1*Weet het goed dat ik het meen wat ik 2tot U zeg met betrekking tot de vrouw_– Weet het goed dat 3al wat Uw bezoek van dezen zomer voor teleurstelling meebragt 4voor mij – meer dan gij weet – voor zoo ver ’t me 5persoonlijk raakte is dat niet iets wat ik zwaar 6zal tillen – maar het andere – dat n.l. ik nu haar 7terugvond zóó dat het hart mij er week van wordt – 8dat – het zal blijven – een onoverkomelijk iets 9tusschen U en mij – tenzij ze nog gered wordt_
10Gij waart toen ligtzinnig met Uw woorden – 11gij dacht niet na bij wat gij zeidet en spraakt blijkbaar 12zonder voldoende gronden – en hoe ik daar over 13denk/ ik zeg het U zonder omwegen – dat ge 14met Pa/ die ook dikwijls zóó doet/ gemeen hebt ge 15wreed zijt met Uw wereldwijsheid_–
16Wreed/ herzeg ik/ want wat is wreeder 17dan eene zóó ongelukkige/ verwelkte vrouw 18en haar kindje een steun te ontnemen_ 19Denk niet dat gij ’t u zelf wijs zult kunnen 20maken het niets was of maar verbeelding van mij/ 21denk niet dat het U zal helpen te redeneeren 22dat het slechts eene verlepte hoer en hoerenkinderen 23hier geldt_– Reden te meer tot innige 24compassie/ in mijn oog_– Wat ik trouwens 25getoond heb ook.
26Ik heb nu opgemerkt GIJ in al dien tijd 27geen woord ooit schreeft betreffende haar en niet antwoordet 28toen ik U zeide ik van haar gehoord had.
29En meer andere dingen merk ik nu op en omdat 30ik ze nu opmerk spreek ik tot U niet meer op denzelfden 31toon van vroeger_–
32Ik weet wel dat betrekkelijk gij het met eene 33goede bedoeling deedt – ik weet wel hoe gij tracht 34'vrede te houden met iedereen (wat ik geloof niet te doen is) – 35ik weet wel dat gij zelfs in dit geval U waarschijnlijk 36niet eens bewust zijt iets gedaan te hebben wat niet 37regt was – doch – broer – het kan niet zamengaan 38met de wereld goede vriendjes te blijven en 39ons geweten te volgen_– Uw geweten geeft ge niet het zijne_ 40Ik weet ook dat niet iedereen in mijn geval en 41omstandigheden ’t ondernemen zou U 42tegen te spreken doch al zou niet iedereen 43dat doen/ ik ten minste wil het U zeggen 44dat ik in dezen iets tegen U heb en in het 45algemeen U waarschuw tegen Uwe politiek. 46Die ik TE politiek vind_–
47Want ik voorzie gij later (misschien veel later) 48spijt zult hebben van veel wat gij nu voor regt 49houdt_– Waarom ik dat denk 50hoef ik U nu geen reden van te geven voorloopig/ 51want gij zoudt me niet gelooven.
52Dien tijd dat ik van haar gescheiden ben geweest 53heeft weer bedorven grootendeels wat gewonnen was 54voor haar behoud/ en dat maakt het nu al moeielijker 55en moeielijker. Is er nu nog iets aan te 56doen – maar op welke manier?
57Het is hier voorwaar geen kwestie van geld alleen 58want de arme vrouw mist mij zelf ook zoo als ik 59was voor haar en voor haar kinderen/ namelijk 60dat ik hield van hen en nog evenveel/ zoo niet 61meer hart voor hen heb nu_–
62Wat gij schrijft betreffende “dat ik haar 63en mij zelf een slechten dienst zou bewijzen” 64in een zekeren brief/ wees zoo goed dat terug te nemen/ 65gedachtig zijnde aan den dienst door U 66dezen zomer bewezen aan haar en haar kinderen en mij/ 67werkelijk/ zwijg dat maar liefst!
68Gij presumeert bovendien in den brief in kwestie/ 69waarin die éénige uitdrukking voorkomt betreffende 70haar die ge sedert dezen zomer geschreven hebt – 71ge presumeert dat ik “die persoon” zoo als ge haar 72noemt mee naar Drenthe zou willen nemen_–
73Ik zou dat niet kunnen zelfs indien ik het wilde/ 74wegens ik er het geld niet voor heb_–
75Wat het geld betreft – broer – ge begrijpt 76ik er 77geen pleizier meer in heb niet waar/ 78dat begrijpt ge wel goed niet waar_
79ik had er pleizier in wegens het niet alleen tot mijn 80maar ook tot het behoud van die arme schepsels 81diende_–
82Het is een triesten brief aan ’t eind van dit 83jaar – voor mij triest om te schrijven/ voor U 84triest om te ontvangen (ofschoon ’t U vrijstaat 85het van U af te schuiven/ weet gij dat voor U zelf) maar erger 86is het voor de arme vrouw. Gegroet.
92Verder – broer – mijn antwoord op de tijding dat een calamiteit 93die U dreigde was afgewend/ weet gij dat koel was/ 94ik heb dienaangaande geen ander antwoord dan: “tant PIS 95pour vous – mon ami.” Misschien zult ge later begrijpen 96waarom_– Ik zeg niet dat het geen calamiteit zou zijn geweest 97maar............................... 98Er zijn van die momenten in ’t leven waarop ’t beter is de 99slag valle/ al zij die hard/ dan dat men in de termen 100valle door de wereld gespaard te worden m.i.– 101Mij aangaande/ ik ben vast aan het ongeluk en mislukking/ 102het is verdomd hard soms maar enfin/ nogthans 103de zoogenaamd gelukkigen en eeuwig slagenden 104benijd ik niet daar ik te veel er achter heen zie_ 105Neem de Prisonnier van Gerome – de man 106die geboeid ligt is voorzeker er leelijk aan toe 107maar het is beter te zijn m.i. hem zelf dan 108dien anderen kerel die het heertje is en hem 109treitert.1 Ik zeg dit/ U wijzende op de 110extrêmes van toestanden_ geenszins verwar ik 111b.v. mijn eigen lot met hooger opgevoerde misère 112zoo als van den prisonnier_ Evenwel een je ne sais 113quoi van waar ik op wijs ziet men ook in onze 114maatschappij_–
115En ik voor mij feliciteer U niet met dat het te voorzien 116is gij het houden kunt met zekere authoriteiten_ 117Het kwam mij voor het niet overbodig was 118mij eens te verklaren tegenover U_– Gij kunt 119het opvatten net precies zoo als ge wilt_
120Ik vergeet ook niet dat in het begin gij deernis 121hebt gehad met de vrouw in kwestie. 122Maar juist omdat ikzelf 123ook niet blind was noch ben voor haar fouten doch 124ondanks dat haar behoud zocht en zoek/ zoo had 125dit gevoelen van mij door U geloof ik meer kunnen 126gerespecteerd worden en beter begrepen – alsdan 127zoudt gij ook vaster mijn partij hebben kunnen opnemen 128tegenover wie er minder van wisten dan gij en het ware voor 129mij zoo hoog niet geloopen dat ik het wel moest opgeven_–
130Ik waarschuw nu U nog omdat het misschien nog niet te laat is/ 131wordt het erger zoo is het de tijd van waarschuwen niet meer_–
132Hebt ge noodig ik nog duidelijker U alles verklare/ 133ziehier_– Ge zegt het zelf dat gij wenscht ik de 134vrouw verlate/ ja absoluut verlate_
135Goed, maar dat wil of kan ik niet doen/ 136verstaat ge, vriend, en het ware valsch indien 137ik zulks deed – ik denk aan een oud Bijbelwoord/ 138“verberg uw aangezigt niet voor uwen naaste”_2 139Vierkantweg zeg ik U nu/neen Theo 140(wilt gij nu presumeeren ik dit of dat wil doen/ denk 141gij er van precies wat ge wilt/ ik zal doen zoo als ik 142doen zal D.v.)_3
143Ik weet nu zeer wel dit een teer punt is dat 144zamenhangt met het finantieele. Niet in den 145zin waarop gij in Uw brief doelt alleen/ maar in de eerste plaats 146nog in een anderen. Indien ik geld van 147U accepteer en doe iets waar gij U lijnregt 148tegen verklaart/ zou dit scheef zijn_ ik heb altijd 149met U gesproken openhartig over alles en 150juist mij getoond zoo als ik was/ getracht 151naar opregtheid maar ik heb niet gehandeld zonder er U in te kennen. Goed/ waar dit zou ophouden en wij nu in ons 152privé leven elkaar niet meer zouden kennen/ 153zou onze positie iets scheefs krijgen. En daar 154bedank ik voor.
155Ik heb me uitgesproken over Pa/ ik heb 156me uitgesproken over U wat dezen zomer 157aangaat_ waarom? om U over te halen 158'tot mijn zienswijs?– Neen/ maar omdat 159ik het valsch van mij zou vinden ik 160zulke dingen in mij op sloot. Een verrader 161ben ik nu eenmaal niet en indien ik tegen 162iemand iets heb zoo zeg ik het en voor de gevolgen 163vrees ik niet/ al kunnen die serieus genoeg 164zijn.
165Ik ben nu eenmaal zoo – Ik zelf helder de 166positie op en zeg/ stop eens/ want dit en dat 167denk ik heel anders over dan gij en ik kan niet 168meer met de oude hartelijkheid met U omgaan 169(’k zeg niet dat ik in ’t geheel niet meer wil omgaan 170met Pa of U – ik ben zoo’n drijver niet)_
171Maar ik voel het als er iets gebroken is_– En ik zeg/ wat 172gebroken is is gebroken.
173Als ik dat doe zoo vind ik ten minste mijn 174sereniteit terug/ ik zou mijn sereniteit verliezen 175als ik niet oprecht genoeg was.
176Ik durf de toekomst onder de oogen zien mits – 177ik maar niet treed in dingen welke ik zou 178voelen valsch te zijn.
179En wilt ge nog een reden te meer/ ziehier 180dan: Ter wille van de vrouw er boven op te houden 181zou ik zelfs mijn eigen trots op dit of dat principe 182willen opofferen wat betreft het aannemen van geld, en deed dit meer dan eens om harentwil en voor de 182akinderen/ 183maar als de vrouw er niet is dan ben ik nog 184trotscher als anders_– (Dat zei ik u reeds te s’Hage ten antwoord 185op iets betreffende goede vrienden zijn met H.G.T./ toen gij zeidet “ja dat dacht ik wel”_) 186En nu is de toestand in mijn oog zóó dat in de 187'gegevenen ik/ als ik geen steun heb van b.v. U/niets 188doen kan voor de vrouw/ gevolgelijk ik denk bij mij 189zelf dat het niet in mijn eigen magt is haar te helpen – 190ten minste niet dadelijk. Gij hebt dus magt over 191mij – gij vooral in combinatie met veel anderen/ die geen 192van allen het eens zijn kunt met mij. En toch zult gij mij 193niet krijgen tot een afstand doen van haar – met al 194Uw finantieele magt_ En omdat ik op dat punt 195van de vrouw dus niet zal toegeven en dat 196duidelijk wil zeggen/ verstaanbaar voor de 197hardst hoorende ooren zelfs/ zoo verklaar ik vooruit 198dat ik besloten heb met haar te deelen 199het geen mijn eigendom is en ik van U 200geen geld wensch te accepteeren dan hetgeen 201ik zonder arrière pensée als eigendom kan 202beschouwen.–
203Weet kortom dat ik geloof ik alles 204doen mag waar ik een ander niet door 205benadeel en die vrijheid/ waarop niet 206alleen ik doch m.i. elk mensch ’t volle/ 207van zelf sprekende regt heeft – die vrijheid/ 208zeg ik/ heb ik den pligt op te houden 209als zijnde dat den eenigen stand welke 210men op te houden heeft. Ik vraag wel degelijk/ 211benadeel ik iemand met dit of dat voor en aleer 212ik tot een daad overga_– Maar tenzij men 213mij degelijk bewijze ik iemand benadeel met 214iets dat ik doe/ zal ik ’t niet behoeven te laten.
215Zoo ik die niet dwing/ wil ook niet 216gedwongen zijn – ik die anderer vrijheid respecteer/ 217sta ook op de mijne_–
218En betreffende de vrouw en de kinderen/ zij is aan mij gehecht 219en dat zelfs na de scheiding/ en ik aan haar_ 220En nu zou ik in eenig opzigt mij stilzwijgend of 221niet stilzwijgend verbinden tot haar te verlaten_ 222Neen/ daar zal ik mij nu eens geenszins toe 223verbinden. Ik vraag U niet verantwoordelijk te zijn 224voor welke kosten dan ook/ integendeel/ ik zeg U/ 225ge kunt ’t geld verminderen/ geheel doen ophouden/ 226maar van wat ik heb zal zij haar deel hebben.
227Het ware lafheid van mij broer/ in dezen dubbelzinnig te zijn_ 228Indien ’t er op uit moest loopen ik zelf niets had/ 229goed – dat ware dan ook ’t ergst en er zouden 230misschien nog anderen zijn dan gij die mij het leven 231eenigzins mogelijk zouden maken. En indien niet – 232nu dan niet.–
29-30omdat [...] opmerk < Emphasis of the words ‘ze’ and ‘opmerk’ by us.