Back to site

434 To Theo van Gogh. Nuenen, between about Wednesday, 5 and about Sunday, 9 March 1884.

metadata
No. 434 (Brieven 1990 436, Complete Letters 359)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, between about Wednesday, 5 and about Sunday, 9 March 1884

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b392 V/1962 and b397 e V/1962

Date
The letter dates from after Vincent sent the batch of five pen-and-ink drawings of weavers on or about Sunday, 2 March (letter 432), which Theo must have received (ll. 2-3). From the calm tone of the letter we can infer that it must have been written before Vincent’s letter of 10 March (436), because there he is extremely incensed about Theo’s attitude and because he continues to express this anger in the letters that follow. It is not possible to give a precise date, so we have dated the letter between about Wednesday, 5 and about Sunday, 9 March 1884.

Arrangement
On the grounds of content, we have detached the sheet bearing ll. 75-123 from letter 442, where it was previously placed, and attached it to the present letter. We believe that the reason for raising the issue of the circumstances of Millet’s marriages lies in what Van Gogh argued about the ‘energy’ that love can bring in the first part of the letter.

Additional
On p. [1r:4] there is a pencilled list of artists’ names with coded prices, and an address, written in Theo’s hand. Cf. for a similar list also letter 167.

Ongoing topic
The ending of the relationship between Theo and Marie (432)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Dezer dagen zal ik U nog een nieuwe penteekening sturen van een wever – grooter dan de 5 anderen.1 ’t Weefgetouw van voren gezien – die zal maken dat dit reeksje teekeningen meer compleet is.–2 ’K geloof dat als ge ze opzet op grijs Ingres, ze ’t best zullen doen.–3
’t Zou me een beetje teleurstellen deze wevertjes terug te ontvangen.– En indien niemand anders er aan wil die ge kent, zou ik dit een artikel vinden dat misschien ge voor U zelf zoudt kunnen nemen om met dit als begin een aantal penteekeningen van Brabantsche handwerkslui bij een te brengen. ’t Geen ik graag ondernemen zou en – in de veronderstelling ik nu nogal veel in Brabant zal zijn – veel animo in zou hebben.
Op conditie van dat we er een suite van maken die bij elkaar blijft, zal ik graag den prijs laagstellen zoo dat, al zouden er veel teekeningen van dat soort komen, het in zijn geheel kan blijven.
 1v:2
Evenwel ik voor mij zal mij schikken naar wat gij dienaangaande ’t beste vinden zoudt.
En ge ziet dat het mijn streven niet is om de zaken met U af te breken – alleen, ik heb u gewezen er op dat het mij voorkwam zijn nut te kunnen hebben de teekeningen naarmate ik ze zend ook te laten zien.
Wat betreft ’t geen ge aan mij schreeft van Marie – ik geloof in zoo’n geval waar men geen mogelijkheid ziet het door te voeren, men iets niet moet vergeten.
Namelijk dat indien de vrouw van u heeft gehouden en iets voor u gevoeld en gij voor haar, deze periode van liefde een buitenkansje is in het leven.– Zij de vrouw mooi of leelijk, jong of oud, blijke ze beter of slechter, heeft daar slechts indirekt mee te maken.– Op zich zelf staat die zaak dat men elkaar heeft liefgehad.– Bij ’t scheiden nu – doof dat niet uit of tracht het niet te vergeten – en de klip dan te vermijden is die van eigengeregtigheid – men moet het dan niet laten voorkomen als of de vrouw aan den man veel verpligting  1v:3 had – men scheide als hadde men zelf verpligting – is m.i. galanter – en – humaner.– Welligt is dat uw zienswijs ook.– Liefde brengt altijd in moeielijkheden, dat is waar, maar heeft voor dat zij energie geeft.– Enfin.–
Van mij zelf geloof ik – en acht het mogelijk ’t met U eenigermate ook zoo zijn kan – dat ik nog geen ondervinding genoeg heb van de vrouwen. Wat dienaangaande in onze jeugd ons is geleerd deugt niets van, dat’s zeker – was geheel buiten de natuur om. En moet men door ondervinding iets zien te leeren – Het zou magtig pleizierig zijn indien men goed was en de wereld goed was &c. – jawel – doch het komt mij voor men hoe langer hoe meer tot de ervaring komt dat we zelf evenmin deugen als de wereld in ’t algemeen – waar we een stofdeeltje van zijn – en de wereld evenmin als we zelf – ’t zij men er erg zijn best op doe ’t zij men meer onverschillig handele, het wordt altijd iets anders – komt anders uit – dan men eigentlijk wou.– Maar wat er ook zij van het er beter of slechter, gelukkiger of ongelukkiger afbrengen, iets doen is beter dan niets doen.–
 1r:4
Enfin, mits men maar zorge, zooals Oom Vincent zegt – dat men niet tot een stijve, eigengeregtige hark opgroeije – mag men zelfs zoo goed zijn als men wil.– ZEd. gaf deze wijze les aan de dochter van C.M.4
Nu, gegroet.

b. à t.
Vincent

 2r:5
Uw brief over Millet heeft goede passages – beter gezien dan wat ge over l’Hermitte zegt, voor wien gij gerust uw sympathie kunt houden dunkt me. Verdiep U niet te veel in die absoluut steriele zanikerij over wie de eerste, wie de tweede &c. is, dat is niets dan nonsens en bête.– Er zijn er genoeg die dat doen, en wees gij een van die die Millet heel mooi vinden en l’Hermitte ook, zòò dat U geen ruimte overblijft om te suffen over wie nu het beste, het eerste is – ze zijn beiden boven ’t peil.
Wat zou men er aan hebben vergelijkingen te trekken tusschen Rembrandt en Nicolaas Maas of vd. Meer – nonsens hé – dus laat dat daar.–
over Millet had ik U nog dit te vragen, Zoudt gij soms denken dat Millet Millet zou zijn geworden als hij kinderloos en zonder vrouw had geleefd?5
Hij vond zijn inspiratie te makkelijker en voelde de eenvoudige lui beter en dieper omdat hij zelf leefde als een arbeidersgezin – maar met oneindig meer gevoel dan een gewoon arbeider.–  2v:6 Millets gezegde was, Dieu bénit les grandes familles6 – en dat hij dit meende klopt zijn leven mee.– Zou Millet dit hebben kunnen doen zonder Sensier.– Misschien niet.– Waarom brak Millet met die mannen die eerst zijn vrienden waren en van wien hij een jaargeld had evenwel.–7 Sensier laat zich daarover genoeg uit om te laten merken het hem schortte in dat zij en Millets persoon en Millets werk onder de mediocreteiten rekenden en er zich zelf en Millet mee embêteerden tot die kruik eindelijk, na lang te water gegaan zijnde, brak.– En toch Sensier treed niet in bijzonderheden van die dagen – net als of hij begreep dat Millet zelf dien tijd een ergen zaniktijd vond en er liever niet aan dacht.– Sensier zegt ergens dat als Millet dacht aan zijn eerste vrouw en die scharrelderij van toen, hij zijn hoofd tusschen zijn twee handen nam met een geste als overstelpte hem op nieuw die groote duisternis en onuitsprekelijke melankolie van die periode.– De tweede keer lukte zijn huisselijk leven beter – doch hij was niet meer met die eerste lui.–8

translation
 1r:1
My dear Theo,
One of these days I’ll send you another new pen drawing of a weaver — larger than the 5 others.1 The loom viewed from the front — that will make this little series of drawings more complete.2 I think that they’ll look best if you mount them on grey Ingres.3
It would disappoint me a bit to get these little weavers back. And if nobody else you know wants to take them on, I’d think this is an article that perhaps you could take for yourself, in order to bring together a number of pen drawings of Brabant artisans, with this as the start. Which I’d be happy to undertake and — on the assumption that I’ll be in Brabant quite a lot now — would be very keen to do.
On condition that we make them into a set that stays together, I’ll be happy to set the price low so that it can stay as a whole, even if many drawings of that kind were to come.  1v:2
However, for my part I’ll go along with what you think best in this regard.
And you see that it isn’t my endeavour to break off business with you — only, I’ve pointed out to you that it occurred to me that it might be useful to show the drawings as I send them.
As regards what you wrote to me about Marie — I believe that in such a case, where one sees no possibility of carrying it through, there’s something one shouldn’t forget.
Namely that if the woman has loved you and felt something for you, and you for her, this period of love is a stroke of luck in life. Whether the woman is beautiful or ugly, young or old, should she prove better or worse, only indirectly has anything to do with it. The plain fact remains that you have loved each other. On parting now — don’t extinguish that or try not to forget it — and the rock to avoid then is that of self-righteousness — one shouldn’t then let it appear as if the woman had a great obligation  1v:3 to the man — one should part as if one had an obligation oneself — is in my view more chivalrous — and — more humane. This may be the way you see it too. Love always causes trouble, that’s true, but in its favour, it energizes. But anyway.
As to myself, I believe — and consider it possible that to some extent it might also be the same with you — that I haven’t yet had enough experience with women. What we were taught about them in our youth is quite wrong, that’s certain — had nothing to do with real life at all. And if one has to see to it that one learns something by experience, it would be mightily pleasant if one was good and the world was good &c. — yes indeed — but it seems to me that one increasingly comes to realize that we ourselves are as bad as the world in general — of which we are a speck of dust — and the world as bad as we are — whether one does one’s very best or acts more indifferently, it always becomes something else — works out differently — from what one actually wanted. But whether it turns out better or worse, happier or unhappier, doing something is better than doing nothing.  1r:4
Well, provided one takes care, as Uncle Vincent says — that one doesn’t grow up into a stiff, self-righteous stick — one may even be as good as one wishes. His Hon. taught this wise lesson to C.M.’s daughter.4
Well, regards.

Yours truly,
Vincent

 2r:5
Your letter about Millet has good passages — better observed than what you say about Lhermitte, for whom you can safely keep your sympathy, it seems to me. Don’t immerse yourself in that absolutely sterile carping about who’s the first, who the second &c., that’s nothing but nonsense and stupidity. There are enough who do that, and you, be one of those who think Millet very good and Lhermitte too, so that you leave no room to fret about who’s the best, the first — they’re both above the mark.
What would be the point of making comparisons between Rembrandt and Nicolaas Maes or Vermeer — nonsense, eh? — so stop it.
There was also something I wanted to ask you about Millet. Do you think that Millet would have become Millet if he’d lived childless and without a wife?5
He found his inspiration the more easily and sympathized with the simple folk better and deeper because he himself lived like a labourer’s family — but with infinitely more feeling than an ordinary labourer.  2v:6 Millet’s motto was: God blesses large families6 — and his life proves that he meant it. Would Millet have been able to do this without Sensier? Perhaps not. But why did Millet break with those men who were originally his friends and from whom he had an annuity?7 Sensier says enough about this to make out that the trouble was that they rated both Millet’s person and Millet’s work as mediocre, and plagued both themselves and Millet with it until that pitcher finally broke, having been too many times to the well. And yet Sensier doesn’t go into details about those days — just as if he understood that Millet himself found that time a dreadful bore and preferred not to think of it. Sensier says somewhere that when Millet thought about his first wife and the struggle of those days, he would clasp his head between his two hands with a gesture as if the great darkness and inexpressible melancholy of that period overwhelmed him again. His domestic life was more successful the second time — but he wasn’t with those original people any more.8
notes
1. See for these pen-and-ink drawings: letter 430, n. 1.
2. Probably Weaver (F 1116 / JH 462 ). Cf. letter 442, n. 4.
3. Cf. for this recommendation for a grey passepartout: letter 216, n. 4.
4. Uncle Cor’s daughter: Johanna Hendrina van Gogh.
5. Van Gogh derived these ideas about a wife and children’s inspirational role for an artist from Michelet’s L’amour and La femme, and from Sensier’s book about Millet. Sensier refers to the importance of family life to the artist and paints a picture of Millet as a family man (‘Homme de la famille’). See Sensier 1881, pp. 84, 159 (quotation), 161-162, 220. Cf. also Van Uitert 1993, p. 139 (n. 36).
6. Van Gogh did not get the notion that God blesses large families from Sensier’s biography. He may have based the expression on the emphasis that Sensier placed on the fact that Millet, the father of nine children and devoted to the family from which he himself came, was unarguably a family man: ‘All these scenes of family life were very innocent and very full of emotion: Millet spoke of children, house and home in tender words unknown to Parisian bachelors’. (Toutes ces scènes familières étaient bien naïves et bien émues: Millet a parlé des enfants, de la maison, du foyer avec des tendresses inconnues aux célibataires parisiens). Sensier 1881, p. 346.
7. The observation that Millet broke with his earlier benefactors relates to the 1835-1841 period. Cherbourg municipality and the department of Manche paid him an allowance for his training as a painter, but in 1841, when he was asked to paint the portrait of the late mayor Javain from a miniature, they were dissatisfied with the result and publicly abandoned him. See Sensier 1881, pp. 42-43, 72-75. Sensier was Millet’s patron.
8. Millet married Pauline Virginie Ono in November 1841. ‘This union was not happy, in fact. Millet’s young wife was of a sickly constitution, all she did was suffer and waste away, and she died in Paris on 21 April 1844.’ (Cette union en effet ne fut pas heureuse. La jeune femme de Millet était une constitution maladive; elle ne fit que souffrir et se consumer, et elle mourut à Paris le 21 avril 1844.) His second wife was Catherine Lemaire, from Lorient, and she, according to Sensier 1881, pp. 76, 84, ‘was to be the mother of his children and his devoted lifelong companion’ (devait être la mère de ses enfants et la compagne dévouée de toute sa vie).
Millet’s dramatic pose, unmanned by melancholy and sitting with his head in his hands, does not occur anywhere in Sensier. All he said – aside from what has been quoted above – was: ‘Millet’s first marriage had been most unhappy’ (Le premier mariage de Millet avait été bien malheureux). Sensier 1881, p. 83. Van Gogh himself made several drawings of this subject (inspired by English wood engravings).