1*Het is nog vroeg, ik wilde nog een woordje bij mijn 2schrijven van gisteren voegen om te trachten U eenige dingen 3duidelijker te maken_– Doch ik verzoek U wat ik U zeg in 4dezen brief te beschouwen als zoude ik het zwijgena indien ik 5niet meende op Uw discretie en intelligentie te kunnen rekenen_–
6Ik heb met Pa en Moe geen woord 7gesproken over de eigentlijke kwestie van twee jaar geleden_– 8Ik heb echter wel gesproken over eene bijzaak van toen_
9Pa en Moe van hun kant noemen haar naam1 niet zelfs_– 10Goed – zij hoeven mijdaarover niet te spreken noch ikhen_ 11Indirect raakte ik het evenwel aan/ ik zeide tot Pa dat 12'het eene groote fout was in mijn oog dat op een zeker moment (twee jaar geleden) 13ik gedwongen was het huis te verlaten. Ik zeide dat hiervan 14aanmerkelijke finantieele schade niet alleen het gevolg was 15geweest doch ook dat ik/ tot een uiterste gedreven/ veel meer 16in extremes/ veel meer tot parti pris genoodzaakt 17ben geweest dan ik uit vrijen wil alleen toe zou zijn overgegaan. 18Ik wees op het voorbeeld der familie Rappard in tegenstelling 19met de familie van Gogh. Ik wees er op hoe Rappard ook wel eens 20verschilt met zijn vader in dit of dat doch dat steeds zij niet 21alleen voor de wereld doch ook voor hun zelf steeds uitersten 22vermijden en Rappard/ ofschoon hij ook geen cent verdient 23met zijn werk (dat niet te min zeer degelijk/ zeer mooi zelfs is) 24toch steeds voor de wereld met waardigheid/ ook in zoover 25installage en atelier &c. aangaat/ voor den dag kan komen_ 26En hoe door de familie wordt gezorgd ook nergens bij 27verfleveranciers schuld is &c. Ik zeide tot Pa hoe 28nobel/ hoe flink en hoe regt gezien ik het vond van U 29Theo/ dat gij steeds mij geholpen hebt voor zoover het 30U maar eenigzins mogelijk was. Ik wees er op hoe/ indien 31toen Pa minder ijzerachtig en eigenzinnig en enfin 32onintelligent geweest was/ Uw hulp efficace 33zou zijn geweest terwijl nu Uw hulp niet efficace was 34en wij slechts ten halve slaagden.
35Tot zoover raakte ik dus het verleden wel 36degelijk aan. Tevens wees ik erop dat op dit 37moment ik al weer moeielijk extrêmes vermijden 38kan/ daar de verhouding waarin ik mij voel tot 39de familie in het algemeen zóó slecht is dat het mij duidelijk 40wordt den band tusschen U en mij niet houdbaar is als alles 41maar steeds blaauw blaauw wordt gelaten.
42Dat ik wanneer ik nadenk er over of het regt of onregt 43'is geld van U te accepteeren/ in consideratie moet 44nemen den schijn dien het heeft_
45Ik zeg U ronduit dat ik den geest in onze familie/ 46bepaaldelijk dien van Pa en ook b.v. dien van C.M./ 47meer en meer verkeerd vind.
48Ik sta nu tegenover U op deze wijs: 49aan den eenen kant geloof ik er nog eene mogelijkheid 50is Uw karakter als het mijne terugkomt van veel 51dingen die ons geleerd zijn/ ja ik zeg/ 52ik acht het mogelijk in Uw gemoed eene t’zij geleidelijke 53’t zij plotselinge ommekeer komt zóó dat gij 54U gedrongen zult voelen tot eene andere 55levensopvatting en dat welligt gij ook nog schilder 56wordt als eindresultaat daarvan_
57aan den anderen kant staat hier scherp tegenover 58bij voorbeeld Uw gezegde van dezen zomer “ik word 59meer & meer als Pa”.–
60Indien dit laatste – n.l. 61dat gij meer en meer een “van Gogh”/ een karakter 62als Pa of C.M. werd en door steeds in de 63zaken te verkeeren een levensopvatting kreegt geheel 64verschillend van de mijne – een handelaarsgeest/ n.l. 65een min of meer politiek persoon werd – wel/ 66ronduit gezegd/ ik zou dan liever niet intiem 67met U zijn/ ik zou dan beter vinden in plaats 68van banden te versterken2 wij elkaar lieten schieten 69als begrijpende we niet bij elkaar hoorden_–
70Ik heb op dit moment Pa onder de oogen – 71wat Pa is/ zie ik/ hoor ik/ voel ik – en 72vind ik niet goed – gedecideerd niet_– 73Zijt gij zoo/ wordt gij meer en meer zoo – 74dan is het wijs te scheiden_–
75Nu kom ik terug op wat ik zeide tot Pa/ dat het eene fout 76was wij twee jaar geleden zoo getwist hadden dat het huis voor 77mij sedert gesloten was – (wiens schuld doet er niet eens toe 78zoo zeer/ de twist zelf had het in Pa’s eigen principes/ als 79hij er aan consequent gebleven was/ moeten liggen te vermijden 80– quand même te vermijden)_ Wat zegt Pa daarop_– 81Ja maar/ ik kan toch niets terugnemen van wat ik toen 82deed/ ik heb steeds alles gedaan voor uw bestwil en 83ik heb steeds mijn oprechte meening gevolgd_– 84Ik hernam daarop dat “de meening” van een mensch 85wel eens lijnregt staan kan tegenover 86het geweten/ lijnregt/ zeg ik/ tegenover elkaar kan staan 87wat men MEENT te moeten doen en wat men moest doen_ 88Ik zeide tot Pa dat in den Bijbel zelf termen 89kunnen gevonden worden om onze “meeningen” te 90toetsen of zij ook billijk en regtvaardig zijn.
91En Pa dit maar al te veel gewoon was achterwege te 92laten en doldriftig doorgaat – mijns inziens zeer onregtvaardig/ 93zeer willekeurig/ zeer laakbaar – op zijn “meening” – 94niet – op zijn geweten_
95Genoeg/ ik stond dus voor een ijzeren barriere van 96onverzoenlijkheid in der daad/ ofschoon Pa dat zocht 97te maskeeren/ zocht mij er om heen te leiden en mijn 98er op doorgaan af te wenden_– Doch ik liet in dezen 99mij niet van streek brengen en zeide – 100Pa ik heb hier te doen met Uw eigengeregtigheid die 101fataal was en is voor U en voor mij_– Toen zegt Pa 102“dacht gij dat ik voor je knielen zou”_ ik zeide 103ik het Pa hoogst kwalijk nam/ het zeer grof vond/ dat 104Pa slechts dat er in zag en dat ik er verder geen woorden 105over zou vuil maken_ Pa hoeft niet tot mij te 106zeggen dat hij fout deed tegenover mij maar Pa moest 107in die twee jaren geleerd hebben wat ik leerde/ 108dat het een groote fout was op zich zelf en dat die direkt geredresseerd 109had moeten worden zonder te vragen naar wiens schuld het was_–
1r:4
110Zoo broer/ mijns inziens vervalt Pa eeuwig 111in kleingeestigheid in plaats van grooter/ ruimer/ 112breeder/ humaner te zijn. Het was dominésijdelheid 113die toen de dingen tot een uiterste dreef/ het is ook 114nu nog die zelfde dominésijdelheid die nog in 115het tegenwoordige & toekomst meer onheil stichten 116zal_–
117Ik vraag van U geen bemiddeling/ ik vraag van 118U iets meer persoonlijks/ ik vraag U ronduit/ 119hoe staan we tegenover elkaar/ zijt gij 120ook een “van Gogh”_–
121Ik beschouwde U altijd als “Theo”_ 121aIn karakter wijk ik nog al af van de verschillende leden der familie en ik ben 121beigentlijk geen “van Gogh”_ 122Maar als gij een personaliteit werd – een 123rol speeldet in de wereld als Pa of C_M_ of oom V. 124zelfs/ goed/ ik zou daar niet aan tornen/ ik zou 125U in Uw waarde laten/ ik zou zwijgen er 126over/ doch onze wegen zouden te zeer uiteen 127loopen dan dat ik den band in ’t finantieele 128zóó als die nu is/ zoude raadzaam blijven achten_
129Ik hoop gij mij begrijpen zult. Indien niet/ 130zoo moet de tijd er over heen gaan/ 131wie weet of in de eerstvolgende 3 jaren gij 132sommige kwesties niet min of meer als ik 133zult beginnen te zien_– Waarom – omdat 134gij door de kunst en omgang met artisten 135ook geinfluenceerd wordt en enfin/ 136er misschien vierkanter en breeder door worden 137zult in plaats van smaller en naauwer.
138Nu kerel – als gij kunt/ zorg ik hier weg kan – weest gegroet 139en geloof mij