Back to site

409 To Theo van Gogh. Nuenen, on or about Thursday, 6 December 1883.

metadata
No. 409 (Brieven 1990 411, Complete Letters 344)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nuenen, on or about Thursday, 6 December 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b369 a-b V/1962

Date
Van Gogh’s journey from Drenthe to Nuenen began with a walk across the heath ‘on a stormy afternoon with rain, with snow’ (l. 17). On the basis of the weather reports, this day can be identified as Tuesday, 4 December (KNMI). He could not have caught the train to Nuenen after his six-hour walk from Nieuw-Amsterdam to Hoogeveen since there were only two possibilities, at 8.15 or 11.39, whereas he writes of ‘my long trudge across the heath on that stormy evening’ (ll. 199-201). If he left by the early train on 5 December, he had a choice of two connections: one, via Utrecht, would have got him to Nuenen at 17.10; the other, via Nijmegen, at 15.50. (See Dijk and Van der Sluis 2001, pp. 183-184 and Tjeu Hermans and Jack van Hoek, ‘Wanneer arriveerde Vincent van Gogh in Nuenen? Een reis van Veenoord naar Nuenen in December 1883’, De Drijehornickels. Heemkundekring Nuenen 7-1 (1998), pp. 69.) Vincent writes that he had ‘just’ (l. 5) received Theo’s letter of 1 December in Nuenen. This letter from Paris, via Drenthe, could not reasonably have arrived before 5 or 6 December. We have consequently dated the letter on or about Thursday, 6 December 1883.

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Gij zult er U wel ietwat over verwonderd hebben dat ik U met een woord schreef ik eens naar huis zou gaan en nu van hieruit U schrijf.1
Doch eerst moet ik U bedanken voor Uw brief van 1 December, die ik zooeven hier te Nunen ontving.
De laatste 3 weken al was ik eigentlijk maar half in orde – had last van verschillende dingen die voortkwamen uit kou gevat hebben en ook wel zenuwachtigheid.–
Zooiets moet men zoeken te breken en ik voelde dat het erger zou worden als ik niet een afleiding zocht.
Nu, ik kwam om onderscheidene redenen er toe om eens naar huis te gaan.– Iets waar ik overigens enorm tegen op zag.2
Mijn reis begon met een wandeling van ruim 6 uur – door de heide meestal – n. Hoogeveen.– Op een stormachtigen namiddag met regen, met sneeuw.–3 Deze wandeling heeft mij veel opgemonterd, of liever, mijn gevoel was zóó in sympathie met die natuur dat het mij meer calmeerde dan iets anders.–
Ik dacht dat het weerzien van t’huis misschien mij juister inzigt kon geven in kwestie van wat ik doen moet.–
Drenthe is superbe, maar het er uit houden hangt van veel dingen af – hangt af van of men er geld voor heeft, hangt af van of men bestand is tegen de eenzaamheid.– Die kwestie zou Pa beslist rekenen, geloof ik, met een conclusie waartoe men in een gesprek zou komen, doch ik wil voor mij er niet mee haasten er in te beslissen en bij voorbeeld ik moet eens kijken hoe ik er over denk als ik weer eens hier een dag of 8 geweest ben.
Evenwel voorloopig is het mij duister wat ik doen moet dienaangaande.–
 1v:2
Als men over een zaak denkt of spreekt komt men geenszins tot eene afdoende conclusie, merk ik al meer & meer. Op ’t eene oogenblik schijnt het meer mogelijk dan op het andere. En ik voor mij laat de dingen niet in eens los maar blijf er over denken, soms lang nadat anderen het al uitgemaakt rekenen.
Maar kerel het is voor mij zoo moeielijk want het wordt bij mij zoozeer een gewetenszaak dat ik U teveel tot last zou zijn – misbruik maak misschien van Uw vriendschap als ik geld accepteer voor eene onderneming die welligt niet rendeeren zal.–
Gij schrijft weer over Moniteur Universel.–4 Vind gij het te melankoliek van mij gezien wanneer ik U verklaar dat ik het mogelijk acht over een betrekkelijk klein getal jaren een aantal groote kunstzaken – b.v. Moniteur universel – enfin ook anderen die een hoog opgevoerde uitgebreidheid hebben – verminderen – in decadence raken even snel als zij gekomen zijn.
In betrekkelijk korte jaren ontwikkelde zich al wat kunsthandel is in rapport met de kunst zelf.– Maar het werd maar al te zeer een soort bankiersspeculatie en is het nu ook – ik zeg niet geheel en al – ik zeg eenvoudig veel te veel. waarom, voor zoover ’t windhandel is, zal ’t er niet mee gaan als b.v. met den tulpenhandel.5 Gij zult mij observeerena dat een schilderij geen tulp is.– Natuurlijk is er het allerhemelstbreedste onderscheid en natuurlijk zie ik, die schilderijen lief heb en tulpen geenszins, dit zeer wel in.–
 1v:3
Maar ik beweer dat veel rijke lui die om een of andere reden de dure schilderijen koopen het niet om de kunstwaarde doen die ze er in zien – voor hun is ’t onderscheid dat gij en ik zien tusschen tulp en schilderij niet zigtbaar – zij, de speculateurs en pochards blasés en een boel anderen, zouden ook nu tulpen koopen, net als vroeger, als er maar een zekere chic in was.–
Er zijn echte, degelijke liefhebbers nu ja. maar het is misschien slechts 1/10 van het totaal der zaken die gedaan worden, misschien is ’t nog een veel kleenerb deel – waarin gezegd kan worden, dit of dat was eene transactie waarachtig uit geloof in de kunst.
Ik zou hier natuurlijkerwijs tot in ’t oneindige over kunnen uitweiden maar zonder er verder op door te gaan geloof ik gij het met me eens zijt er in den kunsthandel veel is wat wel eens wind kon blijken in de toekomst. Dingen nu hoog opgevoerd in prijs, kunnen zakken.– Vraagt ge mij, kan Millet en Corot zakken. zeg ik, ja IN PRIJS.
Overigens van uit een artistiek oogpunt is Millet Millet, Corot Corot, vast – als de zon zelf, in mijn oog.–
Vijf jaar geleden dacht ik daar anders over, in zoover dat ik dacht Millet b.v. vast zou blijven, ZELFS in prijs, maar sedert – juist omdat ik zie Millet even zeer meestal glad verkeerd begrepen wordt nu hij minder verborgen is en meer onder de oogen komt in reproductie b.v. als toen hij versmaad werd – vrees ik hij iets buiten ’t publiek om zal blijven en – het is niet zeker zij die hem ’t best begrijpen later er zooveel geld voor zullen hoeven te geven als nu.– Rembrandt daalde ook – in prijs – in den pruikentijd.–6
 1r:4
Ik wou U wel eens ronduit vragen, gelooft gij dat de prijzen die tegenwoordig nog besteed worden, zullen blijven? Ik zeg U ronduit, ik geloof het niet.
Doch tevens, voor mij is Millet Millet, Rembrandt Rembrandt, Israels Israels &c., ’tzij het een dubbeltje ’tzij het honderdduizend kost een schij van hem te kunnen koopen.
Gevolgelijk ik denk over den kunsthandel niet veel.
Dan alleen wanneer mijn gedachten komen op U en ik er toe kom te vragen of gij er pleizier in kunt hebben, of gij vooral later niet al te veel ziet dat U tegen de borst stuit om het er in uit te houden.
Ge zult zeggen, men kan aan alles wennen, of liever ge zult zeggen, men moet doorleven tot dat het harte breekt in ons.7 Het zij zoo, ik zeg dat wel met U – maar als het hart toch in ons breekt dan zijn wij wel vrij nog ’t een of ’t ander te doen. En betreffende U of mij zelf, wij zijn wat wij zijn en wegens er enthousiasme voor de kunst in ons is zoo zouden wij ieder op onze manier ook dezelfde blijven in onze opinie omtrent Millet b.v., al gebeurden er ook de meest absurde dingen.
Maar ik vraag: in een geval van gaandeweg bekoelen van het besteden van ontzettende sommen voor schilderijen, hoe moeten dan de enorme zaken het goed maken die jaarlijks kolossale sommen aan verschottenc enz. hebben, wat van hun winst af moet.– Zij vallen gaauw in enorme tekorten. Zulke boomen vallen niet bij den eersten slag maar zij kunnen inwendig vermolmen en eindelijk vallen, al kwam de bijl er niet eens bij, door den wind alleen.– Wanneer? Ik weet den preciesen datum volstrekt niet.
 2r:5
Als gij wilt, schrijf mij eens over die kwestie in ’t algemeen, wat gij b.v. denkt van de bestaanbaarheid – op den duur – van een inrigting als gij zegt Moniteur Universel is – of Petit8 – of Arnold & Tripp.– Ik zie niet in, zeg ik U ronduit, dat het op den duur te houden is.– Ik geloof zooiets moet instorten.
Daar bij te zijn is in mijn oog niet heel gezellig – ik zit liever bij een turfvuur te schilderen.– Kunsthandel, men heeft er dan een zeker “qu’est ce que ça me fait” voor, behalve – behalve – behalve – dat ik voor mij het zeer onpleizierig vind als ik te zeer in geldgebrek zit.–
Gij zijt te Parijs steeds leukd gebleven, heel eenvoudig en zeker koeler dan b.v. een man als Tripp.
Het is U te doen om de dingen te zien zoo als ze zijn, gij – evenals ik – kunt niet laten te analyseeren.– En toch, zelfs U brengt wategij weet van een toestand niet in de eerste plaats er toe om van dien toestand te profiteeren quand même.
Ik bedoel, in troebel water visschen is Uw karakter niet.–
Maar ik vraag het U ronduit, hoe zit het hem? gelooft gij dan waarachtig in moniteur universel als zullende men daar van employés iets anders vragen dan G&Cie vraagt.
Moniteur, G&Cie, Tripp, Petit, voor mij zijn ’t allen soortgelijke zaken.– Ik geloof van mij zelf dat, uit een uitgestooten zijnde,9 ik door allen uitgestooten zou worden. Als de oude Goupil10 zegt, gij deugt niet voor ons, geloof ik andere chefs er ook ± zoo over zouden denken.–
Nu, U aangaande geloof ik dat zoo als ’t U bij G&Cie gaat, het U zou gaan in een ander huis.–
 2v:6
Voor zich zelf beginnen in een tijd dat een verkoeling en daling te voorzien zou zijn, is iets wat men m.i. niet van harte kan doen.–
Gelooft gij dan in dezen tijd, gelooft gij in het op deze hoogte blijven van den handel.– Indien gij het gelooft zoo zou ik Uw opinie respecteeren en mij stil houden, doch ik weet niet of gij weet dat ik niet precies geloof dat de heele groote zaken houdbaar zijn. Schrijf me hier eens over, het zal mij dan zooveel makkelijker zijn om er over te spreken. Ik voel mij ietwat gegeneerd tegenover U op dit moment en ik wil dat gij mijn misschien zenuwachtige beschouwing weten zult, dat ik vooreerst niet geloof de zoo ontzettend opgeschroefde zaken houdbaar zijn, en tweedens, indien ze ook al houdbaar blijken mogten, er niet met pleizier in zou mij begeven, direkt of indirekt.
Iets anders is, als ik in mijn eigen onderhoud kan voorzien door dit of dat hier of daar te doen, zal ik een zoo gegeven paard niet in den bek zien.– Als het mijn pligt blijkt te zijn dit of dat te doen, best, ik weiger het werk niet, zelfs onaangenaam werk niet.–
Ik dacht aan U broer, op mijn langen togt door de heide s’avonds met den storm.– Ik dacht aan een passage, ik weet niet uit welk boek,  2v:7 deux yeux éclaircies par de vraies larmes veillaient11 – ik dacht, ik ben gedesillusioneerd, namelijk – ik dacht – ik heb geloofd in veel dingen die ik nu weet triest in elkaar zitten au fond – ik dacht, mijn oogen van mij, hier op dezen somberen avond, hier wakker in de eenzaamheid, als er bij wijlen tranen in geweest zijn, waarom zouden die niet door zoodanige smart mij ontwrongen zijn alsfdesenchanteert – ja – en illusies doet verliezen – tevens echter – wakker maakt. Ik dacht, is het MOGELIJK dat Theo gerust is over veel dingen waar ik ongerust over ben.–
Is het mogelijk het bij mij maar een melancolie is dat ik geen pleizier kan hebben als vroeger in dit of in dat.–
Enfin ik dacht, kan ik goud aanzien voor verguldsel? ben ik bezig iets dat in volle wording is voor verwelkend aan te zien? Antwoord wist ik mezelf niet te geven.– Kunt gij het?– Weet gij zeker er geen reeds een eind gevorderde, onverbiddelijke decadence is allerwege?
Geef mij moed als gij zelf moed hebt – doch ik zeg U op mijn beurt “vlei me niet”.–12 Ik verklaar U dat ik betreffende mij zelf geloof dat, zelfs al word ik knap (wat ik nu nog niet noemenswaard ben), geloof – vast geloof – dat ik steeds zeer arm zal zijn – ’t me mee zal vallen als ’t me lukt buiten schuld te blijven.–
Wie in Holland komen na dat mastodonte Mesdag, Israels, Mauve, Blommers, Maris &c. zullen in geen geval meer kunnen verdienen wat er toen in der tijd, n.l. de laatste 20 jaar, is verdiend b.v. Ook niet in geval van knapheid vooral.–
 2r:8
Dat een tijd waarin de prijzen hoog opgevoerd worden als ’t ware wissels trekt op de toekomst, waardoor de toekomst donker wordt voor de nakomelingen, is één van de schaduwzijden van een periode als die welke we te gemoet gaan.–
Zoo kerel, Arnold & Tripp hebben U persoonlijk misschien nooit anders dan heel zoetbeleefd of enfin vormelijk behandeld.
Dat neemt niet weg gij, die even knap zijt als b.v. Oom Cent, niet zult kunnen doen wat Oom Cent deed.– waarom niet – omdat er te veel Arnold & Tripps in de wereld zijn. Onverzadigbare geldwolven n.l. bij wie vergeleken gij een schaap zijt.–
Neem dit s.v.p. niet als een beleediging op broer, dat ik die vergelijking maak. beter is het te zijn een schaap dan een wolf, beter is het te zijn wie doodgeslagen wordt dan wie doodslaat – beter Abel te zijn n.l. dan Cain.13 En – en – ik zelf ben ook geen wolf hoop ik, of liever weet ik.
Gesteld en gij en ik zijn niet in onze verbeelding slechts doch waarachtig in de maatschappij “schapen”.– Goed – gegeven tamelijk hongerige en valsche wolven – zoo zou het niet onder de onmogelijkheden behooren wij eens opgevreten werden.– Nu – ook dan, al zij dit niet precies pleizierig, denk ik, enfin ’t is toch après tout nog beter te gronde te gaan dan een ander te gronde te rigten. Ik bedoel, het is geen reden zijn sereniteit te verliezen indien men zou inzien men wel eens een arm leven zou kunnen krijgen waar men de kundigheden, de handigheden, de bekwaamheden had waarmede anderen rijk worden.– Voor geld ben ik niet onverschillig maar ik benijd de wolven niet.14 Nu, met een hartelijken handdruk.

t. à t.
Vincent.

Als gij wilt, antwoord me eens op een & ander terwijl ik hier t’huis ben, ik ben hier om wat tot rust & beslistheid te komen.

translation
 1r:1
My dear Theo,
You’ll have been rather surprised that I dropped you a line that I would go home sometime, and am now writing to you from here.1
But first I must thank you for your letter of 1 December, which I’ve just received here in Nuenen.
The last 3 weeks I was actually rather unwell — was troubled by various things that arose out of having caught a cold, and nerves as well.
One must try to break something like that, and I felt that I would get worse if I didn’t have a change.
Well, I decided to go home for various reasons — something I was actually very loath to do.2
My journey began with a walk of more than 6 hours — mostly across the heath — to Hoogeveen. On a stormy afternoon with rain, with snow.3 This walk cheered me up no end, or rather my feelings were so in sympathy with nature that it calmed me down more than anything else.
I thought that being at home again might give me a more accurate insight into the question of what I should do.
Drenthe is superb, but staying there depends on many things — depends on whether one has the money for it, depends on whether one can endure the loneliness. Pa would consider that question settled, I believe, with a conclusion that one would reach in a conversation, but for my part I’m in no hurry to make a decision about it, and I’ll have to see what I think about it, for instance, when I’ve been here for a week or so.
However, for the time being I’m in the dark as to what I should do in this respect.  1v:2
I see more and more that when one thinks or speaks about something, one by no means arrives at a satisfactory conclusion. At one moment it seems more possible than at another. And for my part I don’t let these things go at once but keep thinking about them, sometimes long after other people consider that they’re already decided.
But, old chap, it’s so difficult for me, because for me it becomes so much a matter of conscience that I would be too much of a burden to you — perhaps abuse your friendship if I accept money for an enterprise that may not pay.
You write again about Moniteur Universel.4 Do you think it too gloomy of me when I tell you that I regard it as possible that in a relatively few years’ time a number of large art businesses — for example Moniteur Universel — in a word others that have also expanded enormously — will decline — fall into decline as quickly as they came up?
In a relatively short space of time, everything that is the art trade developed in rapport with art itself. But it became all too much a sort of bankers’ speculation and it still is — I do not say entirely — — I simply say much too much. Why, in so far as it’s a bubble company, shouldn’t it go the same way as, for instance, the tulip trade?5 You’ll point out to me that a painting isn’t a tulip. Of course there’s a universe of difference, and naturally I, who love paintings and tulips not at all, am very well aware of this.  1v:3
But I contend that many rich people who buy the expensive paintings for one reason or another don’t do it for the artistic value that they see in them — the difference between tulip and painting that you and I see isn’t visible to themthey, the speculators and blasé sots and a lot of others, would buy tulips now too, just as in the past, provided there was a certain cachet to it.
True, there are real, sterling art lovers. But it’s perhaps only 1/10th of the total of the business that’s done, perhaps it’s even a much smaller proportion — of which it can be said: this or that transaction was genuinely out of belief in art.
I could expand on this forever of course, but without going on about it any more I believe that you agree with me that there’s a great deal in the art trade that could prove to be hot air in the future. Things that are very highly priced now can go down. If you ask me, can Millet and Corot go down, I say, yes, IN PRICE.
Anyway, from an artistic point of view, Millet is Millet, Corot Corot, fixed — as the sun itself, in my view.
Five years ago I thought differently about it, in so far as I thought that Millet, say, would remain fixed, EVEN in price, but since then — precisely because I see Millet is usually just as much utterly misunderstood now that he’s less concealed and is more in evidence in reproductions, for instance, as when he was despised — I fear he’ll remain somewhat outside public taste and — it isn’t certain that those who understand him best will have to pay as much money for him later as they do now. Rembrandt fell too — in price — in the periwig age.6  1r:4
I just want to ask you frankly, do you believe that the prices that are still being paid now will stay? I tell you frankly, I do not believe it.
Yet at the same time, to me Millet is Millet, Rembrandt Rembrandt, Israëls Israëls &c., whether it costs ten cents or a hundred thousand to buy one of his paintings.
Consequently I don’t think about the art trade much.
Only when my thoughts turn to you and I come to ask you whether you can take pleasure in it, or whether, especially later, you won’t see all too much that goes against the grain with you to stay in it.
You’ll say, one can get used to anything, or rather you’ll say, one must endure until the heart breaks in us.7 So be it, I agree with you in that — but if the heart does break in us, we’re still free to act in one way or another. And as regards you or me, we are what we are, and because we’re enthusiastic about art, we would each in our own way also remain constant in our opinion about Millet, say, even if the most absurd things were to happen.
But I ask: in the event of a gradual cooling off in the expenditure of tremendous sums for paintings, how are the huge firms which have colossal sums in outgoings etc. every year, which cut into their profits, going to succeed? They’ll soon find themselves with enormous deficits. Trees like this don’t fall at the first blow, but they can rot away inside and ultimately fall because of the wind alone, without a single blow from an axe. When? I have absolutely no idea of the exact date.  2r:5
If you will, just write to me about this question in general, for example what you think of the staying power — in the long run — of an establishment such as you say Moniteur Universel is — or Petit8 — or Arnold & Tripp. I tell you frankly, I don’t see that it can keep going in the long run. I believe something like this has to collapse.
In my view, it can’t be very pleasant to be on hand for this — I’d rather sit by a peat fire, painting. The art trade, one feels a sort of ‘what do I care’ about it, except — except — except — that I personally find it very unpleasant if I’m really very short of money.
You’ve always remained calm in Paris, very simple and certainly cooler than a man like Tripp, say.
You’re out to see things as they are, you — like me — can’t help analyzing. And yet, even you don’t in the first place bring what you know of a situation to bear in order to profit from that situation all the same.
I mean, it isn’t in your nature to fish in troubled waters.
But I ask you frankly, what’s the position? Do you really believe that the people at Moniteur Universel will ask something different of employees from what G&Cie asks?
Moniteur, G&Cie, Tripp, Petit, to me they’re all similar firms. I believe in my own case that, having been thrown out by one,9 I would be thrown out by them all. If old Goupil says,10 you’re no good to us, I believe other bosses would also think more or less the same.
Well, as to you, I believe that it would be the same for you with another house as it is with G&Cie.  2v:6
In my opinion, setting up for oneself at a time when a cooling off and decline could be foreseen is something that one cannot do with any enthusiasm.
So do you believe in these times, do you believe that the trade will stay at this level? If you believed this, I would respect your opinion and keep quiet, but I don’t know whether you know that I don’t really believe that the very large firms can keep going. Do write to me about it, then it will be so much easier for me to talk about it. I feel rather embarrassed with you at the moment, and I want you to know my perhaps nervous opinion that firstly I don’t believe that these highly inflated firms can keep going and, secondly, even should they prove to keep going, I wouldn’t enjoy being involved in them, directly or indirectly.
Another thing is, if I can provide for myself by doing this or that here or there, I won’t look such a gift horse in the mouth. If it proves to be my duty to do this or that, very well, I won’t refuse the work, not even unpleasant work.
I thought of you brother, on my long trudge across the heath on that stormy evening. I thought of a passage, I don’t know which book it’s from,  2v:7 two eyes awake, brightened by genuine tears11 — I thought, I am disillusioned, that is — I thought — I have believed in many things that I now know are in a sorry state at bottom — I thought, these eyes of mine, here on this gloomy evening, awake here in the solitude, if there have been tears in them from time to time, why should they not have been wrung from me by such sorrow that it disenchants — yes — and banishes illusions — but at the same time — awakens one? I thought, is it POSSIBLE that Theo is easy about many things that I’m uneasy about.
Could it be just melancholy, that I can’t take the old pleasure in this or in that?
In short, I thought, can I be mistaking gold for gilding? Am I mistaking something that’s in full growth for something withering? I couldn’t come up with an answer for myself. Can you? Do you know for sure that there isn’t already far-advanced, unrelenting decline on all sides?
Give me courage if you yourself have courage — but I say to you in my turn ‘don’t flatter me’.12 I tell you that, as far as I’m concerned, even if I become clever (which I am not noticeably as yet), I believe — firmly believe — that I’ll always be very poor — it will exceed my expectations if I manage to keep out of debt.
The coming men in Holland after those mastodons Mesdag, Israëls, Mauve, Blommers, Maris &c. will, under no circumstances, still be able to earn what was earned in those days, that is the last 20 years, say. And especially not if they’re clever.  2r:8
One of the drawbacks of a period like the one we’re entering is that a time when prices are inflated so high is, as it were, taking a lien on the future, which makes the future dark for posterity.
So, old chap, perhaps Arnold & Tripp have never treated you personally anything other than very courteously or, in short, with due form.
That doesn’t alter the fact that you, who are just as clever as Uncle Cent, for instance, won’t be able to do what Uncle Cent did. Why not? Because there are too many Arnold & Tripps in the world. Insatiable money-grubbers, that’s to say, compared with whom you are a sheep.
Please don’t take this as an insult, brother, that I make this comparison. It’s better to be a sheep than a wolf, it’s better to be the one who is killed than the one who kills — namely better to be Abel than Cain.13 And — and — I myself am not a wolf either, I hope, or rather I know.
Suppose that both you and I are ‘sheep’ in society, not in our imaginations but in truth. Very well — given fairly hungry and vicious wolves — it wouldn’t be beyond the bounds of possibility that we’d be gobbled up. Well, even then, although I don’t think this would be exactly pleasant, in short it’s surely still better after all to be ruined than to ruin someone else. I mean, it’s no reason to lose one’s serenity if one should realize that one might have to lead a life of poverty while one had the skills, the talents, the aptitude with which others grow rich. I’m not indifferent to money, but I don’t envy the wolves.14 Now, with a hearty handshake.

Ever yours,
Vincent.

If you will, answer me some of these things while I’m here at home; I’m here to get some rest and resolution.
notes
1. In his last letter from Drenthe Van Gogh had written: ‘I’ll be able to write to you more calmly from home’ (letter 408, l. 194).
2. Van Gogh had not been home since Christmas 1881; his parents moved to Nuenen in August 1882, so this was the first time he had seen their house.
3. This walk must have taken place on Tuesday, 4 December (see Date).
4. Van Gogh had considered a job with one of the illustrated magazines. For the publishing house Moniteur Universel, see letter 406, n. 3.
5. In the seventeenth century the trade in tulip bulbs had taken off; speculation was so extreme, particularly in 1636-1637, that it became pure gambling, in other words the tulips were sold on immediately to get the profit on the price difference. See Simon Schama, The embarrassment of riches. An interpretation of Dutch culture in the Golden Age. London 1987, pp. 350-365.
a. Means: ‘mij er opmerkzaam op maken’ (draw my attention to it).
b. Variant form of ‘kleiner’ (smaller); it is possible that Van Gogh wrote ‘kleiner’.
6. Van Gogh most probably gleaned this information from Musées de la Hollande by E.J.T. Thoré (writing under the pseudonym W. Bürger): ‘If Rembrandts have left Holland, it is decidedly the fault of the debased taste of the Dutch amateurs of the eighteenth century. At public sales then, Rembrandts sold for 20 florins! but Van der Werffs and Lairesses fetched as much as 3 or 4,000 florins!’ (Si les Rembrandt ont quitté la Hollande, c’est bien la faute du goût dégradé des amateurs hollandais au XVIIIe siècle. Les Rembrandt se payaient alors en vente publique ... 20 florins! mais les van der Werff et les Lairesse montaient à 3 ou 4,000 florins!). See Thoré 1858-1860, vol. 2, p. 170, n. 1. The ‘periwig age’ is a reference to the latter part of the eighteenth and the early nineteenth century.
Huge sums were paid for Millet’s work – his Angelus had fetched very high prices in 1867 and 1872. See letter 17, n. 3.
7. Cf. ‘them that are of a broken heart’, ‘the brokenhearted’ in Ps. 34:19 (in KJ Ps. 34:18) and Isa. 61:1.
c. Means: ‘uitgaven’ (expenses).
8. The art dealer Georges Petit; cf. also letter 358, n. 1.
d. Means: ‘kalm, rustig’ (calm, quiet).
e. Read: ‘dat wat’ (that which).
9. Van Gogh was fired by Goupil in April 1876.
10. Adolphe Goupil, founder of the firm of Goupil & Cie.
11. The source of this quotation has not been found.
f. Read: ‘Zodanige... dat het’ (Such... that it).
12. Theo had previously written this to Vincent: see letter 401.
13. Abel, Adam’s younger son and a shepherd, was killed by his brother, the farmer Cain. See Gen. 4:8.
14. Initially Van Gogh wrote: ‘I couldn’t be a wolf’ (‘ik zou niet een wolf kunnen zijn’).