1r:1
1Waarde Theo,
1*Voor Uw schrijven van 1 Janij
2en het ingeslotene moet ik U nog bedanken_
3Betreffende broederlijk zijn zoo is dit
4zeer afhankelijk/ naar ’t me voorkomt/ van
5of men de dingen ziet met dezelfde oogen
6al dan niet – en hier wees ik op –
7als komende ’t me voor onze inzigten
8welligt aanmerkelijk zullen uit elkaar
9loopen – indien dit niet alreeds ’t geval is.
10Indien ik reeds verschil constateerde
11(niet zoo maar veronderstelde) – ik doe zulks/
12herzeg ik U, omdat tegenover U ik niet
13mij anders zal houden dan ik ben &
14juist omdat ik niet zou willen twisten_
15op den duur zou ik/ hoe groot den
16steun ook zij dien ik door U heb/ dien liever
17missen dan aanhouden op conditie van
18tegen wat ik geloof in te werken.
19Te meer omdat in later jaren/ indien we die
20beleven/ welligt gijzelf niet precies zult blijven
21gelooven in wat gij nu nog er voor houdt
22vast staat. Maar dat is nu niet aan de
23orde.
24Betreffende wat gij zegt het zou kunnen gebeuren
25ik geheel geisoleerd werd – ik zeg niet dat dit niet
26zou kunnen gebeuren – ik wacht weinig anders
27en zal al content zijn indien ’t leven me
28houdbaar/ dragelijk blijft.
 1v:2
29Zulks echter verklaar ik U ik niet zou
30beschouwen als een lot dat ik verdien/ want
31ik geloof dat ik après tout niets heb
32gedaan of doen zal dat maakt ik
33het regt om mij een mensch onder de menschen
34te voelen verloren zou hebben of verliezen zal.
35Voor een aanmerkelijk deel dus
36zouden ook anderen daar in fout kunnen
37zijn. Nu/ ik tracht mij zelf te beschouwen
38als of ik iemand anders was/ objectief dus/ n.l. dat
39ik mijn eigen fouten ook tracht te zien
40zoowel als wat misschien daar tegen over
41staat_ En ik ken verscheiden geschiedenissen
42van mannen die betrekkelijk zeer geisoleerd
43leven moesten – juist ook omdat noch
44de eene noch de andere partij hen precies vond
45zóó als ze ze begeerden.
46Nu zijn er
47twee soorten van lui die tusschen de partijen
48inhangen/ n.l. zoodanigen die geen persoonlijk
49karakter hebben en tweedens zulken wier
50karakter wel degelijk een karakter is doch
51zoo als gezegd toch niet is wat de een of
52de andere partij die een der boventoonen heeft/
53wil. Isolatie is beroerd genoeg en
54een soort van gevangenis. In hoeverre
55ik daarin verder zal komen is echter misschien nog
56niet precies beslist te zeggen. ’t Geen ge trouwens
57ook niet doet.–
 1v:3
58Ik voor mij vind het dikwijls pleizieriger onder de
59menschen die het woord in kwestie niet eens kennen/
60b.v. de boeren/ de wevers &c_/
61dan in de beschaafdere wereld. Dat is voor mij
62wel gelukkig.
63Zoo bij voorbeeld heb ik nu terwijl ik hier ben
64mij verdiept in de wevers.
65Kent gij veel teekeningen van wevers?
66Ik maar zeer enkelen.
67Voorloopig heb ik 3 aquarellen er van gemaakt.1
68Deze lui zijn lastig te teekenen omdat men
69in de kleine vertrekken zijn afstand niet kan nemen om
70’t getouw te teekenen/ dat is geloof ik de reden
71waarom het dikwijls mislukken moet ze te maken_
72Ik heb hier echter een vertrek gevonden waar
73twee getouwen staan & waar het te doen is.
74Rappard heeft in Drenthe er een studie van geschilderd,
75die ik mooi vond.2 Zeer somber – want het is
76een zeer armzalig volkje die wevers.
77Ik heb ook een teekening
78gemaakt, ofschoon slechts een impressie, van
79een houtverkooping.3
80Ik wenschte gij wel verstondt en begreept
81dat/ indien jaa ik wel wensch bij tijden
82dat gij over zekere kwesties andere gedachten
83kondt hebben dan Uw tegenwoordigen, ik
84dit niet laten kan omdat ik geloof gij
85'er beter bij varen zoudt.
85aEn het is niet omdat ik een proseliet zou begeeren te maken voor MIJN OPINIES_ Mijn opinies
86geloof ik niet beter te zijn dan anderer
87menschen opinie_– Doch meer & meer
88begin ik te gelooven dat er iets is waar alle
89opinies/ ook de mijne dus/ als niets bij worden.
 1r:4
90Zekere waarheden en daadzaken waar onze
91opinies weinig of niets aan toe of af doen en waarmede ik noch
91amijn noch anderer opvattingen hoop te verwarren/ ’t geen een erreur de point
91bde vue zou wezen.
92Evenmin als de windwijzers iets af of toe doen
93aan de rigting van den wind/ doen opinies af of toe aan
93azekere standaard waarheden.
94De windwijzers maken den wind niet oost of noord/ evenmin
95welke opinies dan ook de waarheid waar.
96Ik weet niet of gij mij begrijpen zult maar het
97was mij te doen U duidelijk te maken ik/ denkende
98zoo als ik denk/ moeielijk boos zou kunnen
99worden op wie dan ook ter wille van
100slechts een opinie_– Ik mijn eigen opinies
101niet veel tellende. Maar het is iets heel anders als
102ik het niet goed vind als ik veel personen,
103mijns inziens wel wat roekeloos, te veel buiten wat
104voor iedereen waar is om zie leven. Dus indien
105'ik boos word zoo kon ’t wel eens zijn om iets4
106waar een hoogen dunk van
106amij zelf hebben zeer buiten ’t spel was.
107Er zijn dingen die zoo oud zijn als de menschheid
108zelf en die ook wel niet vooreerst zullen ophouden.5
110Ik ken een oude legende van ik weet niet
111eens welk volk/ die ik mooi vind/ die natuurlijk
112zeker niet letterlijk gebeurd is maar een symbool
113is toch van veel.6 In dat verhaal wordt beweerd
114dat het menschelijk geslagt afstamt van twee broers.
115Die lui mogten kiezen wat zij hebben wilden uit
116alle dingen. De eene koos het goud en de
117andere koos het boek.
118Den eersten die ’t goud gekozen had ging alles
119goed maar den tweeden ging het slecht.
120De legende – zonder precies te verklaren
121waarom – verhaalt hoe die man met het boek  2r:5
122werd verbannen naar een koud en
123miserabel land en geïsoleerd_
124Hij begon echter in zijn misere dat boek
125te lezen en hij leerde er dingen uit_
126Zoo dat hij er toe kwam zich het leven
127dragelijker te maken en verschillende dingen
128uitvond om zich te redden uit zijn moeielijkheden.
129Zoo dat ten laatste hij een zekere magt
130verkreeg/ ofschoon altijd door werken
131en als door een strijd.
132Toen later, juist toen hij met het boek
133sterker werd, verzwakte de eerste en dus die
134leefde lang genoeg om te gevoelen dat het
135goud niet de as is waar alles om draait.
136Dit is maar een legende doch
137voor mij zit er iets dieps in dat ik waar
138vind_
139Het boek/ dat is niet alleen alle boeken of de litteratuur/
140het is tevens
141geweten/ rede – en het is kunst_
142“Het goud”/ dat is niet alleen geld maar het is
143een beeld van een boel andere dingen tevens.
144Meen echter niet ik in dit opzigt iets forceeren
145zou willen – deze dingen moeten zich zelf
146uitwijzen. Iets anders is het evenwel dan
147forceeren er een woord over te zeggen
148– op zekere momenten is zwijgen er over
149haast ’t zelfde als veinzerij. Dat wilde
150ik nu eenmaal ook niet.
 2v:6
151En overigens/ hoe het ook loope met al dan
152niet geïsoleerd worden/ ik zal trachten het zoo
153te sturen dat ik doorwerken kan – en wat
154mijn opinies mogt betreffen – ik denk wel
155eens aan wat Taine zei/ il me semble
156que pour ce qui est du travailleur personellement/
157on peut garder ça pour soi_7 ’t was dan
158ook waarschijnlijk een fout van mij betrekkelijk
159ik het niet voor mezelf hield. Enfin.
160En weet het wel dat ik er op tegen zou zijn
161gij het helpen van mij zoudt beschouwen
162als iets ’t welk gij U verpligt zoudt rekenen
163te doen want zulks waart gij niet verpligt
164vroeger noch zijt het nu – het is iets vrijwilligs
165van U geweest waarvoor ik van mijn kant
166wel degelijk verpligting heb aan U en zooals
167ik reeds zeide/ wel degelijk zal blijven gevoelen.
168U voorspoed met Uw zaken toewenschende,

169b. à t.
170Vincent

 3r:7
171Een aardig woord las ik eens ergens betreffende
172dat men op later leeftijd wel degelijk nog verandert.
173In een levensbeschrijving van Corot vind ik het volgende over den
174invloed door hem uitgeoefend op Français_
175Daar staat “à trente ans Français ignorait ce que c’est
176qu’un ton neutre_8
177Ik bedoel/ tot laat toe en in het artistieke en
178zeer zeker niet minder “als mensch”/ tot laat toe
179kan men zekere stijve/ rigide/ laat ik nu maar zeggen
180ijzerachtige manieren van doen/ zoowel als van kijken/
181zoowel als van werken hebben/ en evenwel op later
182leeftijd tot zachter/ tot intelligenter/ tot redelijker/ tot
183humaner inzigten komen_
184Wil er op komen dat het heel best kan gij en
185als mensch en als werkman tot meer natuur/ tot
186meer rust/ tot meer “uw eigen” komt.
187Wil er op komen dat ik U zooals gij nu soms zijt
188niet natuurlijk vind/ b.v. niet verl. zomer te s’Hage.
189Dat is voorloopig niets – en word door mij beschouwd
190geenszins als Uw vast en onherroepelijk karakter of
191stemming maar als een curieus verschijnsel.
192Dat ik gadesla met belangstelling en nadenken/
193juist omdat ik zelf ook kende oogenblikken van
194die stemming/ juist in een tijd ik vlak bij een
195ommekeer in eigen gemoed was_– Enfin_
196Iets is er nog wat ik U moet mededeelen betreffende
197mijn gesprek met Pa. Ik heb er Pa op gewezen dat
198in mijn tegenwoordige stemming en positie ik er wel
199eens over denk om weder terug te gaan tot de vrouw
200met wie ik geleefd heb – ja dat ik er toe zou kunnen komen
201om haar te trouwen_– Weet gij echter – maar
202dat hoeft Pa niet te weten – dat ik tot heden
203er zoo over denk als ik besloot dat dit niet gaan zou
204en van op nieuw zamenleven niet komen kan_
205Ik sprak er met Pa over om eens terug te komen op de
206kwestie van het “vaderlijk regt”9 om iets van dien aard te verhinderen/
207kwestie door Pa aangeroerd. Ik zeide dienaangaande
208dat primo een zich stellen van Pa tegenover mij ooit in een
209regtszaak in mijn oog een hoogst onverstandig ding zou wezen_
 3v:8
210Dat bovendien in zoo’n zaak zou geknoeid en valsch
211getuigd moeten worden om een schijn van regt te geven
212aan een belemmering mij bij een eventueel voorgenomen
213huwelijk in den weg gelegd.
214Dat ik voor mij in een geval men ooit in
215zoo’n geval me in den weg zou staan/ heel kalm en bedaard
216mij zou verdedigen en op mijn regt staan en niet
217toegeven.
218Ziende ik er in dat het een geval zou worden in hetwelk de regter
219zelf op de noodzakelijkheid eener minnelijke schikking
220zou aandringen_
221Zoo sprak ik met pa over de kwestie van trouwen/ nemende
222de vrouw met wie ik geleefd heb als voorbeeld hoe het zou
223kunnen gaan_– Doch weet gij dat op dit punt ik
224geen redenen inzie om terug te komen op het besluit
225met haar niet weer zamen te leven. Besluit haar
226zelf ook bekend.
227Voor en aleer ik tot andere gedachten daaromtrent
228kwam zouden er een heele boel dingen moeten
229gebeuren waar nu geen sprake van is.
230Weet gij voor U zelf dus daaromtrent het Uwe doch
231tot Pa heb ik er over gesproken in den geest dat
232indien ik dit ooit zou willen/ Pa het niet zou kunnen
233verhinderen/ daar/ wat er ook zij van het
234vaderlijk regt/ geen termen in de wet ik zien kan
235die op mij zouden toepasselijk zijn om mij te belemmeren_
236Pa heeft al zoo dikwijls daarop gezinspeeld/ heel vaag maar
237toch heel voelbaar/ dat ik voor mij het hem maar eens
238vierkant heb gezegd hoe absurd en grof ik zoo’n opvatting zou vinden.
239Ik denk wel degelijk soms er over dat trouwen
240voor mij een hoogst wenschelijke zaak zou zijn doch
241bepaalde plannen dienaangaande heb ik daarom
242niet en zeker niet voor zoover de vrouw met wie ik
243geleefd heb aangaat_


85 a Mijn < Emphasis added by us.
105 zijn om < om
top