Dank voor de spoedige zending van het geld van deze maand, dat trouwens spoedig komende mij meer helpt. Dank ook voor de prachtige houtsnee naar l’Hermitte – een van de weinige dingen die ik van hem ken want ik zag slechts deze – een troep meisjes in ’t koren1 – een oude vrouw in de kerk2 – en een mijnwerker of zoo iemand in een kroegje3 en la moisson4 van hem en anders nooit iets, en niets ooit zoo teruggevende zijn eigentlijke manier van doen dan deze houthakkers.–5
Indien de monde illustré iedere maand een compositi[e] van hem geeft – dit maakt deel uit van eene serie “les mois rustiques” – dan zou ’t me magtig veel genoegen doen die serie in zijn geheel bij te houden en heb ik steeds erg graag dat ge ze zendt.6
Want ik zie hier natuurlijk nooit iets en ik heb het toch noodig nu en dan eens iets heel moois te zien, en dus houd gerust de een of andere keer b.v. frs 20 af maar stuur me zulk soort van dingen als ze in de illustraties voorkomen.–
Wat nu betreft dat ge schrijft dat, als ik iets klaar had dat ik dacht goed was, gij wildet probeeren ’t in te zenden voor den Salon – ik apprecieer ge dit doen wilt.–7
Dit op den voorgrond – en er bij verder dat als ik ’t 6 weken eer geweten had, ik getracht zou hebben U voor dit doeleinde iets te zenden.
Nu heb ik echter niets dat ik zelf lust zou hebben in te zenden. ik heb zoo als ge weet den laatsten tijd bijna uitsluitend koppen geschilderd. En dat zijn studies in den eigentlijken zin van ’t woord – n.l. ze zijn voor ’t atelier bestemd.
Toch ben ik dadelijk heden begonnen om er eenigen te maken die ik U sturen zal.8
Omdat ik het mogelijk acht het zijn nut kan hebben gij, als ge bij gelegenheid van den Salon ligt nog al lui ontmoet, iets – zij het slechts studies – kunt laten kijken.
Ge zult zoodoende ontvangen een oude en een jonge vrouwekop en waarschijnlijk meer dan een van die twee modellen. Gegeven wat ge me schrijft over uw gevoelens betreffende diverse opvatting van koppen, geloof ik dat deze die regelregt uit een hut met bemost stroodak komen, al zijn ’t studies, en niets anders, U niet absoluut ontoepasselijk zullen voorkomen. Als ik ’t 6 weken eer geweten had zou ik een spinster of spoelster – geheel figuur – er van hebben gemaakt.
Om even terug te komen op die kwestie van de vrouwekoppen genre Jaquet,9 niet van vroeger doch van tegenwoordig.– De reactie daar tegen – zeker gemotiveerd – van lui die koppen schilderen van meisjes zooals b.v. onze zusters – ik kan me best begrijpen dat er schilders zijn die zulks doen – Whistler deed het verscheiden keeren goed – Millais, Boughton – om slechts te spreken van lui van wie ik in der tijd zoo iets zag. Fantin Latour ken ik weinig maar wat ik zag vond ik erg best. Chardin achtig.– En dat’s veel.– Ik voor mij echter ben geen persoonlijkheid die veel kans heeft om met dat soort meisjes op genoegzaam intiemen voet te komen dat
1r:4 ze poseeren willen.– Speciaal met mijn eigen zusters niet.– En ben welligt ook vooringenomen tegen vrouwen die japonnen dragen.– En is mijn territoor meer die jakken en rokken dragen.–
Doch wat ge er van zegt vind ik waar – namelijk dat het heel goed kan ze te schilderen – en ’t als reactie tegen de Jaquets van nu en v. Beers10 &c. raison d’être heeft.
Alleen dit toch – Chardin (laat ons in zijn naam zamenvatten het streven dier reactie, dat zou althans Fantin Latour goedvinden), Chardin was Franschman en schilderde Francaises.– En de Hollandsche, fatsoenlijke vrouwen als onze zusters missen m.i. al heel erg bijzonder dikwijls het charme dat de fransche meermalen hebben.
Gevolgelijk ’t zoogenaamd fatsoenlijk deel van de hollandsche vrouwen is niet zoo heel erg aantrekkelijk – om te schilderen of over te denken.11 Maar zekere gewone dienstmeiden daarentegen zijn weer erg Chardin achtig.–
Ik schilder tegenwoordig niet alleen zoolang ’t licht is doch zelfs s’avonds bij de lamp in de hutten, als ik ter naauwernood iets op mijn palet kan onderscheiden, om zoo mogelijk iets te vatten van de eigenaardige effekten van verlichting s’avonds. met b.v. een groote slagschaduw op den muur.12
Zeker heb ik in een paar jaar tijds niets zoo moois gezien als die houtzagers van l’Hermitte.–
Wat zijn zijn figuurtjes in die compositie gevoeld en gewild.–
Nogmaals dank er voor.
b. à t.
Vincent
Het Chardinachtige is dunkt me een eigenaardige expressie van eenvoud en van goedheid – beiden door en door, en dat men dat in b.v. onze zusters, een van beiden, zou vinden ben ik ietwat ongeloovig in.– Maar als Wil francaise er bij was in plaats van dominesdochter zou ze ’t kunnen hebben. Maar verzeilt zoo goed als altijd naar de tegenovergestelde windstreek.