Back to site

493 To Theo van Gogh. Nuenen, Monday, 13 April 1885.

metadata
No. 493 (Brieven 1990 496, Complete Letters 400)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, Monday, 13 April 1885

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b438 V/1962 (sheet 1), present whereabouts unknown (sheet 2)

Date
Van Gogh writes that he has been to Eindhoven ‘today’ (ll. 24-25) where he met ‘an acquaintance’; this was Anton Kerssemakers. Since he said in letter 491 that he would go either on Saturday, 11 or Monday, 13 April, but on the Saturday he had worked on The potato eaters all day (ll. 7-8), the present letter must have been written on Monday, 13 April 1885.

Ongoing topics
Preparations for The potato eaters (490)
The move to the studio (490)

Sketch

  1. The potato eaters (F 1226 / JH 736), enclosed sketch (present whereabouts unknown)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Hartelijk dank voor Uw aanget. brief van gisteren & het ingeslotene. Ingevolge er van schrijf ik weer dadelijk eens & sluit hierbij in een krabbel, meer precies dan de vorige, naar mijn laatste studie.1
Ik heb haar niet zóó ver kunnen doorwerken als mijn voornemen was geweest. ik schilderde er 3 dagen aanhoudend van vroeg tot laat aan door en Zaturdagavond begon de verf reeds in een toestand te raken die het verder werken niet toeliet. tenzij ze eerst geheel gedroogd zij.
Ik ben heden naar Eindhoven geweest om een klein steentje te bestellen,2 daar dit de eerste moet worden van een serie lithografies die ik voornemens ben weer te beginnen. Toen ge hier waart vroeg ik U naar de kosten van reproductie met ’t procedé G&Cie. Ge zeidet toen meen ik frs 100.–
Welnu – het oude – nu zoo weinig in tel zijnde gewone lithografisch procedé is toch – vooral te Eindhoven misschien – heel wat goedkooper.
Ik krijg nu gebruik van den steen – greinen,3 papier & drukloon voor 50 ex., voor f 3.- Ik denk te maken een serie motieven uit het boerenleven, enfin – les paysans chez eux.–
Heden deed ik een prachtige wandeling van uren ver met een kennis van me4 van wien ik U de eerste aquarel van een figuurtje liet zien.–
Ik zeg niet dat er b.v. in Bretagne, b.v. te Katwijk, b.v. in de Borinage niet nog aangrijpender natuur is en meer dramatisch – ja – maar niet te min – de heide en de dorpen hier zijn toch ook zeer mooi en er eenmaal zijnde zie ik er een onuitputtelijke ressource voor motieven uit het boerenleven in – en de kwestie is maar – aangrijpen – werken.– Ik heb groote lust weer aquarellen & teekeningen te gaan maken ook – en als ik in mijn atelier woon zal ik s’avonds daarvoor wel tijd maken.–
 1v:2
Het deed mij enorm veel genoegen dat gij die frs. 100. zondt.– Zooals ik zeide, het was absoluut noodzakelijk ik eenige dingen betaalde – en dat preoccupeerde mij.– Het is echter niet dat de lui mij lastig vielen doch omdat ik wist dat zij er om verlegen waren. En daarom schreef ik dat ik misschien in de noodzakelijkheid zou wezen bij de regeling der zaken iets af te houden.5
Maar dat vervalt nu – ofschoon ik U wel zeggen kan ik zeker weet het jaar heel bar zal zijn.–
Maar ik denk maar aan wat Millet zeide: “Je ne veux point supprimer la souffrance car souvent c’est elle qui fait s’exprimer le plus énergiquement les artistes”.6
Ik denk te verhuizen tegen 1 Mei – ofschoon natuurlijk het wel is met Moe en de zusters – toch zie en voel ik het zóó pour le mieux is – want op den duur zou het zamenleven bezwaarlijk houdbaar zijn.– Wat ik niet aan hun persoonlijk noch ook aan mij persoonlijk zoozeer toeschrijf dan wel veeleer aan het onvereenigbare van de idees van menschen die een stand ophouden en – een boeren schilder – die daar niet aan denkt.
Als ik zeg dat ik een boerenschilder ben, dat is werkelijk zoo en zal U wel meer blijken in ’t vervolg, ik voel mij t’huis daar. En ’t is niet voor niets dat ik bij de mijnwerkers en de turfboertjes en de wevers & boeren hier zooveel avonden bij ’t vuur heb zitten peinzen – tenzij ik geen tijd had om te denken – door het werken.– Door op alle uren van den dag voortdurend het boerenleven te zien ben ik er zoo ingeraakt dat werkelijk ik aan niets anders haast ooit denk.
 1v:3
Ge schrijft, dat de stemming van ’t publiek – n.l. onverschilligheid – tegenover ’t werk van Millet – zooals ge in de gelegenheid waart pas op die expositie te zien7 – niet bemoedigend is, noch voor de artisten noch voor hen die schilderijen moeten verkoopen.– Dat ben ik eens – doch Millet zelf heeft dat gevoeld & geweten – en mij trof zoo bij ’t lezen van Sensier zijn gezegde van ’t begin van zijn carriere, dat ik me niet woordelijk herinner doch wel de beteekenis er van n.l.: “dat (n.l. die onverschilligheid) zou erg genoeg voor me zijn als ik behoefte aan mooie schoenen en een heerenleven had – doch – ‘puisque j’y vais en sabotsje m’en tirerai’”.–8 En dat is ook uitgekomen.–
Wat ik dus niet hoop te vergeten is dat – “il s’agit d’y aller en sabots”, n.l. tevreden te zijn in zake eten, drinken, kleeding, slapen, met waar de boeren tevreden mee zijn.–
Dat deed Millet – en – trouwens begeerde niet anders – en dat maakt dat in mijn oog als mensch hij aan de schilders een weg heeft gewezen die b.v. Israels & Mauve, die nogal weelderig leven, niet wijzen, en alweer zeg ik – Millet is – VADER Millet, n.l. raads- en leidsman in alles, voor de jongere schilders. De meesten die ik ken echter van hen (maar ik ken er niet veel) zouden daar voor bedanken.– wat mij betreft – ik denk er zoo over en geloof ten eenemale wat hij zegt.– Ik spreek wat uitvoerig over dit woord van Millet juist omdat gij schrijft over de kwestie dat als stadbewoners boeren schilderen, hun figuren, al zijn ze prachtig geschilderd, onwillekeurig toch aan de faubourgs van Parijs doen denken.–
 1r:4
Ik heb die impressie ook wel eens gehad (ofschoon de vrouw die aardappels rooit van B. Lepage beslist een uitzondering maakt m.i.)9 maar zit hem dat niet juist daarin dat de schilders zoo dikwijls niet diep genoeg in ’t boerenleven in zitten persoonlijk. Millet zegt op een anderen keer – dans l’art il faut y mettre sa peau.10
De Groux – dit is één van zijn kwaliteiten – schilderde terdeeg boeren. (En men – het rijk – vroeg van hem historiestukken!11 die hij ook goed maakte, maar hoeveel beter was hij als hij zich zelf kon wezen.)
Het blijft altijd een schande en een schade voor de Belgen dat de Groux nog niet ten volle geapprecieerd is als hij verdient – de Groux is een van de goede Milletachtige meesters. Maar al erkende noch erkent ’t groote publiek hem – en al blijft hij als Daumier, als Tassaert, in ’t duister – er zijn toch lui, om alleen maar b.v. te noemen Mellerij, die tegenwoordig weer werk maken in zijn sentiment.–
Van Mellery zag ik onlangs in een illustratie een familie schippers in ’t roefje van hun schuit – man, vrouw, kinderen – om een tafel.12 Wat de algemeene sympathie aangaat – ik heb jaren geleden in Renan daarover gelezen iets dat mij altijd is bij gebleven en wat ik altijd zal blijven gelooven – dat wie werkelijk iets goeds of nuttigs wil tot stand brengen, op de goedkeuring of appreciatie van ’t algemeen niet moet rekenen noch die begeeren, maar integendeel niet anders verwachten dan dat slechts zeer enkele harten – en dat nog misschien – zullen medegevoelen en mededoen.–13
Als ge Chat noir tegenkomt kunt ge voorloopig dit krabbeltje hun laten kijken maar ik kan als zij ’t willen een beter maken want dit is nog zeer in haast en dient slechts om van effekt en compositie U een idee te geven klaarder dan ’t eerste.14 Gegroet & bedankt, met een handdruk.

b. à t.
Vincent

dat ik voornemens ben zelf ook een lith. te maken van dit geval, hoeft ge chat noir niet te zeggen. die lith. wordt trouwens niet uitgegeven doch is geheel privé.– overigens als zij het niet willen hebben geef ik er niet veel om – want ik zal zelf wel lithografieeren wat ik lithografieeren wil.
 2r:5 [sketch A]
translation
 1r:1
My dear Theo,
Many thanks for your registered letter of yesterday and the enclosure. Pursuant to that, I’m writing again right away and enclose herewith a scratch, more precise than the one before, after my latest study.1
I haven’t been able to work it up as far as had been my intention. I painted 3 days continuously from early till late, and by Saturday evening the paint started to get into a state that didn’t allow further work. Unless it’s completely dry first.
I’ve been to Eindhoven today to order a small stone,2 since this is to be the first in a series of lithographs, which I’m planning to start again. When you were here, I asked you about the cost of reproduction by the G&Cie process. You said then, I believe, 100 francs.
Well — the old — ordinary lithographic process, thought so poorly of nowadays, is nevertheless a good deal cheaper — particularly in Eindhoven perhaps.
I’m now getting use of the stone — graining,3 paper and printing of 50 copies for 3 guilders. I’m thinking of making a series of subjects from peasant life, in short — the peasants at home.
Today I went for a splendid walk for hours with an acquaintance of mine,4 whose first watercolour of a figure I showed you.
I don’t say that there isn’t even more stirring and more dramatic nature in Brittany, say, in Katwijk, say, in the Borinage, say — yes — but even so — the heaths and the villages here are still very beautiful, and just being here I see in it an inexhaustible resource for subjects from peasant life — and the question is just — to seize it — to work. I have a great desire to start making watercolours and drawings again, too — and when I’m living in my studio I’ll make time for it in the evenings.  1v:2
I was really immensely pleased that you sent that 100 francs. As I said, it was absolutely essential that I paid a few things — and that was preoccupying me. It’s not that people were pestering me, though, but because I knew that they were in need of it. And that’s why I wrote that I could be obliged to reserve a small part when the affairs were to be settled.5
But that’s not necessary, now — although I can tell you I know for sure the year will be very grim.
But I just think about what Millet said: ‘I would never do away with suffering, for it is often that which makes artists express themselves most vigorously’.6
I’m thinking of moving about 1 May — although, of course, things are all right with Ma and the sisters — nevertheless I see and feel it’s so much for the better — for living together would become insupportable in the long run. Which I don’t so much ascribe to them personally nor to me personally either, but rather to the irreconcilability of the ideas of people who keep up a position and — a peasant painter — who doesn’t think about it.
When I say that I’m a peasant painter, that is really so, and will become clearer to you in future; I feel at home there. And it’s not for nothing that I’ve spent so many evenings sitting pondering by the fire with the miners and the peat-cutters and the weavers and peasants here — unless I had no time to think — because of the work. I’ve become so absorbed in peasant life by continually seeing it at all hours of the day that I really hardly ever think of anything else.  1v:3
You write that the public mood — that is, indifference — to Millet’s work — as you just had the opportunity to see at that exhibition7 — isn’t encouraging, either for the artists or for those who have to sell paintings. I agree — but Millet himself felt and knew that — and, on reading Sensier, what he said about the start of his career struck me so much that although I don’t remember it literally, I remember the sense of it, that is, ‘that (i.e. that indifference) would be bad enough for me if I needed fine shoes and the life of a gentleman — but — because I go around in clogs, I shall manage’.8 And that’s how it turned out.
So what I hope not to forget is that — ‘it’s a question of going around in clogs’, that is of being content as regards food, drink, clothes, sleep, with what the peasants are content with.
That’s what Millet did — and — didn’t want anything else anyway — and in my view this means that as a human being he has shown painters a way that Israëls and Mauve, say, who live quite luxuriously, do not show, and I say again — Millet is — PÈRE Millet, that is, counsellor and guide in everything, for the younger painters. Most of them I know, though (but I don’t know all that many) would decline this. As to me — I think the same, and entirely believe what he says. I’m speaking about what Millet says at some length, precisely because you write about the question that when city-dwellers paint peasants, their figures, splendidly painted though they may be, nonetheless can’t help reminding one of the Parisian suburbs.  1r:4
I’ve also had that impression sometimes (although, to my mind, the woman digging potatoes by B. Lepage is certainly an exception),9 but isn’t it precisely because the painters are so often not deeply enough involved personally in peasant life? Millet said on another occasion — in art one must give heart and soul.10
Degroux — this is one of his qualities — painted real peasants. (And they — the State — demanded history pieces of him!11 — which he also did well, but how much better he was when he could be himself.)
It’s an abiding shame and loss for the Belgians that Degroux still isn’t appreciated as fully as he deserves — Degroux is one of the good Milletesque masters. But even if the general public didn’t and don’t acknowledge him — and although he remains in obscurity, like Daumier, like Tassaert — there are still people, Mellery, for example, to mention just one, who are again making work today that has his sentiment.
I recently saw something by Mellery in an illustrated magazine; a bargee’s family in the little deckhouse on their barge — husband, wife, children — round a table.12 As far as general sympathy is concerned — years ago I read something about it in Renan that has always stayed with me and that I’ll always go on believing — that anyone who really wants to accomplish something good or useful should neither count on nor wish for general approbation or appreciation, but on the contrary should expect nothing other than that only a very few hearts — and even then only maybe — will sympathize and join in.13
If you run into someone from Le Chat Noir, you can show them this little scratch for now, but I can make a better one if they like, because this is very much in haste and serves only to give you a clearer idea of effect and composition than the first.14 Regards and thanks, with a handshake.

Yours truly,
Vincent

You needn’t tell Le Chat Noir that I’m also planning to make a lithograph of this thing myself. That lithograph won’t be published anyway, but is entirely private. By the way, I don’t really mind if they don’t want it — because I’ll certainly lithograph myself what I want to lithograph.

 2r:5
[sketch A]
notes
1. Vincent had scribbled a letter sketch in letter 492 to give Theo an initial impression of the painting The potato eaters (F 78/ JH 734 ); now he sends him a more detailed sketch (F 1226 / JH 736).
2. Van Gogh bought this lithographic stone from the Eindhoven printers Gestel in Langendijk (now Vestdijk). Cf. De Brouwer 1984, pp. 118-119.
3. Graining is the process whereby an even, textured grain is imparted to the surface of the lithographic stone prior to drawing on it. Cf. letter 321, l. 76: ‘the grained stone’.
4. This was Anton Kerssemakers, with whom Van Gogh had made this appointment (see letter 491).
5. This relates to the settlement of Mr van Gogh’s estate (see letter 490).
6. This saying by Millet derives from the following passage in Sensier: ‘I am not a philosopher, I have no wish to do away with pain, nor to find a formula that will make me stoical and indifferent. Pain is, perhaps, what makes artists express themselves most powerfully’ (Je ne suis pas un philosophe, je ne veux pas supprimer la douleur, ni trouver une formule qui me rende stoïque et indifférent. La douleur est, peut-être, ce qui fait le plus fortement exprimer les artistes). Sensier 1881, pp. 101-102.
Further on he reformulated this idea: ‘Millet was of his time. A peasant dedicated to hard work on the land, he constantly had in his heart compassion and pity for the rural poor. He was neither a socialist nor an ideologue, and yet, like all profound thinkers who love humanity, he suffered at the sufferings of others, and he needed to express them. To do that, he had only to paint the real peasant at work’ (Millet était de son temps. Paysan voué aux durs travaux de la terre, il avait sans cesse au coeur la compassion, la pitié pour les misérables des campagnes. Il n’était ni socialiste ni idéologue, et pourtant, comme tous les penseurs profonds et aimant l’humanité, il souffrait des souffrances des autres, et il avait besoin de les exprimer. Pour cela, il n’avait qu’à peindre le vrai paysan à son travail). Sensier 1881, pp. 180-181.
7. Theo had probably written about the exhibition ‘Les pastellistes français’ (French pastellists) which opened on 2 April in Georges Petit’s gallery; it included 30 pastels by Millet.
8. Van Gogh is referring here to something Millet said in a letter: ‘If I was wearing dress shoes I might find that it made the going a bit difficult, but with clogs, I think I would be all right’ (Si j’étais chaussé d’escarpins, je pourrais trouver que cela embarbouille un peu le chemin, mais avec des sabots, je crois que je m’en tirerai). Sensier 1881, p. 217. For ‘in clogs’ (en sabots) see also letter 663.
9. Jules Bastien-Lepage, Saison d’Octobre (Season of October), also known as La récolte des pommes de terre (The potato gatherers) (Melbourne, National Gallery of Victoria). There were numerous reproductions of it in circulation through which Van Gogh could have known the work: after it appeared in the Catalogue Illustré du Salon 1879 (facing p. 12), it was distributed more widely by way of the etching by Lionel Aristide Lecouteux, published in L’Art 5-2 (1879), p. 146 (Ill. 543 ); by way of the large print in La Vie Moderne 1 (29 May 1879), no. 8, pp. 120-121; by way of the reproduction in L’Univers Illustré 22 (5 July 1879), no. 1267, p. 417; by way of the engraving by G. Mercier in Gazette des Beaux-Arts of 1 February 1885; and by way of a recent reproduction in L’Univers Illustré 28 (28 March 1885), p. 204.
10. For this quotation from Millet in Sensier, La vie et l’oeuvre de J.F. Millet, see letter 210, n. 5.
11. In 1863 Charles Degroux was commissioned by the Belgian State to decorate the monumental Lakenhal (Cloth Hall) of Ypres with historical murals; he spent a large proportion of his time on this huge project until his death in 1870. See exhib. cat. Ypres 1995, pp. 26-27, 71-75.
12. Xavier Mellery, Intérieur de bateau flamand naviguant sur la Lys (Interior of a Flemish boat sailing on the Lys) appeared in the magazine Le Tour du Monde. Nouveau Journal des Voyages. Paris 1883, p. 339. Ill. 1137 . The picture, engraved by ‘Hildi’, is an illustration accompanying the article ‘La Belgique’ (Belgium) on ‘La flandre orientale’ (East Flanders) by Camille Lemonnier (pp. 305-352).
13. Van Gogh had read both Vie de Jésus and Etudes d’histoire religieuse by Ernest Renan at the beginning of 1875. His memory of this may have suggested the subject he raised. See letters 30 and 33.
14. In letter 492 Vincent had asked Theo to find out from the magazine Le Chat Noir whether they would be interested in an illustration of The potato eaters; ‘the first’ is the sketch The potato eaters (F - / JH 735 sent with that letter.