Back to site

463 To Theo van Gogh. Nuenen, Tuesday, 30 September 1884.

metadata
No. 463 (Brieven 1990 465, Complete Letters 380)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, Tuesday, 30 September 1884

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b414 a-b, e V/1962

Date
Date of postmark: Tuesday, 30 September 1884.

Arrangement
The arrangement of the letter has been changed. We have placed two sheets that were previously published as part of this letter elsewhere; see Arrangement in the notes to letters 436 and 443.

Additional
The envelope of this letter has survived. On the front is the postmark ‘NUENEN 8-12 V / 30 SEP 84’, over two 5-cent postage stamps and one for 2½ cents, and on the back ‘PARIS 3 (60) / [x]e/1 OCT 84’. The address reads: ‘Monsieur Th. van Gogh/ 25 Rue de Laval/ Paris’.

Ongoing topics
Set of decorations for Hermans (453)
Margot Begemann is in Utrecht (456)
Van Rappard’s visit to Nuenen (452)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
hierbij stuur ik U twee photographies1 – ge krijgt er ook nog later twee van wevers.–2
Ik was voornemens 12 photographies te laten nemen, eene serie brabantsche voorstellingen waaronder ook de 6 welke ik voor Hermans maak.–3
Ik was voornemens die aan eenige illustraties te zenden om te zien werk te krijgen of althans bekend te worden.
Maar ik zie er van af daar de photograaf slechts epreuves geeft die zonder,a of altans veel te weinig het eigentlijke clair obscur terug geven, danb veel en slecht retoucheert, en toch nog dikwijls donker laat wat op ’t schij licht is en omgekeerd.
De wevers laat ik echter nog een proef mee nemen, in carte de visite slechts. omdat ik hier zoo ver van de illustraties af ben dien ik toch een middel te vinden om op andere wijze dan door woorden eenige connecties aan te knoopen.
 1v:2
Ik hoop dezen winter verscheiden teekeningen te maken, juist ook van diezelfde composities voornoemd, en die b.v. eens aan de London News te zenden – die als ge ’t opgemerkt hebt dikwijls beter is nu dan de Graphic en onder anderen pas een zeer mooie Frank Holl heeft gegeven4 en een mooi landschap met schapen.5
Ik heb dezen laatsten tijd juist hard gewerkt, ik geloof in verband met andere agitatie zelfs me overwerkt.– Ten minste ik ben triest gestemd en een en ander heeft mij dermate aangegrepen dat ik veel dagen heb dat ik betrekkelijk magteloos ben. Ik kan niet eten en ik kan niet slapen, dat wil zeggen te weinig, en daar wordt men slap van.
Maar ik zal er wel weer overheen komen. juist omdat ik vrij goede berigten heb uit Utrecht.
Maar ik houd veel zorg omdat ik vrees het lang duren zal eer zij geheel is hersteld.  1v:3 Misschien duurt het bij me zelf ook lang eer ik er over heen ben.–
Ik blijf het erg betreuren Theo, dat ik aan de eene, gij aan de andere zijde van een zekere barricade staat die in straatsteenen nu wel niet meer te zien is maar in ’t maatschappelijke wel degelijk nog bestaat en doorgaat.–
Op die lithographie van Daumier of Lemud, wie van beiden ’t ook zij, is ’t hoofdmotief juist een persoon wiens historie ik me herinner.6 Er waren twee broers en die stonden aan den zelfden kant en beiden vielen een dag na elkaar voor dezelfde zaak. Dat had kunnen zijn in ons geval maar gebeurt nu zoo goed als zeker nooit. Ik voor mij weet genoeg de toekomst quand même altijd zeer moeielijk blijft voor me en ik weet zoo goed als zeker dat het mij in de toekomst niet wat de menschen noemen goed zal gaan.–
 1r:4
Ik geloof dat Pa ook wel iets voelt van dat het meer fataliteit dan opzettelijken toeleg is bij eventueel beslist verschil van opinie. Maar ik wou dat ik niemand raakte, dat Pa niet soms vlak voor me was gaan staan.
Enfin soms denk ik wel eens in alle geval het schilderen veel noodlottigs coupeeren kan en ’t anders nog erger ware. Ik heb voor de toekomst nu geen andere plannen dan door te gaan met mijn Brabantsche motieven totdat ik ze zoo ver heb ik ze b.v. in Belgie kwijtraak en elders wat teekeningen verkoop. Dan, als ik ietwat vasten grond voel, wou ik nog wel eens naar de mijnwerkers terug. Altijd zal ’t mij verheugen indien gij geleidelijk het er op brengt we elkaar niet raken kunnen, al zijn de geweerloopen in tegengestelde rigting. Ik vraag van U niet dat gij b.v. met mijn werk sympathiseeren zult doch als ooit ge een ressource weet, zeg het mij. Rappard is en in Drenthe en weer op Terschelling geweest en schijnt een goede vangst van studies te hebben gehad. Hij komt waarschijnlijk in October weer een poos hier.
Gegroet.

b. à t.
Vincent

 2r:5
Het schij van den zaaier is even groot als de spinster, de kleur van den grond is neutraal doch eenigzins rose, verderop lichtgroen.
De kiel van den man is blaauw en de broek bruin. de slopkousen vuil linnen. ik verbeeld me dat in ’t schij de kop tegen de lucht uit beter is dan in de photographie.–
Zeg eens Theo – wat de barricade aangaat – gij weet er een tijd in mijn leven geweest is dat ik ook in het vaarwater der Guizot lui7 geweest ben – ik heb ook van Pa en Haanebeek, van Grootvader, van enfin “de Guizots” geloofd allerlei moois en goeds.–
Maar toen ik er spijt van kreeg weet gij dat ik ook met energie en vasthoudendheid mij omgedraaid heb.
De nieuwere van nu willen mij echter niet hebben – ook al goed, DAAR GEEF IK NIETS OM – en als menschen en als schilders is ’t geslacht van omstreeks 48 mij liever dan omstreeks 84, maar wat 48 betreft, niet de Guizots maar de revolutionairen, Michelet – en ook de boerenschilders van Barbizon.
 3r:7  3v:8
translation
 1r:1
My dear Theo,
I send you herewith two photographs1 — you’ll get another two of weavers later.2
I was planning to have 12 photographs taken, a series of Brabant scenes, including the 6 that I’m making for Hermans.3
I was planning to send them to a few illustrated magazines to see if I could get work, or at least become known.
But I’ve decided against it, since the photographer only produces prints that reflect none, or at least far too little of the original chiaroscuro, moreover retouches a great deal and badly, and even so still often leaves things dark that are light in the painting and vice versa.
I’ll have another proof made of the weavers, though, just as cartes de visite. Because I’m so far away from the illustrated magazines here I must find some means of establishing a few connections in ways other than by word of mouth.  1v:2
I hope to make various drawings this winter, of those very same aforesaid compositions, and try sending them to the London News, say — which as you may have noticed is now often better than the Graphic and, among other things, just published a very fine Frank Holl4 and a fine landscape with sheep.5
I’ve worked really hard recently; I believe, in conjunction with other agitation, even overworked. At least I’m in a sad mood, and all these things have affected me to such an extent that I have many days when I’m relatively powerless. I can’t eat and I can’t sleep, that’s to say not enough, and that makes one weak.
But I’ll get over it, particularly because I have fairly good tidings from Utrecht. But I’m still very concerned because I fear it will be a long time before she recovers completely.  1v:3 Perhaps it will also take me a long time before I get over it.
I still deeply regret, Theo, that I’m on one side, you on the other, of a certain barricade that may no longer be visible in the form of paving-stones, but which still definitely exists and persists in society.
In that lithograph by Daumier or De Lemud, whichever of them it may be, the main subject is precisely a person whose story I remember.6 There were two brothers and they were on the same side and both fell, one a day after the other, for the same cause. That might have been so in our case, but now it’s as good as certain that it will never happen. For my part I’m well aware that, come what may, the future will always be very difficult for me, and I know as good as for certain that things won’t go what people describe as well for me in the future.  1r:4
I believe that Pa also feels something of the fact that it’s more fate than deliberate design when there’s sometimes such a decided difference of opinion. But I wish to hit no one; wish that Pa hadn’t sometimes gone and stood right in front of me.
Anyway, I sometimes think now and again that painting can in any event forestall many disasters, and that otherwise it would be even worse. I presently have no other plans for the future except to continue with my Brabant subjects until I’ve got them so far that I could dispose of them in Belgium, say, and sell a few drawings elsewhere. Then, when I feel on rather firmer ground, I’d like to go back to the miners again. I’d be forever gratified if you were gradually to arrange it in such a way that we can’t hit each other, even though the gun barrels are pointing in opposite directions. I don’t ask of you that you sympathize with my work, for instance, but if you ever hear of a resource, tell me. Rappard has been in Drenthe and on Terschelling again, and appears to have netted a goodly catch of studies. He’s probably coming here again for a while in October.
Regards.

Yours truly,
Vincent

 2r:5
The painting of the sower is the same size as the woman spinning; the colour of the soil is neutral but slightly pink, light green further away.
The man’s smock is blue and the trousers brown. The gaiters dirty linen. I fancy that the head shows up against the sky better in the painting than in the photograph.
Listen, Theo — about the barricade — you know there’s been a time in my life when I was also in the Guizot people’s camp7 — I’ve also believed all sorts of fine and good things about Pa and Haanebeek, about Grandfather, about ‘the Guizots’ in short.
But when I regretted it, you know that I also turned around with energy and tenacity.
The newer men of today don’t want me, though — that’s all right, I DON’T CARE ABOUT THAT — both as people and as painters, I prefer the generation of around 48 to around 84, but as to 48, not the Guizots but the revolutionaries, Michelet — and also the peasant painters of Barbizon.
 4r:1  3v:8
notes
1. Van Gogh initially sent larger prints, since he later wrote: ‘Here are a couple of smaller photos of the studies of which you already have the larger ones’ (letter 467). These larger photographs are not known.
Six versions of ‘cartes de visite’ that Van Gogh had taken at P.H. van Bemmel’s photographic studio in Nieuwstraat in Eindhoven have survived in the estate. (FR b4761-b4766). The cardboard mounts to which the photographs are attached measure 10.5 x 6.2 cm. See exhib. cat. Vienna 1996, pp. 175-177, cat. nos. 58-63.
From the continuation of the letter (l. 96) we can deduce that Van Gogh sent photographs of a woman spinning and a sower. The paintings themselves are not known, we only know of them thanks to these two small photographs. Ill. 2126 and Ill. 2127 .
2. Van Gogh sent the two photographs of weavers with letter 465.
3. Van Gogh sent two photographs from this set of six with letter 466.
a. Read: ‘Zonder clair obscur zijn’ (without being chiaroscuro).
b. Means: ‘bovendien’ (moreover).
4. See for Frank Holl, Ordered off : letter 460, n. 7.
5. See for Gordon Thompson, The Good Shepherd : letter 460, n 8.
6. See for Daumier’s The Revolution of 1848. A family on the barricades: letter 305, n. 6.
7. See for Guizot: letter 461, n. 6.