1r:1
Waarde Theo,
Gij zult er U wel ietwat over verwonderd hebben dat ik U met een woord schreef ik eens naar huis zou gaan en nu van hieruit U schrijf.1
Doch eerst moet ik U bedanken voor Uw brief van 1 December, die ik zooeven hier te Nunen ontving.
De laatste 3 weken al was ik eigentlijk maar half in orde – had last van verschillende dingen die voortkwamen uit kou gevat hebben en ook wel zenuwachtigheid.–
Zooiets moet men zoeken te breken en ik voelde dat het erger zou worden als ik niet een afleiding zocht.
Nu, ik kwam om onderscheidene redenen er toe om eens naar huis te gaan.– Iets waar ik overigens enorm tegen op zag.2
Mijn reis begon met een wandeling van ruim 6 uur – door de heide meestal – n. Hoogeveen.– Op een stormachtigen namiddag met regen, met sneeuw.–3 Deze wandeling heeft mij veel opgemonterd, of liever, mijn gevoel was zóó in sympathie met die natuur dat het mij meer calmeerde dan iets anders.–
Ik dacht dat het weerzien van t’huis misschien mij juister inzigt kon geven in kwestie van wat ik doen moet.–
Drenthe is superbe, maar het er uit houden hangt van veel dingen af – hangt af van of men er geld voor heeft, hangt af van of men bestand is tegen de eenzaamheid.– Die kwestie zou Pa beslist rekenen, geloof ik, met een conclusie waartoe men in een gesprek zou komen, doch ik wil voor mij er niet mee haasten er in te beslissen en bij voorbeeld ik moet eens kijken hoe ik er over denk als ik weer eens hier een dag of 8 geweest ben.
Evenwel voorloopig is het mij duister wat ik doen moet dienaangaande.–
 1v:2
Als men over een zaak denkt of spreekt komt men geenszins tot eene afdoende conclusie, merk ik al meer & meer. Op ’t eene oogenblik schijnt het meer mogelijk dan op het andere. En ik voor mij laat de dingen niet in eens los maar blijf er over denken, soms lang nadat anderen het al uitgemaakt rekenen.
Maar kerel het is voor mij zoo moeielijk want het wordt bij mij zoozeer een gewetenszaak dat ik U teveel tot last zou zijn – misbruik maak misschien van Uw vriendschap als ik geld accepteer voor eene onderneming die welligt niet rendeeren zal.–
Gij schrijft weer over Moniteur Universel.–4 Vind gij het te melankoliek van mij gezien wanneer ik U verklaar dat ik het mogelijk acht over een betrekkelijk klein getal jaren een aantal groote kunstzaken – b.v. Moniteur universel – enfin ook anderen die een hoog opgevoerde uitgebreidheid hebben – verminderen – in decadence raken even snel als zij gekomen zijn.
In betrekkelijk korte jaren ontwikkelde zich al wat kunsthandel is in rapport met de kunst zelf.– Maar het werd maar al te zeer een soort bankiersspeculatie en is het nu ook – ik zeg niet geheel en al – ik zeg eenvoudig veel te veel. waarom, voor zoover ’t windhandel is, zal ’t er niet mee gaan als b.v. met den tulpenhandel.5 Gij zult mij observeerena dat een schilderij geen tulp is.– Natuurlijk is er het allerhemelstbreedste onderscheid en natuurlijk zie ik, die schilderijen lief heb en tulpen geenszins, dit zeer wel in.–
 1v:3
Maar ik beweer dat veel rijke lui die om een of andere reden de dure schilderijen koopen het niet om de kunstwaarde doen die ze er in zien – voor hun is ’t onderscheid dat gij en ik zien tusschen tulp en schilderij niet zigtbaar – zij, de speculateurs en pochards blasés en een boel anderen, zouden ook nu tulpen koopen, net als vroeger, als er maar een zekere chic in was.–
Er zijn echte, degelijke liefhebbers nu ja. maar het is misschien slechts 1/10 van het totaal der zaken die gedaan worden, misschien is ’t nog een veel kleenerb deel – waarin gezegd kan worden, dit of dat was eene transactie waarachtig uit geloof in de kunst.
Ik zou hier natuurlijkerwijs tot in ’t oneindige over kunnen uitweiden maar zonder er verder op door te gaan geloof ik gij het met me eens zijt er in den kunsthandel veel is wat wel eens wind kon blijken in de toekomst. Dingen nu hoog opgevoerd in prijs, kunnen zakken.– Vraagt ge mij, kan Millet en Corot zakken. zeg ik, ja IN PRIJS.
Overigens van uit een artistiek oogpunt is Millet Millet, Corot Corot, vast – als de zon zelf, in mijn oog.–
Vijf jaar geleden dacht ik daar anders over, in zoover dat ik dacht Millet b.v. vast zou blijven, ZELFS in prijs, maar sedert – juist omdat ik zie Millet even zeer meestal glad verkeerd begrepen wordt nu hij minder verborgen is en meer onder de oogen komt in reproductie b.v. als toen hij versmaad werd – vrees ik hij iets buiten ’t publiek om zal blijven en – het is niet zeker zij die hem ’t best begrijpen later er zooveel geld voor zullen hoeven te geven als nu.– Rembrandt daalde ook – in prijs – in den pruikentijd.–6
 1r:4
Ik wou U wel eens ronduit vragen, gelooft gij dat de prijzen die tegenwoordig nog besteed worden, zullen blijven? Ik zeg U ronduit, ik geloof het niet.
Doch tevens, voor mij is Millet Millet, Rembrandt Rembrandt, Israels Israels &c., ’tzij het een dubbeltje ’tzij het honderdduizend kost een schij van hem te kunnen koopen.
Gevolgelijk ik denk over den kunsthandel niet veel.
Dan alleen wanneer mijn gedachten komen op U en ik er toe kom te vragen of gij er pleizier in kunt hebben, of gij vooral later niet al te veel ziet dat U tegen de borst stuit om het er in uit te houden.
Ge zult zeggen, men kan aan alles wennen, of liever ge zult zeggen, men moet doorleven tot dat het harte breekt in ons.7 Het zij zoo, ik zeg dat wel met U – maar als het hart toch in ons breekt dan zijn wij wel vrij nog ’t een of ’t ander te doen. En betreffende U of mij zelf, wij zijn wat wij zijn en wegens er enthousiasme voor de kunst in ons is zoo zouden wij ieder op onze manier ook dezelfde blijven in onze opinie omtrent Millet b.v., al gebeurden er ook de meest absurde dingen.
Maar ik vraag: in een geval van gaandeweg bekoelen van het besteden van ontzettende sommen voor schilderijen, hoe moeten dan de enorme zaken het goed maken die jaarlijks kolossale sommen aan verschottenc enz. hebben, wat van hun winst af moet.– Zij vallen gaauw in enorme tekorten. Zulke boomen vallen niet bij den eersten slag maar zij kunnen inwendig vermolmen en eindelijk vallen, al kwam de bijl er niet eens bij, door den wind alleen.– Wanneer? Ik weet den preciesen datum volstrekt niet.
 2r:5
Als gij wilt, schrijf mij eens over die kwestie in ’t algemeen, wat gij b.v. denkt van de bestaanbaarheid – op den duur – van een inrigting als gij zegt Moniteur Universel is – of Petit8 – of Arnold & Tripp.– Ik zie niet in, zeg ik U ronduit, dat het op den duur te houden is.– Ik geloof zooiets moet instorten.
Daar bij te zijn is in mijn oog niet heel gezellig – ik zit liever bij een turfvuur te schilderen.– Kunsthandel, men heeft er dan een zeker “qu’est ce que ça me fait” voor, behalve – behalve – behalve – dat ik voor mij het zeer onpleizierig vind als ik te zeer in geldgebrek zit.–
Gij zijt te Parijs steeds leukd gebleven, heel eenvoudig en zeker koeler dan b.v. een man als Tripp.
Het is U te doen om de dingen te zien zoo als ze zijn, gij – evenals ik – kunt niet laten te analyseeren.– En toch, zelfs U brengt wategij weet van een toestand niet in de eerste plaats er toe om van dien toestand te profiteeren quand même.
Ik bedoel, in troebel water visschen is Uw karakter niet.–
Maar ik vraag het U ronduit, hoe zit het hem? gelooft gij dan waarachtig in moniteur universel als zullende men daar van employés iets anders vragen dan G&Cie vraagt.
Moniteur, G&Cie, Tripp, Petit, voor mij zijn ’t allen soortgelijke zaken.– Ik geloof van mij zelf dat, uit een uitgestooten zijnde,9 ik door allen uitgestooten zou worden. Als de oude Goupil10 zegt, gij deugt niet voor ons, geloof ik andere chefs er ook ± zoo over zouden denken.–
Nu, U aangaande geloof ik dat zoo als ’t U bij G&Cie gaat, het U zou gaan in een ander huis.–
 2v:6
Voor zich zelf beginnen in een tijd dat een verkoeling en daling te voorzien zou zijn, is iets wat men m.i. niet van harte kan doen.–
Gelooft gij dan in dezen tijd, gelooft gij in het op deze hoogte blijven van den handel.– Indien gij het gelooft zoo zou ik Uw opinie respecteeren en mij stil houden, doch ik weet niet of gij weet dat ik niet precies geloof dat de heele groote zaken houdbaar zijn. Schrijf me hier eens over, het zal mij dan zooveel makkelijker zijn om er over te spreken. Ik voel mij ietwat gegeneerd tegenover U op dit moment en ik wil dat gij mijn misschien zenuwachtige beschouwing weten zult, dat ik vooreerst niet geloof de zoo ontzettend opgeschroefde zaken houdbaar zijn, en tweedens, indien ze ook al houdbaar blijken mogten, er niet met pleizier in zou mij begeven, direkt of indirekt.
Iets anders is, als ik in mijn eigen onderhoud kan voorzien door dit of dat hier of daar te doen, zal ik een zoo gegeven paard niet in den bek zien.– Als het mijn pligt blijkt te zijn dit of dat te doen, best, ik weiger het werk niet, zelfs onaangenaam werk niet.–
Ik dacht aan U broer, op mijn langen togt door de heide s’avonds met den storm.– Ik dacht aan een passage, ik weet niet uit welk boek,  2v:7 deux yeux éclaircies par de vraies larmes veillaient11 – ik dacht, ik ben gedesillusioneerd, namelijk – ik dacht – ik heb geloofd in veel dingen die ik nu weet triest in elkaar zitten au fond – ik dacht, mijn oogen van mij, hier op dezen somberen avond, hier wakker in de eenzaamheid, als er bij wijlen tranen in geweest zijn, waarom zouden die niet door zoodanige smart mij ontwrongen zijn alsfdesenchanteert – ja – en illusies doet verliezen – tevens echter – wakker maakt. Ik dacht, is het MOGELIJK dat Theo gerust is over veel dingen waar ik ongerust over ben.–
Is het mogelijk het bij mij maar een melancolie is dat ik geen pleizier kan hebben als vroeger in dit of in dat.–
Enfin ik dacht, kan ik goud aanzien voor verguldsel? ben ik bezig iets dat in volle wording is voor verwelkend aan te zien? Antwoord wist ik mezelf niet te geven.– Kunt gij het?– Weet gij zeker er geen reeds een eind gevorderde, onverbiddelijke decadence is allerwege?
Geef mij moed als gij zelf moed hebt – doch ik zeg U op mijn beurt “vlei me niet”.–12 Ik verklaar U dat ik betreffende mij zelf geloof dat, zelfs al word ik knap (wat ik nu nog niet noemenswaard ben), geloof – vast geloof – dat ik steeds zeer arm zal zijn – ’t me mee zal vallen als ’t me lukt buiten schuld te blijven.–
Wie in Holland komen na dat mastodonte Mesdag, Israels, Mauve, Blommers, Maris &c. zullen in geen geval meer kunnen verdienen wat er toen in der tijd, n.l. de laatste 20 jaar, is verdiend b.v. Ook niet in geval van knapheid vooral.–
 2r:8
Dat een tijd waarin de prijzen hoog opgevoerd worden als ’t ware wissels trekt op de toekomst, waardoor de toekomst donker wordt voor de nakomelingen, is één van de schaduwzijden van een periode als die welke we te gemoet gaan.–
Zoo kerel, Arnold & Tripp hebben U persoonlijk misschien nooit anders dan heel zoetbeleefd of enfin vormelijk behandeld.
Dat neemt niet weg gij, die even knap zijt als b.v. Oom Cent, niet zult kunnen doen wat Oom Cent deed.– waarom niet – omdat er te veel Arnold & Tripps in de wereld zijn. Onverzadigbare geldwolven n.l. bij wie vergeleken gij een schaap zijt.–
Neem dit s.v.p. niet als een beleediging op broer, dat ik die vergelijking maak. beter is het te zijn een schaap dan een wolf, beter is het te zijn wie doodgeslagen wordt dan wie doodslaat – beter Abel te zijn n.l. dan Cain.13 En – en – ik zelf ben ook geen wolf hoop ik, of liever weet ik.
Gesteld en gij en ik zijn niet in onze verbeelding slechts doch waarachtig in de maatschappij “schapen”.– Goed – gegeven tamelijk hongerige en valsche wolven – zoo zou het niet onder de onmogelijkheden behooren wij eens opgevreten werden.– Nu – ook dan, al zij dit niet precies pleizierig, denk ik, enfin ’t is toch après tout nog beter te gronde te gaan dan een ander te gronde te rigten. Ik bedoel, het is geen reden zijn sereniteit te verliezen indien men zou inzien men wel eens een arm leven zou kunnen krijgen waar men de kundigheden, de handigheden, de bekwaamheden had waarmede anderen rijk worden.– Voor geld ben ik niet onverschillig maar ik benijd de wolven niet.14 Nu, met een hartelijken handdruk.

t. à t.
Vincent.

Als gij wilt, antwoord me eens op een & ander terwijl ik hier t’huis ben, ik ben hier om wat tot rust & beslistheid te komen.

top