1*Van harte wensch ik U geluk 2met de zilveren medaille die ge te Londen hebt 3gekregen.1 Voor mij is ’t een satisfactie in der 4tijd van dat schilderij gezegd te hebben wat ik er van 5gezegd heb. En dat nog eens herhaald te hebben 6nu onlangs/ juist bij ons gesprek van dien Vrijdag 7toen ik U nog zeide: “ik vond in de kleur 8van dat schilderij de Spinster iets wat mij beter 9en solidener voorkomt dan ’tgeen 10ik U hier heb zien schilderen”_–
11Toch het wevertje2 maakt daarop weer een uitzondering/ 12zooals ik toen ook stipuleerde_
13Een schij in een lagen toonladder beginnen 14en dan van laag af op zoeken te voeren/ 15dat systeem/ ik vond dat in Uw spinster 16in der tijd – ofschoon het een zeer oorspronkelijke 17manier van doen was_– Ik herinnerde U op 18dien Vrijdag nog aan Uw eigen woorden uit een 19'uwer brieven over dat schij: “er zitten verbazende 20krachten in”_ En die miste ik wel eens 21in Uw later werk.
22Met veel pleizier denk ik terug aan Uw bezoek en 23ik twijfel niet of hoe meer gij hier komt hoe meer 24de natuur U aantrekken zal.
25Sedert Uw vertrek heb ik gewerkt aan een 26Watermolen – die waar ik naar vroeg in dat herbergje aan 27’t station waar we zaten te praten met dien 28man van wien ik U vertelde dat hij scheen te laboreeren 29aan een chronisch gebrek aan kleingeld in zijn zak_– 30’t Is een dito geval als de twee andere watermolens 31die we zamen bezochten doch met twee roode 32daken en dat men vlak van voren ziet – met 33populieren er om heen.3 Zal in den herfst superbe 34zijn.
36Misschien komt mijn broer Theo even 37over met de Pinksterdagen doch niet voor langer 38en slechts als hij kans ziet er even uit te breken5 – 39’t zal hem ook pleizier doen/ zooals ons allen/ 40ge bekroond zijt.
41à dieu – spoedig meer/ geloof me/ met 42een handdruk