Back to site

458 To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Sunday, 21 September 1884.

metadata
No. 458 (Brieven 1990 462, Complete Letters 377)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, on or about Sunday, 21 September 1884

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b411 a-b V/1962

Date
On Sunday, 21 September Van Gogh wrote to Van Rappard and told him that he had completed his set of six painted designs for Hermans and had been to Utrecht that week (letter 459). In the present letter he likewise refers to that visit – which probably took place on Thursday, 18 September – and also says that he took the paintings to Hermans ‘this last week’. This form of words indicates that this letter was probably written on the same day as the two to Van Rappard; we have consequently dated it on or about Sunday, 21 September 1884.

Ongoing topics
Margot Begemann is in Utrecht (456)
Set of decorations for Hermans (453)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Met een woord wou ik U zeggen dat ik zelf eens naar Utrecht ben gegaan om haar te bezoeken. Dat ik ook met haar dokter1 waar ze in huis is een gesprek heb gehad, juist om zijn advies in te winnen wat ik hier doen moest of laten moest in ’t belang der gezondheid & toekomst van de patiente, of wel doorgaan of wel me retireeren.
Willende in deze kwestie geen anderen raad dan dien van een geneesheer. En ik heb gehoord dat het gestel zeer geschokt is – ofschoon zij beter wordt – dat trouwens – volgens den dokter die haar van kind af heeft gekend en ook de docter van hare moeder was2 – dat trouwens zij altijd een zeer debiel gestel3 is geweest en altijd blijven zal,4 dat voorloopig zoo als de zaak nu staat er twee gevaren zijn, dat om te trouwen ze te zwak is, nu althans, en tevens tegen eene scheiding ook niet tegenkan. Dat dus als er een tijd nog overheen is  1r:2 gegaan ik een beslisten wenk zal ontvangen wat voor haar ’t beste is, scheiden of niet scheiden.
Vrienden blijf ik natuurlijkerwijs in alle geval met haar. wederzijdsch zijn we misschien te veel gehecht.
ik ben haast den heelen dag toen met haar zamen geweest.
ik ben toen dien dag nog even bij Rappard geweest doch hij was niet in stad.
Deze laatste week heb ik nu ’t laatste der 6 doeken voor Hermans, Houtsprokkelaars in de sneeuw, ook ontworpen.5 Zoodat ze nu alle 6 bij hem zijn om ze te copieeren – als hij daarmee klaar is en ze zijn dan terwijla goed door en door droog geworden, ga ik er weer op werken om ze op te voeren tot schilderijen. ik wenschte wel dat gij ze alle 6 bij elkaar eens zaagt in de vakken waar zij voor gedestineerd zijn.– Hij copieert wat teekening betreft zeer correct doch zijn kleur is m.i. slecht en wat de mijne aangaat, den warm grijzen, dikwijls bitumeusenb toon dien ik doorvoerde harmonieert met het houtwerk en den stijl van de kamer. Gegroet,

b. à t.
Vincent

 1v:3
Ge moet U niet voorstellen dat wat ge me eens schreeft, “dat zij wel een engel van geduld moest zijn” &c.
Dat is toch juist niet zoo en vroeg de dokter juist me ook naar. “zij is altijd een hoogst prikkelbaar gestel geweest” zeide hij.–
Ik acht het niet onmogelijk dat als gij zelf vroeger of later Uwe theorie betreffende het huwelijk in praktijk zult brengen – namelijk als gij, U eene goede, solide positie verworven hebbende, dan eerst een meisje vraagt – nog wel eens denken zult aan mij.–
’t is waar ik voor mij nu in twee gevallen veel triestheid heb ondervonden, triestheid van heel verschillend karakter. ’t Zij zoo – maar ge zult zien dat Uw eigen theorie in dezen niet altijd die resultaten geeft welke men zou zeggen zij belooft te geven.
Als ge u een positie hebt verworven en een stand kunt op houden dan zult ge vrouw en kinderen en huiselijk geluk vinden.  1v:4 Dat is eene mooie belofte die de maatschappij geeft doch houdt ze die belofte ook?
de maatschappij stelt iedereen en alle manieren van doen betrekkelijk teleur. Ik zeg dit in alle zachtmoedigheid en niet als verwijt, in ’t minst of geringst niet als zoodanig.–
il y a du bon en tout mouvement energique,6 denk ik dikwijls.
Theo – nu ik meer dan op ’t eerste oogenblik weet van wat haar zoo radeloos maakte, weet ge wat het was? Haar familie sprak tot haar zoo ongeveer op den zelfden toon als gij tot mij – op dien avond.–7 Nu, ik werd woedend tegen U (toen, dat is nu gepasseerd) en zij zou ook het hoog opgenomen hebben als zij mijn gestel gehad had. Nu maakten zulke dingen (niet die gij zeidet natuurlijkerwijs, maar die haar zusters zeiden –) haar dermate radeloos en overmelankoliek dat ze deed wat ik U schreef.– Van Uw standpunt uit kan ik, die meer bespiegelen kan, zeggen, bij nadenken althans, hij denkt nu zoo, laat hem zoo denken.– Doch zij, toen men haar verweet, geloofde ook dat zij iets verschrikkelijks gedaan had.– En zonder iets gedaan te hebben wat ze niet mogt doen trok ze ’t zich dermate aan dat zij zich van alles en allen verlaten voelde.
Zij is nog zeer opgewonden tegen haar zusters ofschoon het bedaard en trouwens de zusters van haar ook veel hebben teruggenomen. Een blijft echter mokken en die heeft mij ook al eens aangeklampt maar ik heb ’t haar danig teruggegeven ook.
 2r:5
Het is voor mij verdomd touchant dat deze vrouw zegt in een soort triomf, terwijl ze toch zóó zwak was (en verslagen door 5 of 6 andere vrouwen)8 dat ze vergif nam, als had ze een overwinning behaald en als had ze rust gevonden – “ik heb eindelijk toch liefgehad”. Daar heeft ze altijd omheen gedraaid vroeger.– Ik zelf heb dezer dagen soms leed dat me ziek maakt, dat zich niet laat afleiden of verdooven, maar enfin.– Ik heb haar, veel vooruitziende, altijd gerespecteerd betreffende een zeker punt wat in ’t sociale haar onteeren zou, ofschoon als ik gewild had ik haar in mijn magt had. zoodat in ’t sociale zij wel degelijk haar positie zal handhaven en als ze ’t goed begreep een prachtige kans heeft om juist van die vrouwen die haar versloegen satisfactie te krijgen, en haar represaille te nemen. En daar zal ik haar aan meehelpen – maar ze begrijpt niet altijd of niet dan te laat. Enfin.–
Het is jammer dat ik haar niet vroeger heb ontmoet – een jaar of 10 geleden b.v. Ze maakt op mij nu den indruk van een cremona viool9 die bedorven is vroeger door slechte knoeiers van reparateurs.–
En in den toestand waarin ik haar ontmoette was er naar me blijkt wel wat al te veel aan verknoeid.
Maar oorspronkelijk was het een zeldzaam exemplaar van groote waarde. en nog heeft zij quand même veel waarde.
 2v:6
ik zag – dat’s ’t eenige wat ik ooit van haar heb teruggezien – van Kee Vos een portret, een jaar later genomen10 – was ze er minder op geworden – neen, interessanter.–
dat de rust van eene vrouw verstoren, zóó als de theologische lui (soms theologen sans le savoir, die van zich zelf denken ze geen theologen zijn) zeggen, is soms een breken van stagnatie of melancolie die veel lui bekruipt en erger is dan de dood zelf. Ze weer terugdonderen in ’t leven, in het voelen, er zijn lui die dat afschuwelijk vinden en men moet goed wikken en wegen hoever men mag gaan.– Maar als men ’t doet uit nog een ander principe dan egoisme – enfin – dan worden de vrouwen zelf wel eens woedend en kunnen des noods haten in plaats van liefhebben, que soit. Doch niet ligt zullen ze den man die ’t gedaan heeft verachten.– En dat doen ze wel de mannen die ’t mannelijke in zich hebben uitgedoofd. Enfin dat zijn diepe dingen van ’t leven.–
Maar wie er niet over denkt of mee spot, teregt noemt Mouret hem “dupe” en in zijn drift zelfs – “bête”.11

translation
 1r:1
My dear Theo,
I wanted to drop you a line to say that I’ve been to Utrecht myself to see her. That I also had a talk with the doctor she’s staying with,1 specifically to get his advice as to what I should or shouldn’t do here in the interests of the patient’s health and future, either go on or withdraw.
Wanting no other advice but a physician’s on this question. And I heard that the constitution is very shocked — although she’s getting better — that in fact — according to the doctor who’s known her since she was a child and was also her mother’s doctor2 — that in fact she has always had a very frail constitution3 and always will have,4 that for the time being, as things stand now, there are two dangers, that she’s too weak to marry, at least for now, and at the same time she can’t stand a parting either. That once some time has  1r:2 passed, therefore, I’ll get a definite tip as to what’s best for her, to part or not to part.
Obviously I’ll always remain friends with her in any case, perhaps we’re mutually too much attached.
I spent almost the whole day with her then.
I also dropped in on Rappard that day, but he wasn’t in town.
This last week I’ve now also designed the last of the 6 canvases for Hermans, Wood gatherers in the snow.5 So that all 6 of them are now with him for copying — once he’s finished and they’ve become thoroughly dry in the meantime, I’m going to work on them again to work them up into paintings. I wish that you could see all 6 together in the panels they’re destined for. As far as drawing is concerned he copies very accurately, but to my mind his colour is poor, and as for mine, the warm grey, often bituminous tone I used throughout harmonizes with the woodwork and the style of the room. Regards,

Yours truly,
Vincent

 1v:3
You mustn’t believe what you once wrote to me, ‘that she must be an angel of patience’ &c.
That really isn’t so, and the doctor asked me about it in particular — ‘she’s always had a highly irritable constitution,’ he said.
I don’t consider it impossible that when, sooner or later, you put your theory of marriage into practice — namely when, having attained a good, solid position, you then propose to a girl — you’ll think of me now and then.
It’s true that for my part I’ve now experienced great sadness in two cases, sadness of a very different character. So be it — but you’ll see that your own theory in this respect doesn’t always produce the results that one would say it promises to produce.
Once you’ve attained a position and can maintain a certain status, then you’ll find wife and children and domestic happiness.  1v:4 This is a fine promise that society makes, but does it also keep that promise?
Society leaves everyone and all ways of doing things relatively disappointed. I say this in all mildness and not as a reproach, not in the least or slightest as such.
I often think that there’s good in every energetic movement.6
Theo, now that I know more than I did at first about what made her so desperate, do you know what it was? Her family spoke to her in pretty much the same tone as you to me — that evening.7 Well, I was furious with you (then, that’s passed now), and she would also have taken umbrage at it if she’d had my constitution. Well, things like that (not that you said, of course, but that her sisters said) made her so desperate and distressed that she did what I told you. Seeing it from your point of view, I, who can reflect more, can say, at least when I think it over, well he thinks this, let him think it. But she, when they reproached her, indeed believed that she had done something terrible. And, without having done anything that she shouldn’t have done, she took it so to heart that she felt forsaken by everything and everyone.
She’s still very worked up against her sisters, although she’s calming down, and in fact those sisters of hers have also taken a lot back. One keeps grumbling, though, and she’s already accosted me, but I really gave her back as good as I got.  2r:5
I find it damned touching that this woman says in a sort of triumph, while she was so weak, after all (and defeated by 5 or 6 other women)8 that she took poison, as if she’d gained a victory and as if she’d found peace — ‘still, at last I have loved’. She always skirted around that in the past. For myself, these days I sometimes suffer distress that makes me ill, that won’t be distracted or numbed, but anyway. I’ve always, very far-sightedly, respected her concerning a certain point that would have ruined her socially, although if I’d wanted to, I had her in my power; so that socially she will definitely maintain her position and, if she were to realize it, has a splendid chance to obtain satisfaction from those women who defeated her, and to take her revenge. And I’ll help her to do so — but she doesn’t always understand, or not until too late. Anyway.
It’s a pity that I didn’t meet her earlier — say 10 years ago or so. Now she gives me the impression of a Cremona violin9 that’s been spoiled in the past by bad bunglers of restorers.
And in the condition in which I met her, it seems to me, a good deal too much had been bungled.
But originally it was a rare example of great value. And she still has much value even so.  2v:6
I saw — that’s the only thing I ever saw of her again — a portrait of Kee Vos, taken a year later10 — was she diminished in it? No, more interesting.
That disturbing the peace of a woman, in the way that the theological people say (sometimes theologians without knowing it, who think that they are not theologians), is sometimes a breaking of stagnation or melancholy that comes over many people and is worse than death itself. There are people who think it terrible to hurl them back into life, into feeling again, and one must weigh up carefully how far one may go. But if one does it out of a principle other than selfishness — well — then the women themselves can sometimes become furious and may even hate instead of love; so be it. Yet they won’t readily despise the man who did it. And they do despise the men who have extinguished the manliness in themselves. Well, these are deep things of life.
But Mouret calls anyone who doesn’t think about it or mocks it ‘dupe’ and in his anger even — ‘fool’.11
notes
1. Possibly Petrus Johannes Idenburg (see letter 456, n. 9).
2. Margot’s mother was Amalia Polixena Rosina Schröter.
3. Originally Van Gogh wrote ‘persoontje’ (little person).
4. Cf. the following recollection of Sientje Begemann, daughter of Margot’s brother Louis: ‘Aunt Go was an uneducated woman but she had a perceptive mind and a good heart. She was a very social being and was the nurse doctor of Nuenen.’ Handwritten note by H. Nauta in Van Gogh Museum, Documentation (FR b7117).
5. Wood gatherers in the snow (F 43 / JH 516 ).
a. Means: ‘ondertussen’ (meanwhile).
b. This form of the word must have been derived from the French ‘bitumeux’ (of the nature of or resembling tar). Also in letter 537.
6. Van Gogh had quoted this before (without the word ‘energetic’ (énergique)); that time he attributed it to Jules Breton. See letter 193, n. 26.
7. The evening in August when Theo was in Nuenen: see letter 455.
8. This will in any event have included Margot’s sisters Lutgera Wilhelmina, Wilhelmina Johanna and Amalia Polixena Rosina, and her sister-in-law Maria Suzanna Lelyvelt.
9. The Italian city of Cremona is known for its famous violin makers, among them Antonio Stradivari.
10. This may have been the small Portrait photograph of Kee Vos-Stricker with her son Jan, c. 1882. Ill. 2125 . (FR b4888-I). Van Gogh had fallen in love with her in the summer of 1881. See letters 179 ff.
11. In Emile Zola’s novel Au bonheur des dames (1883) the character of Octave Mouret, talking about the persistence you must bring to bear when you absolutely must have someone you love, asserts: ‘If you believe yourself strong, because you refuse to be foolish and to suffer! You are nothing but a dupe, no more!’ See Zola 1960-1967, vol. 3, chapter 11, pp. 696-697. Van Gogh included this sentence in a longer passage in letter 464.