1*Ik was blijde met Uw brief van heden 2en het ingeslotene en dank U zeer voor beiden. 3Het komt mij voor dat tot heden het herstel 4van Moe over ’t algemeen genomen zeer 5voorspoedig gaat. En er hoe langer hoe minder 6direkt gevaar is en het meer en meer wordt 7gereduceerd tot eene kwestie van tijd vooral_ 8Toch – geheel de zelfde zal Moe zeker niet zijn 9als de breuk digtgegroeid zal wezen. 10’t Effekt op haar en van den weeromstuit op Pa 11welligt ook/ zal m.i_ zijn ’t hun in eens een 12heel eind verder in den ouden dag heeft 13geplaatst.
14In de gegevenen was ik blijde t’huis te zijn. 15en het gebeurde ongeluk natuurlijkerwijs 16eenige kwesties (waarin ik nog al verschil 17van inzigt met Pa en Moe) geheel op den 18achtergrond geschoven hebbende – gaat het 19alles nog al wel tusschen ons en kan 20er wel van komen ik in ’t vervolg meer 21en langer te Nunen zal blijven dan 22aanvankelijk ik wel veronderstelde ’t geval te 23kunnen wezen.
24Het ligt toch eenigzins in den aard der 25zaak dat juist ook in later tijd/ als Moe 26meer zal verdragena moeten worden &c_/ 27ik een handje zal kunnen helpen. 28Nu de consternatie der eerste dagen wat 29voorbij is kan ik betrekkelijk heel geregeld 30mijn werk doen.
31Ik schilder dagelijks aan studies van de 32wevers hier,1 die geloof ik beter zijn van techniek 33dan de geschilderde studies uit Drenthe die ik 34U stuurde.2
36Die gevallen van de weefgetouwen met 37die betrekkelijk gecompliceerde machinerie 38in ’t midden waarvan het figuurtje zit/ zal 39dunkt mij voor penteekeningen zich ook 40prêteeren en zal ik er eenigen van maken 41in gevolge den wenk dien gij in uw schrijven 42mij geeft.
43Vóór het ongeluk gebeurde was mijn 44afspraak met Pa dat ik kosteloos een 45tijd hier zou inwonen ten einde daardoor 46ruimte te krijgen om eenige rekeningen 47in ’t begin van ’t jaar af te doen.
48En ’t geld dat gij zondt met Nieuwejaar 49en in half Januarij ongeveer 50was daarvoor klaar. Doordat ik 51toen het ongeluk gebeurde dit aan Pa 52gaf/ zijn het deze keer die verfrekeningen 53die aan de beurt liggen_3
54Te meer daar Pa net een buitenkansje 55heeft van f_ 100 van Oom Stricker/ 56wat ik heel aardig van oom S_ vind_ 57In het finantieele heb ik dus door 58mijn hierzijn niet geprofiteerd_ 59En het is mijn plan krachtig door te 60zetten met het werk_
61Over een jaar zoowat dan zullen
1v:3 62de moeielijkheden in ’t finantieele/ die 63het ongeluk van Moe niet in gebreke 64zal blijven na zich te slepen/ voor Pa 65meer voelbaar zijn dan nu denk ik_ 66Laat ons in den tusschentijd trachten 67iets met mijn werk ook te doen_
68Après tout zijn Pa en Moe persoonlijk 69voor hun leven gedekt/ Pa’s pensioen 70gelijkstaande met zijn tegenwoordig inkomen_ 71Maar broer/de arme zusters – zonder 72kapitaal/ in een tijd dat de animo 73om meisjes zonder geld te trouwen niet 74groot is in de maatschappij – voor 75hun kon ’t leven wel eens graauw en 76triest blijven/ en 77hun normale ontwikkeling gedwarsboomd. 78Doch wij willen den tijd niet vooruit loopen_
79Hoe het altijd stil liggen op Moe’s gestel 80werken zal/ is moeielijk vooruit te bepalen_
81Alle voorzorgen die wij nemen kunnen om 82doorliggen te voorkomen/ zijn natuurlijk van 83belang. We hebben een soort draagbaar gemaakt 84om Moe te kunnen verbedden als het wenschelijk 85is4 – doch hoe minder dit voorloopig geschiedt 86hoe beter. Rustig liggen is nommer 1_
87Moe’s humeur is gelukkig/ haar moeielijke 88positie in aanmerking genomen, zeer gelijkmatig 89en tevreden. En zij amuseert zich met 90kleinigheden_ Ik heb het kerkje met de 91heg en de boomen geschilderd onlangs voor haar.5 92zoo’n soort geval/
93Dat ik de natuur hier heerlijk vind zal U 94zeker zeer begrijpelijk voorkomen.
95Als ge ooit komt zal ik U eens in de hutten der wevers 96brengen_– De figuren der wevers en de 97vrouwen die garen winden zullen U zeker treffen_ 98De laatste studie die ik maakte 99is het figuur van een man die in ’t weefgetouw zit 100op zich zelf/ de buste en de handen_6
101Ik ben ook aan ’t schilderen van een 102weefgetouw – van oud groenachtig bruin 103geworden eikenhout – waarin ’t jaartal 1730 104staat gesneden. Bij dat getouw/ aan een 105raampje waardoor men een groen veldje ziet/ 106staat een kinderstoel en het kleine kind 107zit daarin uren lang te kijken naar het 108heen en weer schieten van den weversspoel_ 109Ik heb dat geval aangepakt net zoo als ’t in 110de natuur was/ het getouw met het wevertje/ 111’t raampje en die kinderstoel in het armzalige 112vertrekje met leemen vloer.7
113Als ge wilt/ schrijf me iets meer uitvoerigs over 114expositie Manet/ zeg eens welke schilderijen er 115van hem te zien zijn_8 Manet’s werk heb ik steeds 116zeer oorspronkelijk gevonden_– Kent gij het 117stuk van Zola over Manet?9 Ik betreur het 118van hem slechts zeer enkele schilderijen te 119hebben gezien.10 Ik zou vooral zijn naakte vrouwenfiguren 120graag eens zien. Ik vind het niet overdreven 121dat sommigen/ b.v. Zola/dweepen met hem 122ofschoon ik voor mij volstrekt niet vind hij onder 123de allereersten dezer eeuw kan worden gerekend_ 124Doch ’t is een talent dat zijn raison d’être 125zeer zeker heeft en dat is al veel. Het stuk dat 126Zola over hem schreef staat in het deeltje “mes haines”_ 127de conclusies die Zola maakt als ware Manet een 128man die als ’t ware een nieuwe toekomst opent 129voor moderne opvatting in de kunst/ kan ik voor mij 130niet deelen/11 voor mij is niet Manet doch Millet die 131essentieel moderne schilder die den 132horizon opende voor velen. Gegroet/ met een 133handdruk in gedachten_