1Nog steeds ben ik zeer onder den indruk 2van het pas gebeurde – ik heb deze twee zondagen 3ook maar doorgeschilderd_1
4Hierbij nog een krabbel van een manskop2 5en een van een stilleven met judaspenningen3 6in den zelfden trant als dat wat ge meenaamt_4 7Het is echter wat grooter – en de voorwerpen 8op den voorgrond zijn een tabakszakje en 9een pijp van Pa.5 Als ge ’t soms hebben 10wilt kunt ge ’t natuurlijk regt graag krijgen.
11Moe ziet er goed uit en het veel brieven 12schrijven geeft voorloopig nog al afleiding. 13Maar natuurlijk nog erg bedroefd_– Cor 14is weer naar Helmond gegaan zooeven.6
15Ik weet niet of ge U nog herinnert dat 16ik in Januarij/ toen de sneeuw op de 17akkers lag en de zon rood opkwam in den 18nevel/ U schreef dat ik haast nooit een 19jaar in somberder stemming had aangevat.7 20Zeker is het dat er nog heel wat zal komen 21kijken voor ons allen.
22Natuurlijk zult ge wel begrijpen het 23niet voor mijn gemak is dat ik in ’t atelier 24zal gaan wonen_–8
25Voor mij worden zoodoende de dingen 26al weer nog moeielijker_–
27Doch ik ben overtuigd het in hun voordeel 28is dat ik wegga/ bepaaldelijk met het oog 29op ’t voornemen van Moe om zoo mogelijk 30dezen zomer iemand in de kost te nemen 31die voor gezondheid buiten zou wenschen te 32zijn – of indien dit welligt tegen mogt 33vallen/ dan zijn zij nog vrijer 34met logés &.c.
35Ik blijf echter zeer betreuren het incident 36met Anna/ dat mij decideerde in 37dit opzigt_–9 Wat zij tot U zeide 38veranderde niets aan wat zij mij verweet/ 39en hoe absurd die verwijten ook waren en 40haar ongemotiveerde presumpties omtrent 41dingen die nog in de toekomst liggen – 42zij heeft ze niet teruggenomen tegenover mij. 43Nu – ge begrijpt hoe voor zulke dingen ik eenvoudig 44mijn schouders ophaal – en trouwens/ 45meer en meer laat ik iedereen net precies alles 46van mij denken wat ze willen en zeggen 47en doen desnoods ook_–
48Maar ik heb geen keus zoodoende – bij zoo’n 49begin moet men maatregelen nemen voor ’t vervolg 50al dat soort dingen te voorkomen_–
52Het is wel te voorzien dat Moe/ Wil en Cor 53’t volgende jaar naar Leiden zullen gaan_10 54Dan zal ik de eenige zijn die nog van 55’t huis in Brabant blijft_–
56En mij is ’t gansch niet onwaarschijnlijk 57ik er de rest van mijn leven blijven zal 58ook. Trouwens ik begeer niets anders 59dan goed diep in ’t boerenland te zitten 60en ’t boerenleven te schilderen.
61Ik voel dat ik er me een werkkring kan 62scheppen en dus ik zal bedaard mijn hand 63aan mijn ploeg houden11 en mijn voor doortrekken_ 64Ik geloof dat gij anders er over dacht en 65dat welligt gij mij liever een anderen 66weg zoudt zien gaan wat woonplaats 67betreft_–
68Maar ik denk wel eens dat gij meer 69oog hebt voor wat men in stad kan doen doch 70van den anderen kant ik buiten meer me 71t’huis gevoel.
72Doch het zal mij nog heel wat moeite kosten voor 73ik mijn schilderijen in ’t hoofd van de lui zal 74inprenten_–
75Intusschen/ ik ben geenszins van plan me 76te laten decourageeren_–
77Ik dacht nog aan wat ik las van Delacroix_ 7817 schilderijen van hem werden geweigerd/ 79“dix sept de refusés” vertelde hij zelf vierkantweg 80aan zijn vrienden_12
81Ik dacht van daag dat het toch almagtig dappere 82kerels waren/ die baanbrekers_
83Maar ook nu moet de strijd worden voortgezet/ 84en met zoo veel en zoo weinig als ik 85waard ben wil ik voor mij ook vechten. 86En dus – Theo, wat we nu weer begonnen zijn/ 87ik hoop dat van weerskanten we er mee doorgaan_– 88in afwachting van of liever terwijl ik tob op 89meer importante composities stuur ik U de studies 90zoo als ze regelregt uit de hutten komen_– 91De lui zullen natuurlijk spreken van 92niet af of van leelijk &c_ &c_ maar – mijns inziens – 93toch laten kijken.a Ik voor mij heb een vast geloof 94dat er enkele lui zijn die/ in ’t stadsleven verzeild en gebonden/ onuitwischbare indrukken 95houden van buiten en die hun leven lang een heimwee 96blijven voelen naar het veld en de boeren_–
97Zulke liefhebbers worden wel eens getroffen door sinceriteit 98en hun hindert niet wat anderen afstuit_–b
99Ik zelf weet hoe ik vroeger in stad uren rondliep langs de vitrines 100om ergens een of ander kijkje op n’importe quoi 101van buiten te zien_–
102Wij zijn nu in ’t begin van het laten kijken/ 103dat gaandeweg wij er enkele lui voor zullen vinden/ 104ik geloof het vast en zeker_– De omstandigheden dringen 105ons en langzamerhand zullen we ook nog wel 106beter dingen kunnen wijzen.
107Nu op ’t oogenblik preoccupeert mij sterk het 108afdoen van mijn verfrekening en bovendien 109heb ik doek/ verf/ penseelen noodig.
110Daar gij door ’t overlijden van Pa voor t’huis 111buitengewone dingen hebt moeten doen/ heb 112ik ’t volgende gedacht.13
113Gesteld dat gij U niet bij magte gevoelt mij te geven 114wat andere jaren in ’t voorjaar en zomer ik extra ontving 115en wat trouwens ik niet missen kan.
116Zoudt ge in dat geval ’t niet billijk vinden ik bij de 117regeling van de zaken mij eene som van b.v. f_ 200 voorbehoud 118van mijn aandeel/ dat ik overigens regt graag aan de 119jongeren laat.14 En ook in zijn geheel zal kunnen 120overlaten indien gij mij helpen kunt.
121Ik beschouw het trouwens niet dat ik mijn aandeel 122aan hun laat – doch ook dat het door U is dat zij het 123mijne houden kunnen.
124Als ik in ’t atelier ga wonen is het onvermijdelijk 125ik er b.v. een kast laat timmeren want ik heb 126nu geen bergplaats hoegenaamd en ik zal ook 127het licht nog verbeteren.
128Verhuizen zou voor mij even erg zijn als brand – en 129ik geloof trouwens dat we er wel boven op blijven 130zullen met volharding en inspanning.
131Ik zal denk ik s’avonds – zoodra ik in ’t atelier woon – geregeld 132gaan aquarelleeren – hier thuis in de kamer kan dat 133niet goed_– Tot zoo lang blijf ik ook s’avonds naar 134’t model werken.
135Wat Anna betreft – ge moet niet denken ik zoo iets kwalijk blijf nemen 136of er rancune over houd – maar alleen/ het is jammer dat ze 137meenen Moe met zoo iets dienst te doen – dat’s jammer – en 138dat’s dom en onverstandig_– Zoolang Moe en Wil 139hier zijn zal er tusschen hun en mij niets hatelijks voorvallen/ 140dat geloof ik niet. Alleen het is zeker dat Moe ten 141eenemale geen begrip zich vormen kan van dat schilderen 142een geloof is en dat het den pligt meebrengt van 143zich niet te storen aan de publieke opinie – en dat men 144er in overwint door volharding maar niet door toegeven_ 145En – “’t geloof kan ik u niet geven” is tusschen HEd_ en mij 146ook ’t geval – zoo als zulks met Pa ook was en bleef_
147Enfin – ik heb plan deze week te beginnen aan 148dat geval van die boeren rond een schotel aardappels s’avonds/15 149of – misschien zal ik er daglicht van maken, of beiden/ 150of – “geen van beiden” – zult ge zeggen_– Maar ’t zij ’t gelukke ’t zij 151’t mislukke/ ik ga aan de studies voor de verschillende figuren 152beginnen. Gegroet, met een handdruk_