2Ik lag den halven nacht wakker Theo/ nadat ik 3U gisteren avond geschreven had_–
4Ik ben zielsbedroefd over het verschijnsel dat/ 5toen nu na twee jaar afwezigheid ik terug 6kom/ de ontvangst t’huis wel ten allerzeerste 7vriendelijk en lief was doch in den grond 8niets/ niets/ niets is veranderd van die wat ik 9moet noemen verblindheid en onverstand tot in 10’t desperate toe wat aangaat het inzien der positie_ 11Dat namelijk wij waren op den allerbesten weg 12tot op het moment dat Pa – niet in drift alleen 13maar ook “omdat hij het moede was”/ mij het huis 14verbood_–1 Er had toen moeten begrepen worden 15dat zulks iets zóó importants was voor mijn slagen 16of niet slagen/ dat tiendubbel moeielijk het 17mij werd gemaakt daardoor – haast onhoudbaar_
18Indien ik alstoen niet gevoeld had ook datzelfde 19dat ik nu ook weer voel/ dat ondanks alle goede 20intenties/ ondanks alle vriendelijkheid in het 21ontvangen/ ondanks al wat ge wilt er een 22zekere ijzerhardheid en ijskoude/ iets dat 23schrijnt als droog zand/ glas of blik is in 24Pa – ondanks al zijn uiterlijke zachtheid – 25indien ik alstoen/ zeg ik/ dat niet reeds had gevoeld als 26nu/ ik zoude toen ook het zoo hoog niet hebben 27opgenomen. Ik ben ook nu weer in een 28slingering en tweestrijd haast ondragelijk.
29Gij begrijpt wel dat ik niet zou schrijven zooals ik schrijf – 30zelf uit eigen beweging de reis herwaarts ondernomen hebbende/ 31mijn eigen trots gebogen hebbende het eerst – als er niet 32werkelijk iets was waar ik op stuit.
34Als ik nu gezien had dat er eenig 35EMPRESSEMENT was om te doen zoo als de 36Rappards hebben doorgevoerd met de beste 37resultaten2 en zoo als wij hier begonnen 38ook met goede resultaten/ als ik nu gezien had 39dat Pa ook had ingezien dat hij mij het huis 40niet had moeten sluiten/ ik ware gerust geweest 41op de toekomst_–
42Niets/ niets van dat alles. Toen was er/ 43nu is er bij Pa geen zweem/ geen schijn 44of schaduw van twijfeling 45of hij toen goed gedaan heeft.
46Pa kent het berouw niet zoo als 47gij en ik en ieder die menschelijk is_ Pa gelooft 48in zijn eigen geregtigheid terwijl gij/ ik 49en andere menschelijke menschen doordrongen 50zijn van het gevoel dat wij bestaan uit 51vergissingen en efforts de perdu_–
52Ik beklaag menschen als Pa/ 53ik kan niet boos op hun worden in mijn hart 54omdat ik vind dat zij ongelukkiger zijn dan ik zelf_ 55Waarom vind ik hen ongelukkiger – omdat 56zelfs het goede dat in hen is verkeerd door hen 57toegepast wordt en werkt als kwaad – omdat het licht dat in hun is 58zwart is – donkerheid/ duisternis3 rondom hen 59verspreid. Hun hartelijke ontvangst desoleert 60mij – hun zichschikken/ zonder de vergissing in 61te zien/ is voor mij zoo mogelijk erger dan de vergissing 62zelf_–
63In plaats van grif te begrijpen 64en gevolgelijk en mijn en indirekt hun eigen 65welzijn met een zekere vurigheid te bevorderen/ 66gevoel ik in alles een draling en aarzeling 67die mijn eigen lust en energie verlamt als 68een looden dampkring_
69Mijn mannelijk verstand zegt mij dat ik 70het moet beschouwen als onherroepelijke fatale daadzaak 71dat Pa en ik tot in ’t diepste diep onverzoenlijk zijn_ 72Mijn compassie en met Pa en met mij zelf 73'zegt mij “onverzoenlijk? nooit” – 74tot in ’t oneindige bestaat er mogelijkheid/ moet men 75geloof hebben in de mogelijkheid eener definitieve verzoening. 75aMaar dat laatste/ ach waarom is het helaas waarschijnlijk “eene illusie”_
76Zult gij dit vinden een te zwaar tillen der dingen_– 77Ons leven is eene ontzettende werkelijkheid 78en wij zelf loopen tot in ’t oneindige, wat is – is – 79en onze opvatting/ zwaarder of minder zwaar/ 80doet niets af of toe aan het wezen der dingen_–
81Zoo denk ik er over bijvoorbeeld s’nachts als ik wakker 82ben/ of zoo denk ik er over in den storm op de heide 83s’avonds in de trieste schemering_4
84Over dag in ’t dagelijks leven zie ik er soms even 85ongevoelig uit als een wild varken misschien en kan 86ik mij best begrijpen dat de menschen mij grof vinden.5 88Toen ik jonger was dacht ik 89zelf ook veel meer als nu dat het hem zat in toevalligheden 90of kleine dingen of misverstanden die geen gronden hadden. 91Maar ouder wordende kom ik meer en meer daarvan terug 92en zie dieper gronden. Het leven is ook “een raar ding”6 93broer.
94Gij ziet wel hoe geschokt mijn brieven zijn/ nu eens 95denk ik het kan/ dan weer het kan niet. Een ding blijkt 96er mij uit/ dat het niet grif gaat/ zoo als ik zeide/ 97dat er geen “empressement” is. Ik heb besloten eens 98naar Rappard te gaan en hem te zeggen dat ik zelf ook 99het goed zou vinden als ik t’huis kon zijn/ maar dat 100tegenover al de voordeelen die het hebben zou staat 101een je ne sais quoi met Pa dat ik helaas 102begin voor ongeneesselijk te houden en dat mij lusteloos en magteloos 102amaakt_
103Gisteren avond wordt beslist dat ik een tijd hier zijn 104zal/ den volgenden morgen/ ondanks alles/ heet het weer – laat ons 105er nog eens over verzinnen.– Ja wel/ nachtjes er op 106slapen en bezinnen!!! alsmener2 JAAR over 107had kunnen denken/had moeten denken van 108zelf/ als iets natuurlijks_–
109Twee jaar voor mij elken dag een dag van zorg/ 110voor hen – het gewone leven – als of er niets 111gebeurd was of niets gebeuren zou/ op hun heeft de last niet gedrukt_– Gij zegt/ 112zij uiten het niet maar voelen het_– dat geloof ik niet_ Ik heb het wel eens zelf gedacht maar het is nietindenhaak_
114Wat men voelt/ DAAR handelt men naar_– 115Onze handelingen/ ons vlug willen of ons aarzelen/ 116daar zijn wij aan te kennen – niet aan wat wij 117zeggen met de lippen7 – vriendelijk of onvriendelijk_ Goede intenties/ meeningen/ 118eigentlijk is dat minder dan niets_
119Gij moogt van mij denken wat gij goedvindt Theo 120maar ik zeg U dat het geen verbeelding van 121mij is/ ik zeg U/Pa wil niet_
122Ik zie nu wat ik zag toen/ ik sprak toen 123vierkant TEGEN Pa/ ik spreek nu 124in elk geval/ hoe het ook loope/ wederom TEGEN 125PA/ als willende NIET/ als makende het 126ONMOGELIJK. Het is verdomd beroerd broer/ de Rappards 127handelden intelligent/ maar hier!!!!!! 128En al wat gij er aan deed en doet/ het wordt 3/4 vruchteloos door hen_ 129Het is lama broer. Met een handdruk_
130Om een vriendelijke of onvriendelijke ontvangst geef ik minder/ het smart mij zij geen spijt hebben van ’t geen zij toen 130adeden. 131Zij denken dat ZIJ toen NIETS GEDAAN HEBBEN en dat is mij te bar_