1*Voor Uw schrijven van 1 Janij 2en het ingeslotene moet ik U nog bedanken_ 3Betreffende broederlijk zijn zoo is dit 4zeer afhankelijk/ naar ’t me voorkomt/ van 5of men de dingen ziet met dezelfde oogen 6al dan niet – en hier wees ik op – 7als komende ’t me voor onze inzigten 8welligt aanmerkelijk zullen uit elkaar 9loopen – indien dit niet alreeds ’t geval is. 10Indien ik reeds verschil constateerde – 11(niet zoo maar veronderstelde) – ik doe zulks/ 12herzeg ik U, omdat tegenover U ik niet 13mij anders zal houden dan ik ben & 14juist omdat ik niet zou willen twisten_ 15op den duur zou ik/ hoe groot den 16steun ook zij dien ik door U heb/ dien liever 17missen dan aanhouden op conditie van 18tegen wat ik geloof in te werken.
19Te meer omdat in later jaren/ indien we die 20beleven/ welligt gijzelf niet precies zult blijven 21gelooven in wat gij nu nog er voor houdt 22vast staat. Maar dat is nu niet aan de 23orde.
24Betreffende wat gij zegt het zou kunnen gebeuren 25ik geheel geisoleerd werd – ik zeg niet dat dit niet 26zou kunnen gebeuren – ik wacht weinig anders 27en zal al content zijn indien ’t leven me 28houdbaar/ dragelijk blijft.
29Zulks echter verklaar ik U ik niet zou 30beschouwen als een lot dat ik verdien/ want 31ik geloof dat ik après tout niets heb 32gedaan of doen zal dat maakt ik 33het regt om mij een mensch onder de menschen 34te voelen verloren zou hebben of verliezen zal. 35Voor een aanmerkelijk deel dus 36zouden ook anderen daar in fout kunnen 37zijn. Nu/ ik tracht mij zelf te beschouwen 38als of ik iemand anders was/ objectief dus/ n.l. dat 39ik mijn eigen fouten ook tracht te zien 40zoowel als wat misschien daar tegen over 41staat_ En ik ken verscheiden geschiedenissen 42van mannen die betrekkelijk zeer geisoleerd 43leven moesten – juist ook omdat noch 44de eene noch de andere partij hen precies vond 45zóó als ze ze begeerden.
46Nu zijn er 47twee soorten van lui die tusschen de partijen 48inhangen/ n.l. zoodanigen die geen persoonlijk 49karakter hebben en tweedens zulken wier 50karakter wel degelijk een karakter is doch 51zoo als gezegd toch niet is wat de een of 52de andere partij die een der boventoonen heeft/ 53wil. Isolatie is beroerd genoeg en 54een soort van gevangenis. In hoeverre 55ik daarin verder zal komen is echter misschien nog 56niet precies beslist te zeggen. ’t Geen ge trouwens 57ook niet doet.–
58Ik voor mij vind het dikwijls pleizieriger onder de 59menschen die het woord in kwestie niet eens kennen/ 60b.v. de boeren/ de wevers &c_/ 61dan in de beschaafdere wereld. Dat is voor mij 62wel gelukkig.
63Zoo bij voorbeeld heb ik nu terwijl ik hier ben 64mij verdiept in de wevers.
65Kent gij veel teekeningen van wevers? 66Ik maar zeer enkelen.
67Voorloopig heb ik 3 aquarellen er van gemaakt.1 68Deze lui zijn lastig te teekenen omdat men 69in de kleine vertrekken zijn afstand niet kan nemen om 70’t getouw te teekenen/ dat is geloof ik de reden 71waarom het dikwijls mislukken moet ze te maken_ 72Ik heb hier echter een vertrek gevonden waar 73twee getouwen staan & waar het te doen is. 74Rappard heeft in Drenthe er een studie van geschilderd, 75die ik mooi vond.2 Zeer somber – want het is 76een zeer armzalig volkje die wevers.
77Ik heb ook een teekening 78gemaakt, ofschoon slechts een impressie, van 79een houtverkooping.3
80Ik wenschte gij wel verstondt en begreept 81dat/ indien jaa ik wel wensch bij tijden 82dat gij over zekere kwesties andere gedachten 83kondt hebben dan Uw tegenwoordigen, ik 84dit niet laten kan omdat ik geloof gij 85'er beter bij varen zoudt. 85aEn het is niet omdat ik een proseliet zou begeeren te maken voor MIJN OPINIES_Mijnopinies 86geloof ik niet beter te zijn dan anderer 87menschen opinie_– Doch meer & meer 88begin ik te gelooven dat er iets is waar alle 89opinies/ ook de mijne dus/ als niets bij worden.
90Zekere waarheden en daadzaken waar onze 91opinies weinig of niets aan toe of af doen en waarmede ik noch 91amijn noch anderer opvattingen hoop te verwarren/ ’t geen een erreur de point 91bde vue zou wezen.
92Evenmin als de windwijzers iets af of toe doen 93aan de rigting van den wind/ doen opinies af of toe aan 93azekere standaard waarheden.
94De windwijzers maken den wind niet oost of noord/ evenmin 95welke opinies dan ook de waarheid waar.
96Ik weet niet of gij mij begrijpen zult maar het 97was mij te doen U duidelijk te maken ik/ denkende 98zoo als ik denk/ moeielijk boos zou kunnen 99worden op wie dan ook ter wille van 100slechts een opinie_– Ik mijn eigen opinies 101niet veel tellende. Maar het is iets heel anders als 102ik het niet goed vind als ik veel personen, 103mijns inziens wel wat roekeloos, te veel buiten wat 104voor iedereen waar is om zie leven. Dus indien 105'ik boos word zoo kon ’t wel eens zijn om iets4 106waar een hoogen dunk van 106amij zelf hebben zeer buiten ’t spel was.
107Er zijn dingen die zoo oud zijn als de menschheid 108zelf en die ook wel niet vooreerst zullen ophouden.5 110Ik ken een oude legende van ik weet niet 111eens welk volk/ die ik mooi vind/ die natuurlijk 112zeker niet letterlijk gebeurd is maar een symbool 113is toch van veel.6 In dat verhaal wordt beweerd 114dat het menschelijk geslagt afstamt van twee broers. 115Die lui mogten kiezen wat zij hebben wilden uit 116alle dingen. De eene koos het goud en de 117andere koos het boek.
118Den eersten die ’t goud gekozen had ging alles 119goed maar den tweeden ging het slecht. 120De legende – zonder precies te verklaren 121waarom – verhaalt hoe die man met het boek
2r:5 122werd verbannen naar een koud en 123miserabel land en geïsoleerd_
124Hij begon echter in zijn misere dat boek 125te lezen en hij leerde er dingen uit_–
126Zoo dat hij er toe kwam zich het leven 127dragelijker te maken en verschillende dingen 128uitvond om zich te redden uit zijn moeielijkheden. 129Zoo dat ten laatste hij een zekere magt 130verkreeg/ ofschoon altijd door werken 131en als door een strijd.
132Toen later, juist toen hij met het boek 133sterker werd, verzwakte de eerste en dus die 134leefde lang genoeg om te gevoelen dat het 135goud niet de as is waar alles om draait. 136Dit is maar een legende doch 137voor mij zit er iets dieps in dat ik waar 138vind_
139“Het boek”/ dat is niet alleen alle boeken of de litteratuur/ 140het is tevens 141geweten/ rede – en het is kunst_
142“Het goud”/ dat is niet alleen geld maar het is 143een beeld van een boel andere dingen tevens.
144Meen echter niet ik in dit opzigt iets forceeren 145zou willen – deze dingen moeten zich zelf 146uitwijzen. Iets anders is het evenwel dan 147forceeren er een woord over te zeggen 148– op zekere momenten is zwijgen er over 149haast ’t zelfde als veinzerij. Dat wilde 150ik nu eenmaal ook niet.
151En overigens/ hoe het ook loope met al dan 152niet geïsoleerd worden/ ik zal trachten het zoo 153te sturen dat ik doorwerken kan – en wat 154mijn opinies mogt betreffen – ik denk wel 155eens aan wat Taine zei/ il me semble 156que pour ce qui est du travailleur personellement/ 157on peut garder ça pour soi_7 ’t was dan 158ook waarschijnlijk een fout van mij betrekkelijk 159ik het niet voor mezelf hield. Enfin.
160En weet het wel dat ik er op tegen zou zijn 161gij het helpen van mij zoudt beschouwen 162als iets ’t welk gij U verpligt zoudt rekenen 163te doen want zulks waart gij niet verpligt 164vroeger noch zijt het nu – het is iets vrijwilligs 165van U geweest waarvoor ik van mijn kant 166wel degelijk verpligting heb aan U en zooals 167ik reeds zeide/ wel degelijk zal blijven gevoelen.
171Een aardig woord las ik eens ergens betreffende 172dat men op later leeftijd wel degelijk nog verandert.
173In een levensbeschrijving van Corot vind ik het volgende over den 174invloed door hem uitgeoefend op Français_
175Daar staat “à trente ans Français ignorait ce que c’est 176qu’un ton neutre”_8
177Ik bedoel/ tot laat toe en in het artistieke en 178zeer zeker niet minder “als mensch”/ tot laat toe 179kan men zekere stijve/ rigide/ laat ik nu maar zeggen 180ijzerachtige manieren van doen/ zoowel als van kijken/ 181zoowel als van werken hebben/ en evenwel op later 182leeftijd tot zachter/ tot intelligenter/ tot redelijker/ tot 183humaner inzigten komen_–
184Wil er op komen dat het heel best kan gij en 185als mensch en als werkman tot meer natuur/ tot 186meer rust/ tot meer “uw eigen” komt.
187Wil er op komen dat ik U zooals gij nu soms zijt 188niet natuurlijk vind/ b.v. niet verl. zomer te s’Hage. 189Dat is voorloopig niets – en word door mij beschouwd 190geenszins als Uw vast en onherroepelijk karakter of 191stemming maar als een curieus verschijnsel. 192Dat ik gadesla met belangstelling en nadenken/ 193juist omdat ik zelf ook kende oogenblikken van 194die stemming/ juist in een tijd ik vlak bij een 195ommekeer in eigen gemoed was_– Enfin_–
196Iets is er nog wat ik U moet mededeelen betreffende 197mijn gesprek met Pa. Ik heb er Pa op gewezen dat 198in mijn tegenwoordige stemming en positie ik er wel 199eens over denk om weder terug te gaan tot de vrouw 200met wie ik geleefd heb – ja dat ik er toe zou kunnen komen 201om haar te trouwen_– Weet gij echter – maar 202dat hoeft Pa niet te weten – dat ik tot heden 203er zoo over denk als ik besloot dat dit niet gaan zou 204en van op nieuw zamenleven niet komen kan_–
205Ik sprak er met Pa over om eens terug te komen op de 206kwestie van het “vaderlijk regt”9 om iets van dien aard te verhinderen/ 207kwestie door Pa aangeroerd. Ik zeide dienaangaande 208dat primo een zich stellen van Pa tegenover mij ooit in een 209regtszaak in mijn oog een hoogst onverstandig ding zou wezen_
210Dat bovendien in zoo’n zaak zou geknoeid en valsch 211getuigd moeten worden om een schijn van regt te geven 212aan een belemmering mij bij een eventueel voorgenomen 213huwelijk in den weg gelegd.
214Dat ik voor mij in een geval men ooit in 215zoo’n geval me in den weg zou staan/ heel kalm en bedaard 216mij zou verdedigen en op mijn regt staan en niet 217toegeven.
218Ziende ik er in dat het een geval zou worden in hetwelk de regter 219zelf op de noodzakelijkheid eener minnelijke schikking 220zou aandringen_–
221Zoo sprak ik met pa over de kwestie van trouwen/ nemende 222de vrouw met wie ik geleefd heb als voorbeeld hoe het zou 223kunnen gaan_– Doch weet gij dat op dit punt ik 224geen redenen inzie om terug te komen op het besluit 225met haar niet weer zamen te leven. Besluit haar 226zelf ook bekend.
227Voor en aleer ik tot andere gedachten daaromtrent 228kwam zouden er een heele boel dingen moeten 229gebeuren waar nu geen sprake van is.
230Weet gij voor U zelf dus daaromtrent het Uwe doch 231tot Pa heb ik er over gesproken in den geest dat 232indien ik dit ooit zou willen/ Pa het niet zou kunnen 233verhinderen/ daar/ wat er ook zij van het 234vaderlijk regt/ geen termen in de wet ik zien kan 235die op mij zouden toepasselijk zijn om mij te belemmeren_ 236Pa heeft al zoo dikwijls daarop gezinspeeld/ heel vaag maar 237toch heel voelbaar/ dat ik voor mij het hem maar eens 238vierkant heb gezegd hoe absurd en grof ik zoo’n opvatting zou vinden. 239Ik denk wel degelijk soms er over dat trouwen 240voor mij een hoogst wenschelijke zaak zou zijn doch 241bepaalde plannen dienaangaande heb ik daarom 242niet en zeker niet voor zoover de vrouw met wie ik 243geleefd heb aangaat_–