Met veel dank voor de lezing zend ik U heden terug ’t boek van Blanc en dat van Fromentin.1 Zooals gezegd heb ik ingevolge van ’t lezen van Artistes de mon temps, de Grammaire des Arts du dessin laten komen van denzelfden schrijver2 & ge kunt, als ge wilt, het lezen.
Verleden week ben ik toevalligerwijs met eenige anderen hier uit het Dorp een dag te Utrecht geweest.3 Ik ben toen nog bij U aan geweest en kon niet terug komen daar ik zelfden dag weer weg moest.– Ik vond ten Uwent niemand te huis en ’t speet me wel ik gansch niets zoodoende ook van Uw werk kon te zien krijgen – ik had graag Uw groote schij van de vischmarkt4 gezien.– En men kon niet eens mij zeggen waar gij waart, waarom ik veronderstel gij nog in Drenthe zijt.–5
En tevens had ik u graag over uw bezoek bij ons gesproken, of ge al dan niet daar lust in hebt.6 ik schreef U reeds doch op twee brieven7 geen antwoord.
met veel pleizier heb ik gewerkt aan de 6 doeken over welke ik U geschreven heb en die als geschilderde schetsen nu alle 6 er op staan en reeds bij mijn liefhebber zijn, waarna, als hij ze gecopieerd heeft, ze mijn eigendom blijven en ik ze nog verder zal afmaken. de sujetten zijn:
ik ben eenigzins gebonden geweest door dat ik me aan bepaalde afmetingen te houden had en verder omdat mijn liefhebber liefst composities met b.v. 5 of 6 figuren had waar ik er liever 2 of 3 had gemaakt. Doch enfin het is toch met regt veel pleizier ik er aan werkte en nog er verder op door zal gaan.14