fromentin observed that Ruisdael’s The mill at Wijk bij Duurstede , composed of ‘deep browns and sombre slate-grey colours’ (bruns foncés et de couleurs ardoisées sombres) with a ‘single glimmer in the centre of the picture’ (seule lueur au centre du tableau) looked so ‘marvellous in gold’ (merveilleux dans l’or) (see Fromentin 1902, chapter 7, p. 255; Fromentin’s italics).
a. Read: ‘Fond’ (ground).
7. Anton Kerssemakers; referred to later in the letter as ‘my friend’.
8. Van Gogh did not use white of egg, however, he used resin varnish – he probably coloured this ‘heightening varnish’ (to bring up the duller areas) with bitumen. See exhib. cat. Amsterdam 1993, pp. 55-57.
9. The study The potato eaters (F 78 / JH 734 ); the lithograph of this is The potato eaters (F 1661 / JH 737 ).
10. This description has been linked to a passage in Millet’s biography, where Sensier, in reference to the painting L’homme à la houe (Man with a hoe), speaks of peasants who ‘spare others the need to sow, plough and harvest in order to live, and thus deserve not to go short of the bread which they have sown’ (épargnent aux autres hommes la peine de semer, de labourer et de recueiller pour vivre, et méritent ainsi de ne pas manquer de ce pain qu’ils ont semé’). Here Sensier is quoting La Bruyère, Les caractères de Théophraste (1688). See Sensier 1881, pp. 237-238; exhib. cat. Amsterdam 1993, pp. 36-37, and exhib. cat. Paris 1998, p. 50.
11. Paul Durand-Ruel dealt in progressive art, so Theo knew him as a fellow art dealer.
12. These words must have been inspired by Jean Gigoux’s comment on a work by Delacroix in Causeries sur les artistes de mon temps: ‘The picture was exhibited and criticism followed immediately: “What a daub!... But it’s not finished!... And the shadows are not blended’ (Le tableau fut exposé et, aussitôt, les critiques d’aller leur train: “Quelle croûte!... Mais ce n’est pas fini!... Mais les ombres ne sont pas fondues”) (Gigoux 1885, p. 66).
b. Means: ‘blijft onuitgevoerd’ (remains undone).
13. Theo must have promised to send the special issue of L’Illustration about the Salon, which came out on 25 April 1885 (no. 2200); it had 48 pages and cost 2 francs. He sent it at the beginning of May (letter 500).