1r:1
1Waarde Theo,
2In mijn vorigen brief geloof ik reeds U
3geschreven te hebben dat behalve die spinster1 ik ook nog een
4groot mannenfiguur wou beginnen_– Hierbij stuur
5ik U nu een krabbeltje er van_– Misschien
6herinnert ge u twee studies die ik reeds op ’t atelier
7had toen ge hier waart van hetzelfde hoekje_2
8Ik las met veel pleizier les maîtres d’autrefois
9van Fromentin_3 En in dat boek vond ik weer op
10verschillende plaatsen dezelfde kwesties behandeld die
11in den laatsten tijd me zeer hebben gepreoccupeerd
12en waaraan ik eigentlijk voortdurend denk/ juist
13sedert ik/ in den laatsten tijd dat ik in den Haag was/ indirect dingen
14hoorde die Israels gezegd had over in een lage toonladder
15beginnen en betrekkelijk nog donkere kleuren reeds
16licht te laten doen. Enfin het licht uitdrukken door
17oppositie met donker. Ik weet al wat ge zegt van
18“te zwart” maar tevens is mij nog niet volkomen
19overtuigd dat/ om nu maar één ding te noemen/
20een grijze lucht altijd MOET geschilderd worden
21in den localen toon. Wat Mauve doet/
22doch Ruysdael doet het niet/ Dupré doet
23het niet. Corot en Daubigny???
24Nu/ zoo als ’t met ’t landschap is/ is ’t met
25’t figuur ook – ik bedoel/ een witten
26muur schildert Israels heel anders dan Regnault of
27Fortuny_4  1v:2
28En gevolgelijk doet het figuur er heel anders tegen_
29Voor mij is het als ik U over veel nieuwe
30namen hoor spreken/ niet altijd verstaanbaar als
31ik absoluut niets van hen gezien heb. En ik heb van
32’t geen door U gezegd werd over “impressionisme”
33wel begrepen dat het iets anders was dan ik dacht
34het was/ doch wat men er door verstaan moet
35is me toch nog niet geheel helder.5
36Doch voor mij vind ik in Israels b.v. zoo
37enorm veel/ dat ik weinig nieuwsgierig of verlangend
38ben naar iets anders of nieuwers_
39Fromentin zegt van Ruysdael dat tegenwoordig
40men in de techniek veel verder is dan hij.6 Men is
41ook verder dan Cabat – die soms veel van R. heeft
42door zijn deftigen eenvoud/ b.v. in ’t schij van de Luxembourg_7
43Doch is daarom wat R./ wat Cabat zeiden onwaar
44of overbodig geworden_ Neen_– Zoo met Israels ook –
45met de Groux ook (de Groux was zeer eenvoudig)_
46Als echter ’t geen men zegt men duidelijk zegt/
47is dit in strikten zin genomen niet genoeg_
48En met meer charme ’t te zeggen moge het
49'aangenamer maken om te hooren (wat ik niet versmaad echter) doch heel veel
50mooier maakt het ’t geen waar is niet/ daar de
51waarheid uit haar eigen schoon is_8
 1v:3
[sketch A]
[Paint sample 1, framed]
52dit is de
53allerhoogste
54noot9 in
55de studie van
56het oude man-
57netje/
58wat uitdrukt
59het sneeuwachtig
60wit van zijn
61streng garen
62in het licht_
63dat zelfde wit
64in de schaduw
65is nog veel
66donkerder_10
[Paint sample 2, preceded by an arrow]

 1r:4
67'De afmeting van ommestaand motief is
68zoo wat 105 x 95 c.m. en die van
69het spinstertje 100 x 75. Zij zijn geschilderd
70in een toon van bistre en bitume
71die naar ’t mij voorkomt zich
72er toe leent om het WARME11
73clair obscur van een bedompt/ stoffig binnenhuis
74uit te drukken. Artz zou het
75zeker te vuil vinden_
76Het heeft mij AL LANG gehinderd Theo/
77dat sommigen van de tegenwoordige schilders ons
78'het bi[stre] en de bitume af nemen/
79'waarm[ee] toch zooveel prachtige
80dingen zijn geschilderd, die – goed aangewend,
81het coloriet sappig en mild en genereus
82maken/ tevens zoo deftig zijn. En
83zulke hoogst merkwaardige en eigenaardige
84eigenschappen bezitten.
85Zij eischen echter tevens dat men zich
86de moeite geve ze te leeren gebruiken want
87men moet er anders mee omgaan dan met de
88gewone verfsoorten, en ik acht het best mogelijk
89dat menigeen afgeschrikt wordt door de proeven die
90men er eerst mee nemen moet en die natuurlijk
91niet den eersten dag dat men ze begint te gebruiken/
92gelukken. ’t Is nu zoowat net een jaar geleden dat ik
93er eens mee begonnen ben/ juist ook voor interieurs doch in het eerst
94vielen ze me vreesselijk tegen en toch bleven mij steeds de mooie dingen bij die ik er van gezien had_
 2r:5
95Gij zijt beter in de gelegenheid dan ik om
96te hooren van boeken over kunst_– Als gij goede
97werken van lui als b.v. nu
98het boek van Fromentin over de Holl. schilders
99tegenkomt of ze van vroeger U herinnert/
100weet dan dat ik heel graag heb dat ge
101er eens een paar/ mits over techniek
102handelende/ koopt – en afhoudt van het
103geen ge gewoon zijt te zenden. Ik heb plan
104om de theorie wel degelijk te leeren – ik
105beschouw dat volstrekt niet nutteloos en
106geloof dat dikwijls hetgeen men instinktmatig
107voelt of vermoed tot zekerheid en helderheid
108komt als men bij zijn zoeken eenigen leiddraad
109heeft in waarachtig praktische woorden.
110Al zou er in een boek maar een of heel enkele
111dingen van dien aard voorkomen/ is ’t soms den
112moeite waard het te lezen niet alleen maar
113zelfs te koopen/ juist tegenwoordig_
114En toen in den tijd van Thoré en Blanc zijn er
115lui geweest die dingen geschreven hebben die
116helaas nu al in ’t vergeetboek beginnen te
117raken.
 2v:6
118Om nu maar eens iets te noemen –
119Weet gij wat un ton entier en wat un
120ton rompu is?12 Zeker kunt gij het zien op een schij
120adoch weet ge ook te verklaren wat gij ziet.
121Wat men door rompre verstaat_
122Zulk soort van dingen dient men te weten/
123ook theoretisch/ ’t zij als practicus bij ’t schilderen ’t zij als
124kenner bij ’t spreken over kleur_
125De meesten verstaan er door wat zij willen
126en toch hebben b.v. die woorden een
127ZEER BEPAALDE beteekenis_
128De wetten van de kleuren13 zijn onuitsprekelijk
129prachtig juist omdat het geen toevalligheden
130zijn. Even als men tegenwoordig niet
131meer in willekeurige wonderen geloofd/ niet meer
132in een God die grillig en despotiek van den hak op den tak
133springt/ doch juist voor de natuur
134meer respect en bewondering en geloof begint
135te krijgen/ evenzoo & om dezelfde redenen
136vind ik dat men in de kunst de ouderwetsche
137idees van aangeboren genie/ inspiratie &c_/ ik zeg niet
138moest daarlaten doch eens terdeeg op
139den keper beschouwen/ verifieeren en – –
140zeer aanmerkelijk wijzigen_
 2v:7
141Ik ontken echter ’t bestaan van genie en zelfs
142het aangeborene er van niet_14 Doch de gevolgtrekkingen
143ervan/ dat theorie en onderrigt nutteloos altijd
144uit den aard der zaak zou wezen/ die ontken
145ik wel.
146Hetzelfde wat ik nu in ’t spinstertje en den
147ouden man aan het garenwinden deed/ hoop ik/ of liever, zal ik trachten
148later veel beter te doen_– Doch in deze twee
149studies naar het leven ben ik een beetje meer
150me zelf geweest dan tot nog toe in de meeste
151'andere studies (tenzij enkele van mijn teekeningen) ik er in slaagde het te zijn_
152Betreffende zwart – toevalligerwijs
153gebruikte ik het in deze studies niet/ daar
154ik o.a. een paar grooter krachten dan zwart noodig
155had – – en indigo met terra sienne/ pruissisch blaauw
156met gebr. siennea geven eigentlijk veel dieper toonen nog dan
157zuiver zwart zelfs_– Wat ik wel eens denk als ik
158de lui hoor spreken over “in de natuur is geen zwart”/
159is – in de verf is ook geen zwart
160als men wil.
161Ge moet vooral toch niet in het dwaalbegrip vervallen
162dat de coloristen het zwart niet gebruiken want het
163spreekt van zelf dat zoodra bij het zwart een bestanddeel van blaauw/
164rood of geel komt/ het een grijs wordt/
165n.l. een donker rood/ geel of blaauw grijs.
 2r:8
166Heel interessant vond ik o.a. in Ch_ Blanc/
167les artistes de mon temps/ wat hij van de
168techniek van Velasquez zegt/ wiens schaduwen en halve toonen
169meest uit incolore koele grijzen/ waarvan
170zwart en een beetje wit de
171hoofdbestanddeelen zijn/ bestaan_15 In welke neutrale
172incolore milieux het minste wolkje
173of neveltje rood b.v. reeds spreekt_
174Nu – gegroet, schrijf eens
175spoedig als ge wat te schrijven
176hebt.– ’t Verwondert mij wel eens
177dat gij voor Jules Dupré niet zooveel
178voelt als ik wel wenschte ge deedt_
179Ik geloof zoo vast dat als ik terug zag wat
180ik vroeger gezien heb van hem/ wel verre van minder
181mooi ’t nog mooier zou vinden dan ik instinktmatig
182altijd deed_– Dupré is misschien nog meer
183colorist dan Corot & Daubigny/ ofschoon die
184beiden ’t ook zijn en wel degelijk Daubigny
185veel durft in kleur. Maar bij Dupré is er
186in de kleur iets van een prachtige symphonie/
187doorgevoerd/ gewild/ mannelijk/ ik vermoed
188Beethoven zoowat zóó moet zijn_– Die symphonie
189is verbazend BEREKEND en toch eenvoudig en oneindig diep
190als de natuur zelf_– Dat vind ik er van – van Dupré_
191Nu – adieu/ met een handdruk_

191*b_ à t_
192Vincent


49 (wat [...] echter) < Added later; parentheses added by us.
67 is < zijn
78 bi[stre] < Text lost due to ink corrosion.
79 waarm[ee] < Text lost due to ink corrosion.
151 (tenzij [...] teekeningen) < Added later; parentheses added by us.
top