1r:1
1Waarde Theo,
1*Mauve heeft mij in der tijd eens gezegd “gij zult uw eigen vinden
2als gij doorwerkt in de kunst/ als gij dieper doordringt dan gij tot nog toe
3'hebt gedaan”_– Dat zeide hij 2 jaar geleden_
4Ik denk veel over dat woord van hem dezer dagen_
5Ik heb mijn eigen gevonden – ik ben dien hond_
6'Nu kan mijn gedachte wat hoog opgevoerd zijn – de werkelijkheid
7minder geprononceerd in haar opposities – minder absoluut
8dramatisch – toch au fond de ruwe karakterschets is
9geloof ik waar.
10De ruige herdershond dien ik trachtte U aan het verstand te brengen
11in mijn schrijven van gisteren/ het is mijn karakter en het
12leven van het beest is mijn leven/ als n.l. men de details weglaat
13en het essentieele slechts aangeeft_
14Dit moge U overdreven voorkomen – maar ik neem het niet
15terug_
16Zonder personaliteiten/ alleen als karakterstudie – onpartijdig
17als sprak ik in plaats van over U en mij en Pa over vreemden/
18ter wille van analyse wijs ik U nog eens op verleden zomer.
19Ik zie twee broers loopen te s’Hage (beschouw ze als vreemden/ anderen/
19adenk niet aan U zelf of aan mij of Pa)_
20De een zegt “ik word meer & meer als Pa – ik moet een zekeren
21stand ophouden – een zekere weelde (zeer matig en bij U en bij Pa) –
22'ik moet in den handel blijven/ ik geloof niet dat ik schilder zal worden”_
23De ander zegt – “ik word minder & minder als Pa – ik word een hond/
24ik voel dat de toekomst mij leelijker en ruwer zal maken
25waarschijnlijk en ik zie “een zekere armoede” als mijn
26'lot – maar – maar – ik zal schilder zijn en
26amensch of hond/ enfin wezen met gevoel_
27Dus de een/ een zekeren stand of weelde en handelaar_
28,, ,, ander/ ,, ,, armoede en uitgesloten ,, schilder_
29En diezelfde twee broers zie ik in vroeger jaren –
30toen gij pas in de schilderij wereld kwaamt/ pas begont te
31lezen &c_&c_ – bij den Rijswijkschen molen_1
32of bijvoorbeeld op een tocht s’winters naar Chaam over
33de besneeuwde heide s’morgens vroeg!2 zóó het zelfde voelend/
34zoo het zelfde denkend en geloovend – dat
35ik me zelf afvraag – zijn dat dezelfden???
36Vraag – hoe zal het nu verder afloopen – gaan ze
37voor eeuwig uit elkaar of komen ze voor goed op
38een zelfden weg_
 1v:2
39Ik zeg U ik kies het bewuste hondenpad/
40ik blijf hond/ ik word arm/ ik word schilder/
41ik wil mensch blijven/ in de natuur in_
42In mijn oog/ wie uit de natuur uit gaat/ wie altijd
43zijn hoofd vol moet hebben met het ophouden van dit of
44het ophouden van dat/ ook als zulks hem uit de natuur
45uit brengt/ zóó dat hij zelf niet laten kan dit
46te zeggen – och – op die wijs komt men
47m.i. zoo ligt op een punt dat men geen
48'wit van zwart meer kan onderscheiden – en – en
49men wordt precies het tegenovergestelde van
50dat waar men voor doorgaat of zelf denkt te zijn_
51Bij voorbeeld – Op dit moment nog is er in U een
52mannelijke vrees voor mediocreteit in den slechten
53zin van het woord_– Waarom gaat gij desniettegenstaande
54het beste in Uw ziel dooden/ uitblusschen_ Dan/ ja dan zou die
54avrees wel eens kunnen bewaarheid worden_
55Hoe wordt men mediocre? door van daag
56dit en morgen dat te schikken en te plooijen/ zóó als
57de wereld het wil en maar niet tegen te spreken
58tegen de wereld en maar de publieke opinie te volgen!
59Versta mij wel/ ik zeg juist dat au fond gij
60beter zijt dan dat – ik zie het in U als ge b.v.
61de partij voor Pa opneemt/ als gij denkt dat ik
62het Pa lastig heb gemaakt_– Gij past Uw
63oppositie verkeerd toe mijns inziens/ met
64uw welnemen/ in deze zaak/ doch ik apprecieer
65juist dat en zeg/ wees er nu wijs bij/ pas die drift ergens anders op toe en
66vecht met die kracht tegen eenige andere
67invloeden dan wel precies de mijne – en –
68en dan zult ge waarschijnlijk minder van
69streek raken.–
 1v:3
70Ik spreek niet tegen Pa wanneer ik Pa op zichzelf
71beschouw/ doch ik spreek tegen Pa als ik Pa vergelijk
72bij den grooten Vader Millet b.v.
73Diens leer3 is zóó groot dat Pa’s zienswijs er
74bitter klein bij wordt_– Dit komt U nu vreesselijk voor
75van mij – ik kan er niets aan doen – het is mijn overtuiging
76diep in mij en ik kom daar voor uit wegens
77gij verwart Pa’s karakter met dat van Corot b.v.
78'Hoe ik Pa beschouw? als een persoon van soortgelijk
79karakter als de vader van Corot
79amaar van Corot zelf heeft Pa
79bniets_
80Corot hield toch van zijn vader maar volgde hem niet_4
81Ik houd ook van Pa/ zoolang mijn weg
82niet al te zeer bemoeielijkt wordt door verschil van
83inzigten. Ik houd niet van Pa op een moment
84waar zekeren kleingeestigen trots eene algeheele
85en definitieve/ zoo wenschelijke verzoening verhindert
86royaal en afdoende tot stand te komen.
87Maatregelen door mij beoogd en wegens welke
88ik ook herwaarts kwam/ hadden geenszins het
89oogmerk Pa of U op kosten te jagen doch in tegendeel
90van het geld van
91U een beter partij te trekken zóó dat
92wij minder verliezen/ n.l. minder tijd/ minder
93geld en minder energie_– Ben ik te laken in
94dezen wanneer ik wijs op de Rappards die/
95al zijn ze rijker dan Pa of gij of ik/ het verstandiger
96aanleggen en beter resultaten verkrijgen door eendragt/ al is die niet altijd
97heel makkelijk voor hen waarschijnlijk.
98Ben ik te laken wanneer ik wilde stellen
99een tot hiertoe en niet verder aan een
100tweedragt in de familie. In welk opzigt
101heb ik ongelijk wanneer ik het wil door en door
102en afdoend en niet content ben met een schijn
103of te slappe verzoening_– Verzoening met slag om
104den arm/ condities enz_ bah!– daar belief
105ik niet van gediend te zijn_Grif – of niet_
106met empressement/ anders geeft het glad niets en is erger te
106avoorzien.
 1r:4
107Gij zegt gij vind het laf van mij ik opsta tegen Pa – in woorden
108is dit opstaan primo – hier is geen geweldenarij_
109Van een anderen kant kan het bezien worden/ namelijk
110dat ik te triester en teleurgestelder ben en
111te ernstiger spreek en te beslister juist omdat
112Pa’s grijze haren mij er op wijzen dat de tijd dien wij
113hebben voor verzoening voorwaar misschien niet lang meer is_
114aIk hecht weinig aan verzoeningen5 op sterfbedden/ liever zie ik ze bij het leven_
115Toegeven dat Pa wel goed het bedoelt wil ik wel/
116doch zoo oneindig liever was het mij als het bij
117bedoelen niet bleef maar komen mogt/ al zij het zeer laat/
118ten minste ooit tot een elkaar verstaan_
119'Indien ik moet vreezen “dit zal niet geschieden!”/6 indien
120gij wist hoe triest ik dat vind/ indien gij wist hoe ik daarover
121treur.
122Gij zegt – Pa heeft wel andere dingen aan zijn hoofd –
123zoo – goed/ ik zelf voel hoe onbelangrijk me die dingen
124in kwestie voorkomen die Pa’s hoofd verhinderen door te denken jaar in jaar uit.
125Nu/ dat is het eigentlijk juist_– Pa voelt niet dat er
126iets te verzoenen of op te maken is/ pa denkt aan andere dingen –
127goed – laat hem bij zijn andere dingen/ begin ik nu te zeggen_– Blijf gij ook
128'bij Uw “andere dingen”.
128aPa zegt “we zijn altijd immers goed geweest” &c_
128bik zeg – Zóó – zijt gij tevreden?– ik niet.
129Iets beters dan den tijd van de Rijswijksche molen –
130namelijk datzelfde eens en voor altijd – twee
131arme broers artist – opgaande in eenzelfde
132gevoel voor eenzelfde natuur en kunst –
133zal het daar ooit op uitdraaijen?
134De zekere stand/ de zekere weelde/ zal die het
135winnen?– o/ laat die het winnen –
136maar dat
137het zij slechts voor een tijd die uitkomt op uw
138teleurstelling dien aangaande/7
140is hetgeen ik voorzie geschieden zal voor
141gij 30 jaar zijt_– En indien niet_– Wel indien niet/
142dan – dan – dan – Tant PIS_ Met een handdruk_

143t. à t.
144Vincent.


3 gedaan”.– < gedaan –
6 werkelijkheid < werkelijk
22 worden”. < worden
26 a gevoel”. < gevoel
48 en – en < en en
67-68 – en – en < en en
78 beschouw? < beschouw
119 geschieden!”, < geschieden!
128 b tevreden?– < tevreden – Reading of the dash uncertain.
top