1r:1
2ik ben erg wachtende
3op het geld, ik had gehoopt het U
4mogelijk geweest ware eenige
5dagen vroeger te zenden
_–
6Ik heb U lang & breed er over
7geschreven hoe het schilderen van
8een 50tal koppen dat ik me heb
9voorgenomen
/ maakt ik nog meer
10onkosten dan anders heb te maken.
11En daar ge zelf door te schrijven
12dat gij jegens mij achterdochtig waart
13er aanleiding toe gaaft
/ ontstemt het
14mij als ik bedenk dat waarschijnlijk
15het meer daaraan is toe te schrijven als
16aan iets anders als ik soms in verlegenheid
17zit. Dat ik niet verkoop zou me niet
18kunnen schelen als het werk zelf
19evenwel met volle kracht kon worden doorgezet
_
20Enfin ik doe wat ik kan en ik
21vorder er ook après tout mede.
22Gij zult dat ook terug te nemen
23hebben wat ge me schreeft over
24Uw achterdochtigheid
_–
1
1v:2
25Wanneer – dat zult ge wel
26zelf moeten weten – doch alleen
27waarschuw ik U dat juist de ergste
28misverstanden door achterdochtigheid
29komen
_
30Ik voor mij ben er soms beroerd over
31dat uw karakter zich in een plooi schijnt
32vast gezet te hebben waarvan ik geloof dat
33'ge voor U zelf er later onrust door zult kunnen hebben
_
34Maar wat geeft praten er over. ’t geen ik
35bedoel is een familiekwaal mijns
36inziens.
37Ik verbeeld me altijd dat te Zundert en nog een paar jaar verder
a er een
38betere stemming in ’t algemeen bij ons t’huis was
_
39Sedert vind ik ’t er niet beter op werd
_–
40Tegenwoordig – – –
41Maar wat ik niet weet is of dat eerste – dat het
42'te Zundert beter was – slechts verbeelding van
43me is – dat kan ook wel
_–
44Doch nu is ’t in alle geval zeker niet
45datte. Enfin. gegroet
_
1v:3
48Onwillekeurig stel ik me U sedert dezen
49zomer altijd voor met uw zwartglas
50lorgnet.
51Dit verandert een mensch zoo zeer
52niet
/ zult ge zeggen.
53Kan wel – maar mijn impressie is dat
54in een anderen zin dan den letterlijken
55in Uw doen en denken ge misschien
56zoo’n zwartglas U hebt aangeschaft
_–
57Achterdocht b.v.
58Van den anderen kant denk ik evenwel dat het
iets is
59goed zijn Parijs te kennen – dat als gij
/ er eenmaal
60zijnde
/ door en door Parijzenaar wordt – analyseerend
/
61staalachtig
/ en wat men malin noemt –
62ik niet zoo kleingeestig wil zijn om dit te
63veroordeelen. Zoo ben ik niet
_– Wees en blijf Parijzenaar – ook
64al goed
/ als ge wilt
_–
65Er zijn verschillende dingen in de wereld
66die
groot zijn – de zee met de visschers –
67'de voren en de boeren – de mijnen en de
68charbonniers
_–
69En zoo vind ik ook groot de trottoirs van Parijs
70en de lui die goed hun Parijs kennen
_–
1r:4
71Nu echter begaat gij een fout indien van uw
72kant gij niet begrijpen kunt dat achterdocht
73van U jegens mij bepaald niet te pas komt.
74Zeer zeker denk ik anders
/ voel ik anders
/ doe
75ik anders
_
76Doch in zijn verband heeft het zijn reden
77van zijn
_
78En waar gij me schreeft
/
78ain Drenthe toen ik U raadde nog schilder
78bte worden
/
78dat ik uit de verte sprak
79over Uw zaken en ik zulks ook toegaf
/ zeer zeker
80is ’t omgekeerde ook zoo
/ dat n.l. gij betreffende
81mijn doen & laten slechts in de lucht grijpen
82kunt. Houdt Uw achterdocht dus voor U
83want ze komt eenvoudig niet te pas
_–
84En in den goeden voortgang van mijn werk is
85juist ’t middel gelegen om
/ wat er ook zij van
86meer of van minder sympathie voor elkaar
/ althans
87onschadelijk te zijn voor elkaar
/ ook waar de
88wegen in vrij tegengestelde rigting loopen.
33 onrust door < onrust
42 was – < was
67 boeren – < boeren