omdat het kan zijn dat ge niet goed hebt begrepen wat ik U in der tijd heb gevraagd en opdat er later geen sprake meer kunne zijn van iets verkeerd verstaan te hebben of zooiets, zeg ik het nog eens.–
Eind Januarij of begin Februarij schreef ik U dat juist bij het terugkomen thuis wat al te duidelijk het mij in ’t oog was gevallen dat het geld ’t welk ik gewoonlijk van U ontvang werd beschouwd ten eenemale als iets PRECAIRS primo, ten tweede als, ja ik zal ’t maar noemen, een genadegift aan een sukkel.1 Terwijl ik constateeren kon deze beschouwing zelfs aan personen die er absoluut niets mee te maken hebben – b.v. de eerzame inboorlingen van dit gewest – werd medegedeeld – en b.v. ik 3 maal in een week door mij toen absoluut vreemde personen hoorde vragen “hoe komt dat nu dat gij niet verkoopt”.– In hoeverre het dagelijks leven prettig is als men dat zoo telkens merkt, laat ik aan U over.–
Nu komt er bij dat ik reeds dezen zomer besloten was – wegens gij mij toen den teugel eens liet voelen dat het in mijn belang was ik mij schikte naar dit & dat2 – U van mijn kant eens te laten voelen dat als men ’t me lastig maakte met veel aan dien teugel te morrelen, ik U den teugel wel in handen1v:2wou laten doch niet zelf aan ’t eind er vanvast – in andere woorden – als ik niet in ’t privé vrij ben bedank ik U voor die subsidie. Enfin dat mijn werk (niet mijn privéleven) zou zijn ’t geen waar het van af hing of ik in ’t finantieele, althans wat de frs 150.- betreft, er boven op bleef of niet. Dit een en ander resumeerende zeide ik, in brief van eind Januarij, dat ik het niet wou houden precies zoo als tot heden, zonder eenige bepaalde overeenkomst namelijk.–
Dat ik echter wel wou – heel graag zelfs wou – niets liever dan dat – op de zelfde wijs doorgaan mits met een bepaalde afspraak van levering van werk.–
En dat om daar de proef mee te nemen ik tegen Maart een & ander zou zenden.–
Uw antwoord was ontwijkend, zeker was het niet ronduit iets als: Vincent ik billijk deze en die grieven en ik vind het goed wij de afspraak maken gij mij maandelijks teekeningen zult zenden
1v:3 welke ge beschouwen kunt als het equivalent der frs 150 welke ik gewoon ben U te zenden, zoodat dit geld door U kan beschouwd worden als verdiend geld. Ik merkte zeer zeker op gij niet schreeft iets als het bovenstaande eenvoudigweg.–
Nu, ik dacht, ik zal tegen Maart een & ander zenden evenwel en kijken hoe het loopt.– Ik zond toen 9 stuks aquarellen en 5 stuks penteekeningen,3 schreef U ik nog een 6de penteekening had4 en de geschilderde studie van den ouden toren waarnaar in der tijd ge speciaal verlangdet.–5 Maar nu ik zie Uw expressies even vaag blijven kan ik niet anders dan meest beslist U zeggen dit geen manier van doen is.
Wat betreft mijn werk, tot heden was het inderdaad blijkbaar zoo dat gij het liever niet dan wel hadt ik iets zond.
Is dat nu nog zoo – wel dan moet dunkt me of ik uw protectie niet waard zijn of gij wat al te brooddronken denken over mijn teekeningen.–
Mijn voorstel tot geregelde levering van werk heb ik ook nu nog niet ingetrokken. Als ik spreek over de zaak dat ik verlang de frs 150 of wat het ook zij, meer of minder te mogen beschouwen als equivalent van wat ik U zend, is dit nog betrekkelijk een zeer privé zaak en blijven we nog gansch en al buiten de kwestie van of mijn werk al dan niet handelswaarde heeft.–
Doch ik ben dan meer verantwoord tegenover jan en alleman, van wie ik niet hoef af te wachten ze me rentenieren verwijten of – absoluut beschouwen als “hebbende GEEN middel van bestaan”.
Tevens, van Uw kant is het een bewijs van vertrouwen in mijn toekomst, hetwelk ik U echter zeer zeker niet zal trachten af te dwingen – en ik herzeg U dat wat gij in dezen beslist, aan het verleden niets zal toe of af doen en dat ik Uw hulp in ’t verleden zeerzeker niet zal negeeren en wel degelijk zal op prijs stellen.–
Doch geheel vrijwillig hebt ge te beslissen of onze relatie blijven zal of niet, in de toekomst – b.v. voor het loopende jaar.
Ik eindig met de verzekering echter dat indien gij weigert te treden in mijn voorstel om U geregeld werk te leveren (gij kunt met dat werk doen of laten wat ge wilt wat betreft het al dan niet er mee te handelen, doch ik sta in elk geval er toch op dat gij het van tijd tot tijd laat zien zooals ge in ’t heele begin reeds en m.i. teregt deedt), dat dan ik eene separatie zoude doorzetten.– Het komt mij voor dat de eer er mee gemoeid is – dus ofdie wijzigingof – uit.– Gegroet.
Wat ik later ook niet verkies te hooren zou wezen dat deze of die afspraak meer een opvatting van mij zou zijn dan de bedoeling van den anderen, n.l. Uw kant. Ge weet dat ge me zeidet C.M. dezen zomer zoo iets heeft gezegd tot U van mij.– Ik heb daardoor geleerd het zaak was tittels op de i te zetten waar het afspraken geldt.
Ik geloof dat wegens ik reeds vroeger herhaaldelijk over deze wijziging U schreef, nu nog eens resumeerende het alles klaar en duidelijk genoeg is uiteengezet
2v:6 en dat van mijn kant ik ook wel mag verzoeken om een klaar ja of een klaar neen.
Dat ik U de 6e penteekening nog niet stuurde is omdat ik, even als ik er op sta dat gij mijn werk nu en dan laat zien, ook voortaan Rappard eens iets van me zal laten kijken, daar hij nog al lui kent – en die teekening was toen bij R. en zou ik teruggekregen hebben doch hij heeft ze nog met twee andere penteekeningen “wintertuin”.6
Nu, en de geschilderde studie heb ik U reeds een woord over gezegd in een vorigen brief, dat ik gedecourageerd was die te zenden omdat als ge in die uit Drenthe niets vindt, geloof ik deze U ook niet bevallen zou.–7 Het komt mij – in mijn herinnering – voor dat er bij de Drenthsche eenigen zijn die als ik er weer voorzat ik juist zoo zou doen.–
Voor de loopende maand, wat ik U anders in April zou gezonden hebben, had ik reeds de volgende teekeningen, Wintertuin –8Knotberken –9Populierenlaan –10 de IJsvogel.–11