1r:1
Waarde Theo,
Hartelijk dank voor Uw brief en het ingeslotene en ook voor wat ik nog voor St Nicolaas ontving.–1
Ik wil beginnen met U te zeggen dat Uw brief me nog al zonderling verwonderde – wegens er tusschen Pa en Moe en mezelf geen geschil van eenig belang is geweest en dat wat betreft de dames Begemann,2 die juist heel pas in aanzienlijk aantal bij Pa en Moe zijn geweest – niet alleen ééns doch meermalen.– Of ze zoo dikwijls, of minder dikwijls, komen als vroeger is iets waarmee ik niet kan in zien ik iets te maken heb of in ’t minst of geringst belang in stel.–
Dat ik hun houding beslist heb afgekeurd en dat beslist blijf doen, is iets wat ik ééns – kort en bondig – hun heb gezegd zonder er op terug te komen.–
Maar dat heeft verder niets te maken met hun al dan niet komen ten onzent, waarmee niet ik doch Pa en Moe en zij zelf zich te bemoeien hebben.–
Ik ben jegens allen van die familie voorkomend geweest en ben niet begonnen maar zij zijn tegen mij en, wat ik me meer heb aangetrokken, tegen Margot opgekomen – dat maakt dat ik me absoluut geretireerd heb van in aanraking met hen te komen – juist omdat ik me niet bij magte gevoel mijn besliste afkeuring  1v:2 van hun houding in dezen terug te nemen – of te verheelen.–
Wat ge zelf ook weet – ik zeg dit voor de duidelijkheid, niet om U verdriet te doen – wat ge ook zelf weet, dat ik expres, om U te laten zien hoe ik in bedaardheid zei wat ik zei, U een kort woordje zond, dat ik slecht vond uw eigen opvatting – (of die slecht is, beslis gij dat, doch ik vond en vind ze slecht).3
Dit is dus mijn subjectieve overtuiging – ik heb in die dingen mijn eigen inzigten – mijn waaroms en daaroms – die ik beter voor me zelf voelen kan dan ze U of een ander duidelijk maken – vooral wanneer noch uw aandacht noch uw sympathie er bij is.– Gevolgelijk ik laat de lui meer al wat ze willen van me zeggen en denken dan ge welligt veronderstelt – maar zooveel kunt ge nemen “pour ta gouverne à toi” – dat ik niet maar omdat iets me mislukt toe geef ik ’t niet had moeten beginnen – integendeel, indien ook vele malen ’t me mislukt, ik vind er reden in om – al zij ’t onmogelijk soms op één zelfde zaak door te gaan –  1v:3 nogtans wel op nieuw in zelfde rigting te probeeren, daar mijn opvattingen ook door me zijn doordacht en gewild, en ik ’t er voor houd dat er raison d’être voor is.–
Voor mij persoonlijk is een cardinaal punt van onderscheid tusschen vóór en na de revolutie – de omkeering van de sociale positie van de vrouw en de collaboratie die men wil tusschen man en vrouw met gelijke regten, met gelijke vrijheid.
Hierover uitweiden heb ik de woorden niet voor noch den tijd noch in de gegevenen de lust. Maar genoeg, de conventioneele moraal is in mijn oog zeer averegts en mag ik lijden door den tijd omgedraaid en vernieuwd zal worden.–
Nu – wat betreft dat ge zegt van U zelf, ook pour ma gouverne waarschijnlijk: “dat ge ergdenkend zijt” – wel – ik wil dat niet influenceeren.– Zeer zeker hebt ge me dit getoond – en het is een van die “symptomen” waarvan ik U zeide dat ik ze niet heel mooi vond noch er U mee feliciteerde.–
Maar ook dit is subjectieve opinie als ge wilt.– Ga uw gang dus, wees ergdenkend of niet ergdenkend naar uw eigen inspiratie, de gevolgen voor mij zal ik in elk geval me in zien te schikken en heb U overigens slechts te verwijzen naar wat ik U zeide van aan weerskanten van een barricade staan.4 Doe wat ge wilt volgens Uw principes – maar ik zal doen volgens de mijne, en alleen – zoo mogelijk,  1r:4 laat ons ’t vermijden direkt elkaar te viseeren wegens we broers zijn. Ik ben ouder dan gij en ik heb sommige dingen anders ondervonden en anders opgevat dan gij waarschijnlijk.– En dat is voor mijn eigen verantwoording natuurlijk. Dat ik niet alles kan goedkeuren wat ik u zie doen of hoor zeggen, is heel iets anders dan U te willen over halen tot mijn inzigten. Doch alleen, ik speel graag open kaart.–
En met het oog er op dat we moeten zien te vermijden elkaar in de wielen te rijden, ik zal zoo als gezegd meer en meer zien andere relaties of connecties te vinden te Eindhoven, te Antwerpen, enfin waar ’t lukt.–
Doch dat kan niet in eens – en het is mijnerzijds enkel en alleen daarom, omdat wat al te duidelijk en onmiskenbaar ge me hebt getoond dat ik me niet moest verbeelden ge met mij persoonlijk of met mijn werk van plan waart U anders te bemoeien dan protegeerenderwijs.– Nu, daar pas ik echter voor. En waar zonder woorden, zonder sympathie ik heel geregeld doch heel koel het geld maandelijks kreeg, heb ik – doorgewerkt – doch – meer en meer inziende dat er een moment komen zal kunnen waarop we ieder zijns weegs gaan in plaats van zamen een zelfden weg.– Ik stel me in ’t minst niet voor ik in ’t finantieele er bij winnen zal – doch – zoodra de een of andere handelaar, al was ’t nog zoo’n scharrelaar – me kost en, al is ’t een zolderkamertje, logies geeft en wat verf, wil ik me met alle pleizier verkoopen – als ge ’t verkoopen belieft te noemen. Liever dan protectie. Ziedaar mijn kaarten open gelegd. En of me dit lukken zal en wanneer? ik kan ’t niet precies zeggen, doch – ik werk te hard dan dat ik zoo heel ver er meer van af kan wezen.
 2r:5
Ik wil juist omdat ik voorzie dat wij mogelijk, als onze wegen elkaar eens op een zelfde plaats bragten, nog al oneens het zullen zijn – ik wil dat alsdan gij mij niet kunt verwijten ik van U afhankelijk ben.
Ik ben het nog niet met me zelf eens wat ik probeeren moet – maar hier blijven zal ik hoogstwaarschijnlijk toch niet – en waar dan naar toe zal de vraag zijn.
Ik geloof niet dat gij het goed zult vinden ik naar Parijs kom – maar wat kan ik er aan doen. gij verdomt het om mijn zaken te behartigen – goed – maar ik zelf kan het zoo nog maar niet laten.– Als gij minder beslist geschreven hadt dat het beneden U was zou ik hieraan niet hebben gedacht, doch nu – ja nu kan ik me aan U niet storen.–
Kortom ik wil niet ruilen de kans (al is het maar een kans) om er door te komen, zelfs niet voor de zekerheid eener protectie die après tout wel wat naauw is.
Waar ik zie dat ik de kans om te verkoopen verspeel door het geld van U aan te houden, moeten we maar separeeren.–
 2v:6
Vindt gij het niet heel begrijpelijk dat als ik U hoor zeggen dat gij met mijn werk in de eerste jaren niets kunt doen, ik dan iets voel van dat, indien gij op dat punt U voornaam wilt houden, het wel in tamelijk zonderlinge tegenspraak daarmee is dat als ik – juist omdat ik niet verkoop, al werk ik nog zoo hard – genoodzaakt ben te zeggen, Theo ik kom f. 25 te kort, kan er niet eens een buitenkansje zijn, dit dan blijkt niet te kunnen.–
Dat staat erg tegenover elkaar bij U, stuurt men U iets of vraagt men, toe tracht een opening te vinden bij de illustraties, dat ik er wat bij verdien – hoort men daar niets op en verroert ge geen vinger.–
Maar men mag niet zeggen, ik kom niet uit met mijn geld.–
En tot dusverre – enfin – maar om door te gaan – kan niet. ’k Wil U ook wel nog er bij zeggen dat ik U niet daarnaar zal vragen of gij goed vindt of slecht vindt iets wat ik doe of laat – mij niet zal geneeren en, als ik trek zou krijgen naar Parijs te gaan zelf b.v., niet te vragen of gij hier iets op tegen hebt of niet.–
 3r:7
De schaduwzij van ’t schilderen is de verfrekening.– En op ’t moment heb ik ’t daar verre van makkelijk mede.– Ik heb van ’t gezondene f. 40 (frs 80) direkt reeds afgedaan.– Bovendien nog aan den timmerman5 &c. dingen betaald. Zoodat indien na aftrek van wat gij te betalen hadt U nog frs 100 resteerde – mij resteert nog geen frs 25 en nu hoef ik momenteel daarvan wel niet te eten als gij doch ik moet wel er een maand van schilderen, wat met model, wat met verf ondoenlijk wordt zoodoende.
En heb dit prettige vooruitzigt ook voor Januarij als wanneer ik nog wat moet betalen. Zoo dus waar ik over klaag en waarom ik zeide dat het eigentlijk meest bepaald moest dat ik niet later doch nu een extra had, was om in godsnaam ten minste te kunnen doorwerken, ’t welk, indien om finantieele redenen ik bepaald er mee vast zit, me zeer malcontent maakt.– En wat ik alsdan daarom niet me zelf alleen kan wijten omdat hetgeen ik moet betalen niet door verspillen maar door werken komt. Indien gij daar niet in kunt treden of meevoelen en ergdenkend blieft te zijn – ja kerel – ’k geloof ge ’t heel best meent en dus: – ik trek me je ergdenkendheid werkelijk al bijzonder weinig aan.–
 3v:8
Tenzij in zooverre dat als ge ’t met opzet doet om van me af te komen, waarachtig ge zeer regtlijnig op weg zijt dat doel te bereiken.–
In vroeger tijd weet gij ik dikwijls bepaald U verzocht heb dat we de relatie aanhouden zouden – ik zou er nu zóó niet meer op aandringen kunnen. Nog eens, ik werk te hard dan dat ik in een afhankelijke positie lang meer zal hoeven te blijven waar het te veel in protectie ontaard, terwijl als ik er over schrijf als over zaken ik niet eens antwoord krijg.– Neen – kerel – ik kan ’t met mijn gevoel van eer, van regt niet meer overeenbrengen – er iets in te zien dat ik als blijvend mag blijven beschouwen.
Hoor eens – Pa – is zeer dikwijls en heel ergergdenkend – geweest jegens mij.– Ge weet trouwens ’t uwe daarvan en ik voor mij weet misschien nog meer dienaangaande. Maar – niet te min – hij noemde zich altijd “mijn vriend” niet te min – de man dacht ’t bij ’t regte eind te hebben en kon nu eenmaal niet anders zien – en – dus après tout – meende ’t goed 3v:9 – als ge wilt – namelijk.–
maar ik voor mij heb op een goeden dag ’t eens heel vierkant gezegd: noem je niet mijn vriend als je dit, als je dat van me denkt – lui die zoo over me denken dat zijn geen vrienden doch vijanden, zoo waarachtig als 2 x 2 = 4 van de ergste vijanden.– Dit ook aan Uw adres in antwoord op wat ge zegt van ergdenkend.– Met dit onderscheid (dat ik wensch te apprecieeren en rekening mee te houden): Pa zei er niet bij “dat hij ergdenkend was”, gij zegt dat er bij – wat veel neutraliseert.– Toch au fond zie ik er al mee ’t zelfde in.
Nu wil ik echter niets influenceeren – en zeg ronduit, ik verbind me in ’t minst niet om van mijn kant met Pa of U ’t eens te wezen. Weet dat wel – best mogelijk er zelfs meer dan een sloot tusschen beiden is.– En omdat zulks best mogelijk is, weet wel dat ik je volstrekt niet animeer om allerlei moois en goeds van me te denken volgens Uw of Pa’s opvatting van de dingen. De mijne staat welligt er revolutionair tegenover.–
 3r:10
Ik kan er me niet over bekommeren wat de lui van me denken – ik moet vooruit, dat’s waar ik om te denken heb. En ik ga dus mijn weg met een zekere eigenzinnigheid, waara ik in sommige dingen geloof en in anderen niet. Gij – en teregt – hecht aan uw positie &c. nietwaar – aan ’t vorderen of niet vorderen – slap of krachtig gaan uwer zaken.– Welnu weet dat zeker met niet minder beweegreden dan ge zelf voor ’t uwe, ik ook voor mijn vak zal staan.– En zonder precies heel teer te werk te gaan, doorzetten moet en zal. En ook mijn atelier hier zeer zeker denk aan te houden – zoo als b.v. Stengelin doet die er een op de Drenthsche hei heeft – al woont hij eventueel ergens anders.–6 Ik heb het voor een refuge gehuurd en daar zal ’t me voor blijven dienstdoen.–
Dus – kamers in Eindhoven nemen ware puur nonsens – en kan ik zelfs niet eens over denken.– Later een kamer in Antwerpen, best – dat’s wel mijn intentie – doch ik heb primo nu geen geld er voor en tweedens, ik wil een vrij groot aantal koppen eerst nog schilderen – waar ik mee vorderen zal – naarmate ’t me maar mogelijk is de modellen te betalen. Waar in de gegevenen zoo als ge zegt niet precies de dingen naar staan.– Ik kan geen dolle dingen doen de but en blanc in de gegevenen en mijn eigen glazen ingooien door ’t hier af te breken op een moment dat er zich niet toe prêteert – ter wille van dat gij in een ergdenkende periode U bevindt. Maar weet dit wel, dat als die ergdenkende periode duurt bij U en zich zoowat blijkt te wortelen – al doe ik geen dolle dingen de but en blanc – ik er toch sterk over denk om te maken we in vrede en zonder schade voor U of mij kunnen scheiden.–

Wees echter zeer hartelijk steeds bedankt voor het gezondene en weet dat als ik aandring op iets extras – het juist daarom is om door te zetten tot dat we scheiden kunnen maar – in vrede – en zonder schade voor U of mij.7

 4r:11
Theo. Ofschoon apprecieerende uw voorstel boven de door mij gevraagde frs 100 er nog frs 50 maandelijks bij te voegen, bestemd tot tegemoetkoming aan Pa van kosten mijner inwoning, moet ik meest beslist dit (de frs 50.-) afwijzen. Als ik zoolang hier in huis geweest ben zonder kostgeld te betalen, beschouw dat als ge wilt als een arrogance of indiscretie mijnerzijds. Ik deed het ter wille van ’t vooruitgaan van ’t schilderen en heb in zooverre er niet zelf bij geprofiteerd dat ook nu ik nog een tamelijk zware verfrekening te betalen heb als surplus van uitgaven. Overigens erken ik dat het mij après tout voordeelig geweest is.
Doch de reden waarom ik nu ’t moment niet geschikt vinden kan om een soort contract te maken met Pa, is dat het in mijn plannen in de gegevenen niet liggen kan me voor te nemen heel veel langer hier te blijven. Wat ik zou willen doch moet vreezen me ondoenlijk zal blijken.
Wilt gij echter toch met Pa iets afspreken in den geest door U in Uw brief aangeduid, zoo zij het gansch buiten mij om en  4v:12 in andere woorden een zaak tusschen U en Pa, waar ik me niets van aantrek.
Zoodat IK het dan als een indiscretie van me blijve beschouwen in alle geval, ook dus in geval van betaling door U, dat ik hier woon.
Als ik beter ben8 zal ik waarschijnlijk in ’t atelier gaan wonen, althans den heelen dag.
’t is voor mij te veel op eens, U te verliezen betrekkelijk en weer inwoning te betalen bovendien. Langzamerhand zal ik ’t echter wel er uit eigen beweging op brengen ik eene andere ressource vinde.
Indien ’t U eenige satisfactie kan geven dat wat ge “mijn plannen voor de toekomst” noemt ook in duigen liggen zoo tamelijk, wees er gezegend mee. Dit is echter voor mij nog geen reden goed te vinden Uw wijze van zien daarover, waarvan ik herhalen moet ik ze slecht blijf vinden.–
Het atelier kan ik nog niet opgeven – ik moet iets vasts hebben en men kan in geen geval van me eischen ik het dorp uitga. Dat evenwel ’t te voorzien is ik me hier op prepareeren moet, is juist het punt dat maakt het me spijt ik niet verleden jaar reeds inzag onze afspraak wederzijdsch onhoudbaar was. Gegroet.

Vincent

 4v:13
ik moet protesteeren tegen een onderstreept gezegde in uw brief – dat ik copieer.
“en ik verzoek je dus voortaan van de frs 150, die ik je zal blijven zenden, volgens afspraak toen wij goede vrienden waren, er door ons beiden was goedgevonden frs 50 te geven aan Pa.”–
Daar protesteer ik tegen, ’t is niet waar dat “toen we nog goede vrienden waren” &c. door ons is afgesproken ik frs 50 betalen zou. Ik herinner me ’t gesprek – in den tuin9 – daarover zeer wel, en wel verre van iets af te spreken heb ik niets af willen spreken in dien zin toen bij die gelegenheid, en is ’t daar mee geeindigd dat ik zoo tamelijk uitdrukkelijk U er op wees dat ik geld noodig had om eenige voorgenomen grootere doeken er op te brengen en andere onkosten genoeg had. indien er iets is afgesproken was het voor later, als ik er meer boven op zou zijn.
Dezen brief zegt U uitdrukkelijk dat ik nu glad er voor pas iets te maken te hebben met wat ge met Pa zoudt willen afspreken over eventueel kostgeld.
Om nu verder misverstand in dezen te voorkomen, over die frs 50 kostgeld, heb ik Pa Uw brief van heden en dezen brief laten lezen. Ik wil over die kwestie niet meer hooren, maak gij dat met Pa uit. ik zeg je nog eens het is niet waar ik afgesproken ben frs 50 te betalen als kostgeld, als ik dat beloofd had zoo  4r:14 had ik ’t ook gehouden maar ik herinner me ’t heele gesprek erover en ’t is eenvoudig het tegenovergestelde, dat ik U heb gezegd namelijk dat ik voorloopig te veel anders te betalen had, dat ik het nog niet kon.

top