Ziehier eenige der gedichten van Coppée die ik U beloofde te zenden.1 Tristement2 herinnert mij aan een populierenlaan van Hippolyte Boulenger – la vallée de Josafat geloof ik.3 Wat is er een herfststemming in.–
Ik dacht gij ze ook mooi zoudt vinden.
In het deeltje staat nog veel meer, ik nam er hier & daar maar wat uit.4
Heb deze laatste dagen een paar studies buiten geschilderd, ik stuur U croquis van een er van.5
Het blijft goed gaan met mijne moeder – de breuk is geconsolideerd & het gipsverband er af.– Toch zal ze nog een week of 6 ’t been steeds horizontaal moeten houden. Wij hebben haar echter gisteren eens in de huiskamer gedragen met een soort draagbaar en zoo zal zij als ’t wat verder is ook in de open lucht reeds eens kunnen gebragt worden.
Bij die gedichten van Coppee voeg ik een Arabische fabel die ik deze week vond in een stuk van de Lesseps, Voyage dans le Soudan. ’t Idee vond ik fijn en geloof het zoo zijn kan.– Zóó beschouwd spelen de mannen een niet erg nobele rol – nu, maar dat is ook wel eens zoo.– Algemeen gaat het echter niet op want........ brandt de kaars ter wille van den vlinder?– Als men dat wist – welnu – ’t ware welligt de moeite waard een suicide te doen op die wijs.
Als echter de kaars zelf eens grinnikte om de verbrande vlerken – – – – .
Maar wat er ook van zij, ’t trof me.6 En – ik geloof steeds dat in de diepten er van die dingen zijn – die ons navreeren zouden indien we ze wisten.– Bij momenten is men gansch gedesenchanteerd van de menschen – eigen ik natuurlijkerwijs incluis – toch – wegens vooral men après tout gaauw genoeg creveeren zal, is ’t eigentlijk niet de moeite waard zijn ongenoegen vol te houden, zelfs als ’t gegrond ware.–
En in geval van ongegrondheid onzer inzigten in zake van nietswaardigheid der menschheid onze vergissing nog erger voor ons zelf.– Het ergste kwaad van alle kwaad is mijns inziens eigengeregtigheid, en die in zich uit te roeijen een eeuwige wiedpartij.
Te moeielijker voor ons Hollanders omdat zoo dikwijls de opvoeding zelf er fataal ons toe brengen moet in zeer hooge mate eigengeregtig te worden.– Doch ook hierover niet gezanikt.
Mijn idee aangaande de teekeningen en dat ik U vroeg, laat ze zien indien ge in de gelegenheid zijt, zeg ik U nog eens zijn grond heeft in dingen die betrekkelijk buiten mij zijn – ’t wordt mij nog al eens verweten “dat ik niet verkoop”. Nog al eens gevraagd: waarom anderen wel verkoopen en ik niet.– Ik zeg daarop ik met der tijd wel degelijk hoop te verkoopen doch geloof dit het meest direkt te kunnen influenceeren door geregeld voort te werken, en op dit moment alle “er op werken” om mijn tegenwoordig werk aan den man te brengen, weinig zou geven.– Gevolgelijk een kwestie is die mij niet erg warm of koud maakt, zijnde mijn attentie op vooruitkomen.– Toch, en omdat men er me wel eens een verwijt van maakt en omdat het vuur mij nog al eens aan de scheenen komt door moeielijkheden om er door te komen, mag ik niets verwaarloozen wat maar eenige kans is om iets te verkoopen.– Doch nog eens, het spreekt van zelf ik geprepareerd ben erop het niets direkt geeft.– Voor me zelf is het echter iets wat mij, nu ik er eenmaal een begin mee heb gemaakt, animeert (misschien is dit heel gek van me) om mijn werk eens aan enkelen te laten zien. Gegroet, met een handdruk.
Un papillon aimait une lumière. Sans cesse attiré vers elle, il s’en approchait. Mais dès que le bout de son aile recevait une légère atteinte, il s’éloignait, se jetant aux pieds de la cruelle et faisant retentir l’air de ses plaintes et de ses gemissements.– Cependant la lumière se consumait – avant de jeter son dernier éclat, elle dit à son amant:
Papillon – tu as fait bien du bruit pour quelques atteintes au bout de tes ailes, tu m’as fait d’injustes reproches; moi, je t’ai aimé en silence; ma flamme va s’éteindre. Je meurs – adieu – vole à d’autres amours.–