Back to site

465 To Theo van Gogh. Nuenen, Thursday, 9 October 1884.

metadata
No. 465 (Brieven 1990 466, Complete Letters 381)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, Thursday, 9 October 1884

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b415 a-b V/1962

Date
Van Gogh writes that the minister in Helvoirt died ‘the day before yesterday’ (l. 171) – this happened on Tuesday, 7 October (see n. 16). Consequently the letter was written on Thursday, 9 October 1884.

Ongoing topics
Set of decorations for Hermans (453)
Margot Begemann is in Utrecht (456)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Ziehier de twee photographies van de wevers.–1 Volgende week hoop ik nog U te zenden twee motieven van de decoratie voor Hermans.–2
Ge weet genoeg dat uw kritiek van althans de laatste 1 1/2 jaar mij voorkomt slechts een soort vitriool te zijn. Meen niet dat ik niet weet men eenvoudig tegen die vitriool zich moet voorzien van een soort leer waar ’t niet ligt [d]oordringt, en dat als men er tegen gelooid is ’t zooveel niet hindert – dus – wat geef ik erom?
Ik geloof ook bovendien dat gij het goed meent. Dus wat wilt ge meer.–
Ik blijf alleen dit zeggen, dat ik beweer ’t volstrekt niet alleen mijn schuld is als ’t geld dat ge aan mij geeft slechte rente geeft niet alleen voor U, doch ook slechte rente voor mij zelf.
Het eerste, dat ’t slechte rente geeft voor U, bedroeft me meer dan ’t laatste, dat het slechte rente geeft ook voor mij.
Het kan beter worden, zult ge zeggen – ja maar dan zal toch niet alleen ik maar zult ook gijzelf heel wat moeten veranderen.
Ik wou U er eens over schrijven dat ik van den winter, misschien de volgende maand reeds, voor een tijdje van hier ga – ik heb gedacht over Antwerpen – ik heb gedacht over den Haag.–
Doch ik heb nu dezer dagen gedacht over iets dat welligt nog beter is.–
Vooreerst ik wil in alle geval eens een beetje stadsleven hebben, een beetje verandering van entourage, daar  1v:2 ik een vol jaar en meer of in Drenthe of hier te Nuenen ben geweest.– En ik geloof dit mij een goede afwisseling zal wezen in ’t algemeen voor mijn stemming, die vooral den laatsten tijd niet zoo opgewekt was of kon zijn als ik wel zou willen.
Ziehier nu – in den Bosch woont Stracké den beeldhouwer, die tevens direkteur is van de teekenakademie aldaar – ik zag een terre cuite van een leerling van hem en hoorde bij die gelegenheid dat Stracké volstrekt niet onwillig is of onverschillig voor wie in deze buurt iets aan kunst doen. Dat hij in den Bosch verscheiden modellen heeft voor de akademie en dat er lui zijn die hij gelegenheid geeft om naakt te teekenen of te modeleeren in klei. Waarschijnlijk moet men echter zelf ’t model betalen maar dat is niet zoo heel duur en verder heeft men een goed lokaal waar men niet voor betaalt.3
Wat hier van is ga ik verder onderzoeken en dan is het niet onmogelijk dat ik eens op de wijs dat b.v. Breitner naar Cormon is  1v:3 gegaan,4 naar Stracké ga. Dit zou in de buurt zijn5 en ’t zou ook ’t goedkoopst uitkomen.–
Ik heb mij aangeschaft een zeer mooi werk over anatomie, Anatomy for Artists van John Marshall, dat wel duur was doch waar ik ook mijn leven lang nut van hebben zal want het is zeer goed.6 Bovendien heb ik ook wat ze aan de Ecole des Beaux Arts gebruiken en wat ze te Antwerpen gebruiken.7
Zulke dingen maken echter groote gaten in mijn zak. ik zeg U dit alleen om het U toch in vredesnaam begrijpelijk te maken dat als ik nu terwijl ik hier in huis ben Pa en Moe niet betaald heb er voor, dit niet is omdat ik niet wil betalen doch omdat ik veel uitgaven heb gedaan die ik voor mij nu eenmaal niet overbodig vind.
De sleutel van veel dingen is de grondige kennis van het menschelijk ligchaam, maar het kost ook bepaald geld die te leeren. En ik vind bovendien dat kleur, dat clair obscur, dat perspectief, dat toon, dat teekening, alles enfin – ook wel degelijk bepaalde wetten heeft die men bestudeeren moet en kan zoo als chimie of algebra.
Dit is lang de makkelijkste opvatting der dingen niet en iemand die zegt – o het moet alles van nature er inzitten – maakt er zich makkelijk af.–
Als dat afdoende was – – Doch ’t is niet afdoende want al weet men nog zoo veel instinktmatig, men moet juist dan nog driedubbel meer zijn best doen mijns inziens om van instinct te komen tot LA RAISON.
Ge moet U niet voorstellen dat ik bij ’t werk van Hermans heb verdiend – ik kreeg den eersten dag twee facturen van de spieramen, doeken en een aantal tubes verf, die bedroegen meer dan ik van hem ontving om ze direkt af te doen.–
 1r:4
Ik zeide tot hem dat ik niet wou die rekeningen bleven staan, en of hij ze op zijn naam wilde stellen of dat hij me wat vooruit wou geven. O neen zei hij, laat ze maar staan, dat hoeft niet direkt betaald te worden. Ik zei – ja wel, ze moeten direkt betaald worden. Toen gaf hij me f. 25.
Toen kreeg ik al mijn kosten voor model, (niet rekenende mijn tijd, moeite &c.) maar sedert zag ik van hem geen geld meer, wat ik ook niet gevraagd heb. Integendeel – omdat mijn werk hem beviel van ’t eerste tot ’t laatste reken ik mezelf desnoods reeds betaald. Daar bovendien de doeken mijn eigendom blijven en ik voor mezelf dien te weten wat ik zelf er aan moet ten koste leggen.–
Maar genoeg, ik heb dus sedert die spanramen, doeken &c. zeker een f. 20 onkosten gehad, misschien nog meer, maar heb die nog niet eens terug. Alleen de man is content en met me ingenomen. Is het dan goede politiek om geld te vragen? Men moet m.i. daar mee oppassen, juist ALS DE LUI CONTENT ZIJN eer zijn prijs verminderen dan vermeerderen.
Vooral waar après tout de som niet zóó is dat ’t al dan niet ontvangen er van bijzonder veel gewigt in de schaal legt. Als ik er kom zal ik er juist komen door goedkooper te werken dan anderen misschien, en door de liefhebbers het makkelijk te maken.–
Nu, Hermans is heel goed en een man om aan te houden en hij is wel degelijk rijk – doch – altijd gierig geweest, eer dan mild. Heel iets anders dan een eigentlijk gierigaard maar après tout – ik verdien minder (heel wat minder) dan niets.
Maar dit merkende ben ik er heel vriendelijk en voorkomend tegen in.– Ik heb een heel prettigen, gezelligen vriend aan hem en het is bepaald treffend om een man van 60 jaar8 zijn best te zien doen om nog schilderen te leeren met dezelfde groenheid van enthousiasme als of hij 20 was. Wat hij doet is niet mooi maar hij werkt hard en heeft 4 van de 6 van mij gecopieerd reeds met een ander sentiment en het zijne heeft iets middeneeuwsch, iets boerenbreughel-achtigs.9
 2r:5
Ge hebt mij wel eens gesproken van dat ik altijd geïsoleerd zou worden.–10 dat geloof ik niet – dan vergist ge U toch bepaald in mijn karakter. En ik voor mij ben volstrekt niet voornemens minder hartstogtelijk in idees of in leven te worden dan ik ben.– Geenszins – laat ik mijn hoofd stooten, laat ik zelfs me vergissen dikwijls – – ongelijk hebben dikwijls – dat – ’t gaat ook slechts voor zoover ’t voeten heeft11 – au fond ongelijk heb ik echter niet.
’t zijn noch de beste schilderijen noch de beste menschen – waar geen fouten of partis pris in zijn.–
En nog eens, al schijnen deze tijden lam,12 ze zijn het toch niet.
Ik spreek ook bepaald tegen dat mijn beweering van dat zekere partijen nog even sterk tegenover elkaar staan in 84 als in 48, overdreven zou wezen.–13
’t is iets anders als die sloot van U, dat verzeker ik U – ik spreek hier van de partijen, meer dan precies van U en mij – maar gij en ik hooren ook ergens toe, staan of regts of links niet waar, ’t zij we ons daar al dan niet van bewust zijn. Ik voor mij heb in alle geval een parti pris – dan, als ge wilt en als gij meent het te doen is voor U noch regts noch links te staan – ik neem de vrijheid de uitvoerbaarheid daarvan ten sterkste te betwijfelen.
En vooral ’t praktisch nut.–
 2v:6
ik heb een betrekkelijk goeden brief uit Utrecht gehad, dat ze in zoo ver hersteld is dat zij een tijd naar den Haag kan gaan waar ze voor zaken moet wezen.–14 Maar ik ben er nog verre van gerust op. Den toon van haar brieven is veel meer zelfbewust, veel juister en minder bevooroordeeld dan toen ik haar in ’t begin kende. Iets tevens als de klagt van een vogel wiens nest is uitgeroofd – tegen de maatschappij is zij minder nijdig dan ik misschien, doch ze ziet toch ook er de “kwajongens die de nesten uithalen” in – en die daar schik in hebben en lagchen.–
Het beroep van Pa zal hij niet aannemen, dat is wel zeker.15
Maar een nieuwtje is dezer dagen dat te Helvoirt de domine is gestorven16 en die gemeente dus vacant is. Ik acht het heel waarschijnlijk dat zij nu Pa daar wel weer zouden willen terug hebben en althans de familie te Helvoirt17 Pa er wel eens over polsen zal. Maar aangezien dit eergisteren eerst was dat die brave domine ginder gecreveerd is, weet ik verder niets of ze al dan niet Pa beroepen zullen. Doch zou het heel waarschijnlijk vinden.
Zeg eens, wat aangaat dat wat ik barricade, gij slootje noemt, er is nu eenmaal een oude maatschappij die mijns inziens door eigen schuld ten onder gaat – er is een nieuwe maatschappij die is ontstaan en gegroeid en nog verder gaat.–
Kortom er is ’t geen uitgaat van de revolutionaire en er is wat uitgaat van antirevolutionaire principes.–
Nu vraag ik U of ge zelf niet dikwijls hebt opgemerkt dat de politiek van tusschen dat oude en ’t nieuwe in zweven niet houdbaar is.– Denk hier eens over.–
Vroeger of later eindigt het met dat men royaal of regts of links gaat staan.
Het is geen slootje. – En nog eens, toen was ’t 48, nu is ’t 84 – toen was er een barricade van straat keijen – nu niet van straat keijen, maar een barricade wat regardeert het onvereenigbare van oud en nieuw – o die is er nog wel, zeker in 84 evenzeer als in 48.
Gegroet.

b. à t.
Vincent

translation
 1r:1
My dear Theo,
Here are the two photographs of the weavers.1 Next week I hope to send you two subjects from the decorations for Hermans.2
You know well enough that your criticism, at least over the last 1 1/2 years, appears to me to be just a sort of vitriol. Don’t think that I don’t know that against that vitriol one must furnish oneself with a sort of hide that it can’t easily penetrate, and that if one is hardened to it, it doesn’t trouble one much — so — what do I care?
I also believe, moreover, that you mean well. So what more do you want?
I continue just to say this, that I maintain that it’s absolutely not only my fault if the money you give me produces a poor return not only for you, but also a poor return for me.
The former, that it produces a poor return for you, saddens me more than the latter, that it also produces a poor return for me.
It can get better, you’ll say — yes, but then not only I, but also you, will have to change a great deal.
I wanted to let you know that in the winter, perhaps as early as next month, I’m going away from here for a while — I’ve thought about Antwerp — I’ve thought about The Hague.
But in the last few days I’ve thought of something that’s possibly even better.
First of all, I want in any event to have a bit of city life, a bit of a change of scene, since  1v:2 I’ve been either in Drenthe or here in Nuenen for a full year and more. And I believe that this will be a beneficial change for me in general, for my mood, which hasn’t been nor could be as cheerful as I’d like, particularly recently.
Now look here — Stracké the sculptor lives in Den Bosch, he’s also the principal of a drawing academy there — I saw a terracotta by a pupil of his, and heard on that occasion that Stracké is definitely not ill-disposed or indifferent to anyone in this area who does something in art. That he has various models for the academy in Den Bosch, and that there are people he gives the opportunity to draw the nude or to model in clay. One probably has to pay the model oneself, though, but that’s not so very expensive, and moreover one has a good classroom for which one does not pay.3
I’ll find out more about this, and then it’s not impossible that I might go to Stracké in the way that Breitner went to  1v:3 Cormon,4 say. This would be in the area5 and would also work out the cheapest.
I’ve bought a very fine work on anatomy, Anatomy for artists by John Marshall, which was expensive but which will also be of use to me all my life because it’s very good.6 What’s more, I also have what they use at the Ecole des Beaux-Arts and what they use in Antwerp.7
Things like that make large holes in my pocket, though. I tell you this solely to make you understand, for heaven’s sake, that if I haven’t paid Pa and Ma for being here at home it isn’t because I don’t want to pay but because I’ve incurred many expenses that for my part I simply don’t consider unnecessary.
The key to many things is a thorough knowledge of the human body, but it definitely costs money to learn it. And I think moreover that colour, that chiaroscuro, that perspective, that tone, that drawing, everything in short — certainly also have fixed laws that one must and can study like chemistry or algebra.
This is by no means the easiest view of things, and anyone who says — oh, it must all come naturally — is making light of it.
If that were enough — — But it’s not enough, because however much one knows instinctively, it’s precisely then that one must redouble one’s efforts, in my view, to get from instinct to REASON.
You mustn’t imagine that I earned anything from that work for Hermans — the first day I got two invoices for the stretchers, canvases and a number of tubes of paint that amounted to more than I’d received from him to pay them straightaway.  1r:4
I told him that I didn’t want to leave those bills outstanding, and did he want to put them in his name or would he give me something in advance. Oh no, he said, just leave them, they don´t have to be paid straightaway. I said — yes, they do, they have to be paid straightaway. Then he gave me 25 guilders.
Then I had all my expenses for models (not counting my time, effort &c.), but since then I haven’t seen any more money from him, which I also haven’t asked for. On the contrary — because he liked my work from first to last, if need be I consider I’ve already been paid. Since, moreover, the canvases remain my property and it’s up to me what I spend on them.
But enough, since those strainers, canvases &c. I’ve certainly had 20 guilders in expenses, perhaps even more, but haven’t even got it back yet. Only the man is happy, and pleased with me. Then is it a good policy to ask for money? To my mind, precisely WHEN PEOPLE ARE HAPPY, one should take care to reduce one’s price rather than raise it.
Particularly when, after all, the sum isn’t such that receiving it or not makes a great deal of difference. If I get by, perhaps I’ll do it precisely by working more cheaply than others and by making it easier for the art lovers.
Well, Hermans is very good and a man to keep in with, and he’s certainly rich — but — has always been tight-fisted rather than generous. Something very different from an actual miser, but all the same — I’m earning less (a whole lot less) than nothing.
But having noticed this, I’m very amicable and obliging towards him. I have a very pleasant, congenial friend in him, and it’s certainly striking to see a man of 608 doing his best to learn to paint with the same freshness of enthusiasm as if he were 20. What he does isn’t beautiful, but he works hard and has already copied 4 of my 6 with a different sentiment, and his has something medieval, something of Peasant Bruegel about it.9  2r:5
You once said to me that I would always be isolated.10 I don’t believe it — you’re decidedly mistaken in my character. And for my part I have absolutely no intention of becoming less passionate in ideas or in life than I am. By no means — if I meet with a rebuff, even if I’m often mistaken — often wrong — that — it’s all very well as far as it goes11 — fundamentally, though, I’m not wrong.
It’s neither the best paintings nor the best people — in which there are no errors or bias.
And again, although these may seem to be toothless12 times, they aren’t really.
I also definitely deny that my assertion that certain parties are just as strongly opposed to each other in 84 as they were in 48 is exaggerated.13
It’s something other than that ditch of yours, that I assure you — I’m speaking here of the parties, rather than specifically of you and me — but you and I also belong somewhere, stand either on the right or on the left, don’t we, whether or not we’re aware of it. For my part, I always have a bias — then, if you will and if you think you can do it, it’s up to you to stand neither on the right nor on the left — I take the liberty of doubting most strongly the feasibility of doing so.
And above all the practical use.  2v:6
I’ve had a relatively good letter from Utrecht, that she’s recovered to the extent that she can go to The Hague for a while, where she has to be for business.14 But I’m still far from easy about it. The tone of her letters is much more self-confident, much more correct and less prejudiced than when I first knew her. Something also of the complaint of a bird whose nest has been robbed — she isn’t as angry about society as I am, perhaps, but nonetheless she does see in it the ‘naughty boys who rob nests’ — and who take pleasure in it and laugh.
Pa will not accept the call, that’s certain.15
But a piece of news these days is that the minister in Helvoirt has died16 and so the parish is vacant. I consider it very likely that now they’d want to have Pa back there again, and at least the family in Helvoirt17 will sound Pa out about it. But since it was only the day before yesterday that the good minister dropped dead, I know nothing more about whether or not they’ll call Pa. But would think it very likely.
Listen, about what I call a barricade and you a little ditch, there’s simply an old society that to my mind is going under through its own fault — there’s a new society that has come into being and grown, and will go on.
In short, there is what emanates from revolutionary and what emanates from anti-revolutionary principles.
Now I ask you whether you yourself haven’t often noted that the policy of hovering between the old and the new isn’t tenable. Just think about that.
Sooner or later it ends with one openly standing either on the right or on the left.
It isn’t a little ditch. And once more, then it was 48, now it’s 84 — then there was a barricade of paving-stones — now not of paving-stones, but a barricade as regards the irreconcilability of old and new — oh, that is still there, as much, certainly, in 84 as in 48.
Regards.

Yours truly,
Vincent
notes
1. Two photographs of weavers have survived as ‘cartes de visite’: they are Weaver (F 30 / JH 479 ) and Weaver standing in front of his loom (F 33 / JH 489 ). See exhib. cat. Vienna 1996, pp. 176-177, cat. nos. 60-61. Vincent originally sent larger prints since he later wrote: ‘Here are a couple of smaller photos of the studies of which you already have the larger ones’ (letter 467).
2. Van Gogh sent these two photographs with letter 467. After ‘Hermans’ he crossed out the following unfinished sentence: ‘It would cause me great sorrow if you continued to be one of those’ (Het zou me zeer leed doen als gij bleeft hooren onder degenen).
3. The German sculptor Johan Theodore Stracké had been living in the ‘Koninklijke school voor Nuttige en Beeldende kunsten’ (Royal School for Applied and Fine Arts), at number 173 Sint Jorisstraat (district G) in ’s-Hertogenbosch since 1876. He was the principal and he also taught modelling and life drawing, on which a great deal of importance was placed. This secondary education (which also included evening classes) was free of charge until 1882. See De Koninklijke School herdacht. Leermeesters uit de periode 1855-1936. Exhib. cat. Den Bosch (Museum Slager), 1993. ’s-Hertogenbosch 1993 and GAS.
4. George Breitner received money from an unknown benefactor which enabled him to spend the months of May to November 1884 in Paris. He stayed at Fernand Cormon’s studio for a month and then rented a studio of his own. See Breitner brieven 1970, p. 77 (note 54.5), and exhib. cat. Amsterdam 1994-2, p. 12.
5. Den Bosch is about 28 km to the north-west of Nuenen.
6. The first edition of John Marshall, Anatomy for artists was published in London in 1878 by Smith, Elder & Co. for thirty-one shillings and sixpence. The work contains 200 engravings by J. and G. Nicholls after drawings by J.-S. Cuthbert. The second edition, at the same price, came out in November 1883. See The Publishers’ Circular no. 1108, vol. 46 (1883), pp. 1139, 1146, and The English catalogue of books 1878-1882 and 1883-1887.
7. It has not been possible to identify the teaching materials Van Gogh is referring to here. Cf. cat. Amsterdam 2001, pp. 10-16. By the ‘Ecole des Beaux-Arts’ Van Gogh will have meant the Brussels Academy; cf. letters 160 and 178.
8. Antoon Hermans was 62.
9. Pieter Bruegel the Elder is also known as ‘Peasant Bruegel’.
10. On this isolation: letter 419.
11. This expression also in letter 227.
12. This may be ‘tam’ (tame) rather than ‘lam’ (toothless).
13. Van Gogh also makes the comparison between 1848 and 1884 in letters 461 and 463.
14. See for this ‘business’ of Margot Begemann’s: letter 456, n. 10.
15. See for this call: letter 464. Mr van Gogh had been to talk about it the day before, 8 October (FR b2257).
16. The minister Johannes Doorenbos died on 7 October 1884 in Helvoirt, the town where Mr van Gogh was the minister between 1871 and 1875. Doorenbos had been the incumbent there since 1877.
17. From 1883 to 1885 Uncle Jan van Gogh lived with his sister Geertruida Johanna and brother-in-law Abraham Anthonie ’s Graeuwen at number 25-k Molenstraat (Huis ‘Rozen-Haeghe’) in Helvoirt (district A). They were the only members of the family still living in Helvoirt at this time (SAD).