Back to site

406 To Theo van Gogh. Nieuw-Amsterdam, Monday, 12 or Tuesday, 13 November 1883.

metadata
No. 406 (Brieven 1990 408, Complete Letters 341)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Nieuw-Amsterdam, Monday, 12 or Tuesday, 13 November 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b366 a-b V/1962

Date
Vincent thanks Theo for his letter. Although he does not mention a remittance, we know from a letter from Mr van Gogh to Theo that the latter had indeed sent the second instalment; in fact, Vincent had received extra money so that he could get by for a longer period (FR b2247, quoted in the notes to letter 408, n. 8). Usually we would date this letter on or about Monday, 12 November, but because the previous letter dates from 11 November and there is no reason to suppose that Van Gogh wrote the present letter on the same day, we have ruled out Sunday, 11 November as a possibility. We consequently date the letter Monday, 12 or Tuesday, 13 November 1883.

Ongoing topic
Tensions between Theo and his employers (392)

original text
 1r:1
Beste broer,
Dank voor Uw brief, doch zooals ge trouwens zelf zegt, hij is kort.– Ik weet dat verscheidenen tegenwoordig al wat gedachtenwisseling is, al wat geen bepaalde zaken of feiten zijn, overbodig & zelfs nonsens rekenen in een brief en dus komen op een zeker zeer beknopten vorm, tevens echter wel wat onvoldoende – te leur stellende – wijze van schrijven.– Enfin broer, ik wou wel gij minder droog er over haddet geschreven (maar kan aan drukte hebben gelegen). Betreffende uw ’t idee er eens wat tijd over te laten heengaan, dan de kwestie op nieuw van alle kanten te bezien, dat vind ik wijs en op zich zelf gansch niet verkeerd. Doch gij voegt er nog iets bij aan dat voorstel waarop ik u zal antwoorden gansch ronduit.– Gij zegt..... denk gij nog eens na of vóór het blijven bij G&Cie niet ook nog wel veel gezegd kan worden... Welnu broer, over die kwestie heb ik reeds en vroeger en nu meer gedacht dan ik U tot nog toe schreef, en wegens nu gij het mij vraagt de zaak eens in zijn vóór te beschouwen zal ik in volle opregtheid zeggen hoe ’t mij voorkomt.–
Weet dan dat meer en meer het mij twijfelachtig voorkomt of dat wat G&Cie vòòr heeft werkelijk in den grond tot ons heil is, ik zeg tot t’heil van U zelf, van t’huis en van mijzelf – ik heb het oog op ’t finantieel voordeel niet alleen maar tevens op andere twijfelachtige voordeelen, als relatie direkt of indirekt met invloedrijke personen &c., kortom alles & alles bijeen zet ik achter vóór een vraagteeken.–
 1v:2
Versta mij wel – er is misschien – neen zeker – en ’t huis en in mijn eigen leven een crisis geweest waar werkelijk geloof ik ons aller leven als ’t ware letterlijk gered is geweest door U – een te gronde gaan afgewend door sterking en bescherming die wij ontvingen van U – met mij bepaaldelijk was ’t critiek.–1 Indien nu ik er toe gekomen ben om wanneer ik sta voor een voorwerp of figuur in mij zelf te voelen duidelijk, klaar, zonder aarzeling de kracht dat ik het teekenen kan – weergeven niet volmaakt maar wel degelijk in zijn algemeene structuur en proportie, goed, dit punt was noodig, absoluut noodig te bereiken en indien ik het bereikt heb, het is geweest primo daarom omdat de ondersteuning van U een heg of beschutting was tusschen een vijandige wereld en mij, en ik met de noodige rust betrekkelijk alleen maar aan teekenen kon denken en mijn gedachten niet uitgebluscht werden door fataal overdonderende materieele zorgen.–
En ’t huis – ofschoon ik er ’t regte niet af weet – geloof ik zij ook een groote verpligting aan U hebben.– En indirect ook aan G&Cie – dus – ik wil ten volle het vóór erkennen voor – tot hiertoe, maar voor verder? zie, daar rijst het vraagteeken achter goed, achter vóór.
Indien tot heden de steun van U onmisbaar was, voor ’t vervolg geloof ik dat eene wijziging in dezen door mij althans moet op gewerkt worden. Het ontkiemende zaad moet niet aan een bevriezenden wind bloot gesteld zijn – zoo was ’t met mij in ’t begin, als gij er niet geweest waart zoo zouden woorden van Oom Vincent, ni fait ni à faire, woorden van HGT en het er mee gepaard gaande den rug & koelen schouder toedraaien  1v:3 van hen, op een critiek moment, vrees ik, me fataal zijn geweest als een al te kouden wind voor het koren dat ontkiemt.2 Doch als het winterkoren een wortel in de aarde heeft is het ietwat sterker en zoo goed & zoo kwaad als ’t kan pleegt het den winter door te maken, althans moet den winter door.
En nu broer, zoude ik het flaauw van mij zelf vinden indien ik U zeide, het geld van U moet blijven, alzoo er toe bij dragende om U te doen berusten in dat blijven bij G&Cie.
Ik zeg integendeel – Theo indien gij blijft bij G&Cie, indien dit vastgesteld wordt, ben ik er zóó gedecideerd tegen, waarschuw U zóó gedecideerd: de kunsthandel verraadt U in het einde – dat ik daar geen deel in wil hebben U tot zoodanig besluit te dringen door zelf hulp te behoeven.
En ofschoon ik hoop dat wij even goede vrienden zouden blijven en steeds broers ons voelen, ik herhaal, het is mijn voornemen Uw finantieele hulp te weigeren zoodra gij vast aan G&Cie u verbind, wegens zoodanig besluit ik zoude beschouwen als zullende het U in ’t einde berouwen en brengen in een positie waarvan gij zeggen mogt: was ik er nooit in gekomen, en alsdan zoudt gij tevens de gedachte hebben: waarom hebben mijn broer, mijn ouders mij toen er toe gebragt.– Daar wil ik niet aan mee doen, u tot die beslissing te brengen. gevolgelijk hoe ik au fond denk over “wat G&Cie vóór(?) heeft” weet gij nu in alle rondborstigheid.
Wat ik dan zoude beginnen? ja bijvoorbeeld het trachten er op te brengen mij te caseerena bij een illustratie of enfin het eerste het beste n’importe quoi doen waarvoor gij zelf misschien een gelegenheid zoudt weten of iets mij kunnen zeggen – b.v. van Moniteur universel3 – wat ik anders niet als het meest wenschelijke beschouw. Doch geheel op mij zelf staande zoude ik misschien een kans wagen te Parijs of te Londen of te s’Hage, enfin in stad aan drukkerij of illustratie tevens zoekende teekeningen of schilderijen te maken en te verkoopen natuurlijkerwijs en daarna ’t weer zien te brengen op Drenthe.–
 1r:4
Ik zoude echter alsdan juist zelf mij in een vervaarlijken klem willen brengen om mij te dwingen tot productief zijn en de tegenwoordige ressource zelf verzoeken op te houden.
Doch broer, dit voor ’t geval gij blijft bij G&Cie, en voor het andere mogelijke geval dat gij zelf U decideerd op schilderen zouden wij van zelf de persing van een vervaarlijken nooddwang achter ons hebben en in die omstandigheden elkaar door trouwe kameraadschap sterken moeten. Maar ofschoon voor de ondersteuning hebbende en steeds zullende houden eene dankbaarheid waarvoor alle woorden & uitdrukkingen te flaauw me voorkomen, mijn voornemen voor ’t vervolg is vast, indien gij blijft bij G&Cie zoo zal dit net precies mij tot de beslissing dringen hierboven vermeld, ofschoon steeds onze vriendschap blijven zal in elk geval tenzij gij er bezwaar in zien zoudt met mij te doen te hebben.
Is het – en ik acht ook nu dit niet gansch onmogelijk – dat de omstandigheden minder dan Uw eigen ziel U brengen tot het schilderen, goed, dan spreekt het dunkt me van zelf wij de handen volkomen in een slaan tot één zelfde doel en streven.–
Maar betreffende het mij inwerken in de gedachte om het goed(?) te vinden gij door zoudt zetten bij G&Cie, het voor(?) er van te overwegen – Ge ziet van welken aard mijn overwegingen zijn.–
Kortom indien ik schreef zoo als ik schreef in een & anderen brief, het is te beslist dan dat ik later zou zeggen, neen maar ik vind het nu toch weer goed. G&Cie heb ik eigen ervaringen van in ’t verleden, een blik daarop, een blik op het tegenwoordige, tevens een blik in de toekomst doen mij komen op een Beware!4 En voor me zelf beschouw ik Parijs als ontzenuwend en voor goed zou ik er geen heil in zien er te zijn, noch voor me zelf noch voor U. Zelf zou ik misschien een tijd er moeten wezen, zekere relaties (te s’Hage mij gecoupeerd al te zeer) moeten zien te krijgen, maar zoo veel mogelijk blijf ik buiten en al wat geen schilderen of teekenen is reken ik voor mij bijzaak. adieu kerel, laat overigens tijd er over heen gaan, en ontvang een hartelijken handdruk in gedachten,

t. à t.
Vincent

 2r:5
Nu broer, ge weet ik had Wisselingh beloofd hem nog vóór den winter een paar studies uit Drenthe te laten kijken.5 Ik stuur nu heden af 6 studies,6 laat gij als ge zoo goed wilt zijn die eens aan hem kijken bij gelegenheid, bij wijze van een klein teeken van leven. Ik denk evenwel niet dat ze in de termen van verkoop kunnen vallen natuurlijkerwijs.
Het buiten schilderen is uit want het is al te koud dezer dagen.– Maar wat zou het mij een rust zijn indien ik voor vast mij vestigen kon in deze streek.
De huishuur is zeer gering, als men maar gezelschap had zou het zoo’n heerlijke zaak zijn een boerenwoning te huren en alles solide en minder precair dan in een herberg op zijn pooten te zetten.
Enfin zoo als gezegd, laat ons onze ziel bezitten in lijdzaamheid,7 den loop der dingen zich laten beslissen. Alleen een huis te nemen is zoo erg melankoliek en kil.– Er moet een beetje leven zijn in de brouwerij om de dingen te doen vlotten en stagnatie te voorkomen.
Maar Theo wat is het onuitsprekelijk mooi hier. Ge kunt dat in mijn studies nog volstrekt niet zien. Uit te drukken hoe het eigentlijk hier is moet ik nog veel bij leeren en is ook een kwestie van den tijd.
Een ding verklaar ik U, dat op mij dit land een invloed van mij tot rust, tot geloof, tot moed brengen heeft en dien invloed hebt gij geloof ik zelf ook noodig – zou het aller aller beste voor U wezen – U Uw zelf, Uw ziel doen terugvinden, maar degelijker en voller dan in den tijd van het molens teekenen.8 Maar ik vrees gij beschouwt wat ik zeg als een spel van mijn verbeelding, mijn woorden als in de lucht en zonder grond.–
En het is dan ook hoogst moeielijk, dat geef ik toe, te weten wat men doen moet. Het geld speelt een brutalen rol in de maatschappij en dat gij zulks gevoelt is een gevoelen dat betrekkelijk ik ook heb. Alleen bij mij is er een zoo levendige hoop het schilderen juist onze eigentlijke werkkracht zou losmaken en toch ons er boven op houden, al moesten de eerste jaren hoogst bezwaarlijk zijn.
Kom ik om dan kom ik om, is ’t eenige men er in zeggen kan.
 2v:6
Betreffende dat ik zeg, indien gij beslist blijft bij G&Cie zoo reken ik me verpligt uw ondersteuning te weigeren, meen niet dat van mijn tegenwoordig werk ik hooge gedachten heb. Neen ik ken daar b.v. geen handelswaarde aan toe maar mijn idee is, ik wil toch zonder beschutting, meer dan anderen hebben, werken, en niet omdat ik er nu al ben maar omdat ik geloof “je grandirai dans la tempête”9 zal ik me er dus inwerpen. Ge zult vragen, wat is mijn bedoeling met te zeggen “vast of beslist blijven bij G&Cie”?
Ziehier – nu staat de winter ons voor den neus en nu zit ik hier midden op de hei en wat kan ik direkt doen om iets te wagen anders dan werken?
Maar gesteld tegen ’t voorjaar, b.v. maand Maart, zijt gij nog bij G&Cie en wel op goeden voet, zonder weggaan in perspectief. Alsdan zou ik dit reeds vast en beslist blijven noemen en alsdan een andere rigting zoeken in te slaan, of liever me toe dwingen door een vervaarlijken klem der dingen.
De fortuin begunstigt de dapperen, zegt het spreekwoord,10 waar misschien wel iets tegen te zeggen is evenwel, maar enfin den grond er van geloof ik beslist eene daadzaak is, evenzeer als het tegenovergestelde, dat op moreele zwakheid of gebrek aan moed eene soort fatale verdoemenis rust in ’t eind.
Gevolgelijk mijn plan is steeds te wagen liever te veel dan te weinig, stoot men dan zijn hoofd wegens te veel, enfin dan stoot men het. Genoeg, mijn behoeften wil ik niet drangredenen zullen zijn voor U om te blijven, wilt gij blijven, blijf, doch niet om mijnentwil als ik zelf het uw besten weg maar al te beslist niet vinden zal.
Nogmaals, met een hartelijken handdruk.

t. à t.
Vincent

Vat wat ik zeg niet verkeerd op, nietwaar, als had ik persoonlijk in geval ge blijft iets tegen U. Want ook dan vind ik U goed zoo als ge zijt. Alsdan is het absoluut niets anders dan eene kwestie dat ik niet wil er kunne met mogelijkheid billijkerwijs gezegd worden ik ooit zou toestemmen gij zoo iets als tegen Uw zin in een vak zijn met mijn medeweten, meer of minder om mijnentwil zoudt hebben gedaan, je ne veux point que la poche d’autrui pâtisse de mes hardiesses.–11

translation
 1r:1
Dear brother,
Thanks for your letter, although as you indeed say yourself, it’s short. I know that nowadays various people consider everything that is an exchange of ideas, everything that isn’t specific things or facts, to be superfluous and even nonsense in a letter, and so arrive at a very concise form, certainly; at the same time though, a rather unsatisfactory — disappointing — manner of writing. In short, brother, I do wish that you had written less drily about it (but could have been due to pressure of work). As to your idea of letting some time go by, then examining the question again from all sides, I think it’s wise and not at all wrong in itself. But then you add something else to that suggestion to which I’ll give you a wholly forthright answer. You say... just you think again about whether there isn’t also a lot to be said for staying at G&Cie. Well, brother, I’ve already thought more about that question, both in the past and now, than I’ve written to you until now, and since you now ask me to consider the issue for once from the for side, I’ll tell you in all honesty what I think about it.
You should know, then, that I find it increasingly doubtful whether what G&Cie have on the for side is really fundamentally any good to us, I mean to you, to the people at home and to me — I’m not thinking solely of the financial benefit but also of other doubtful benefits, such as direct or indirect relationships with influential people &c., in short, all things considered, I put a question mark after for.  1v:2
Make no mistake — there has perhaps — no certainly — been a crisis both at home and in my own life when I really believe that all our lives were, as it were, literally saved by you — ruin averted by the support and protection that we got from you — for me, in particular, it was critical.1 If I’ve now reached a point where, when I stand before an object or a figure, I feel within myself clearly, distinctly, without hesitation the power to draw it — not render it perfectly but definitely in its general structure and proportion, very well, it was essential, absolutely essential to reach this point, and if I’ve reached it, it has been chiefly because your support was a hedge or fence between a hostile world and me, and I had the peace I needed to think almost exclusively about drawing, and my thoughts weren’t snuffed out by fatally overwhelming material worries.
And — although I don’t know the ins and outs of it — I believe they’re also greatly obliged to you at home. And indirectly to G&Cie, too — so — I want to acknowledge the for side to the full — so far, but from now on? You see, that’s where the question mark arises, after good, after for.
If your support was indispensable until today, I believe that in future I, at least, must work on bringing about a change in this. The germinating seed mustn’t be exposed to a freezing wind — that’s how it was with me at the start; if you hadn’t been there, Uncle Vincent’s words, ‘good for nothing’, HGT’s words and their accompanying turning of the back and cold shoulder,  1v:3 would I fear have been as fatal to me at a critical moment as a cold wind to the germinating wheat.2 But once the winter wheat has put down roots it’s a little stronger, and it manages to get through the winter one way or another, at least must get through the winter.
And now, brother, I’d consider it weak on my part if I said to you, the money from you must continue, thus contributing to your resigning yourself to staying at G&Cie.
On the contrary, I say — Theo, if you stay at G&Cie, if this is settled, I’m so decidedly against it, I so decidedly warn you: the art trade will betray you in the end — that I want no part in forcing you to make such a decision by needing help myself.
And although I hope that we’d remain just as good friends and always feel that we’re brothers, I repeat, it is my intention to refuse your financial help as soon as you bind yourself to G&Cie permanently, because I would regard such a decision as being one that you’d regret in the end, and put you in a position where you might say: I wish I’d never got into it, and then you would also think: why did my brother, my parents bring me to this at the time. I do not want any part of that, leading you to make that decision. Consequently you now know in all frankness what, au fond, I think about ‘what G&Cie has for(?) it’.
What would I do then? Well, for instance try to get a job on an illustrated magazine, or in short do whatever turned up, no matter what, for which perhaps you yourself might know of an opening or could tell me something about — about Moniteur Universel,3 for instance — which I don’t regard as the most desirable, by the way. But left entirely to myself I might perhaps take a chance in Paris or in London or The Hague, in short at a printer’s or illustrated magazine in a city, at the same time trying to make drawings or paintings and to sell them of course, and after that try to consider Drenthe again.  1r:4
In that case, though, I would expressly want to put myself in a tremendous predicament so as to force me to be productive, and myself request that the present payment should stop.
But brother, this in the event that you stay at G&Cie, and in the other possible case, that you yourself decide on painting, we’d automatically have the pressure of a tremendous compulsion behind us, and in those circumstances would have to strengthen each other by loyal comradeship. But although I feel and will always feel a gratitude for the support, for which all words and expressions seem to me too feeble, my intention for the future is fixed; if you stay at G&Cie it’s precisely what will force me to take the decision stated above, although our friendship will always endure in any event, unless you should object to having anything to do with me.
If — and I don’t now consider this entirely impossible either — it’s not so much the circumstances as your own soul that leads you to painting, very well, then it seems to me that it goes without saying that we’ll join forces wholly for one and the same goal and endeavour.
But as far as my coming round to the idea of thinking it good(?) for you to continue at G&Cie, considering the for(?) of the matter — you see the nature of my considerations.
In short, when I wrote as I wrote in certain letters, it’s too definite for me to say later, no, now I think it’s a good idea after all. I have my own experiences of G&Cie in the past, a look at that, a look at the present, and a look into the future bring me to a Beware!4 And for my part I regard Paris as enervating, and I would see no benefit in being there for good, either for me or for you. Perhaps I might have to be there for a while myself, have to see about making certain contacts (from which I was precluded too much in The Hague), but I’ll stay in the country as much as possible, and I regard anything that isn’t painting or drawing as an irrelevance to me. Adieu, old chap, in any event give it time, and accept a hearty handshake in thought.

Ever yours,
Vincent

 2r:5
Well, brother, you know I’d promised Wisselingh that I’d show him a few studies from Drenthe before the winter.5 I’m sending 6 studies off today;6 would you be so good as to show them to him when you get a chance, by way of a small sign of life? Though of course I don’t think that they’d be suitable for selling.
There’s no more painting out of doors now, because it’s far too cold these days. But what a relief it would be for me if I could settle in these parts permanently.
The rent is very low; if one only had company it would be such a wonderful thing to rent a peasant cottage and to arrange everything solidly and less precariously than in an inn.
Anyway, as I said, let us possess our souls in patience;7 let things take their course. Taking a house alone is so very melancholy and cold. There has to be a bit of life in the place to keep things going along and prevent stagnation.
But Theo, how inexpressibly beautiful it is here. You can’t see that yet in my studies at all. I still have to learn a lot more to express how it really is here, and it’s also a question of time.
One thing I tell you, that this countryside has the effect on me of bringing me peace, faith, courage, and I believe you also need this influence yourself — it would be the very, very best thing for you — let you find yourself, your soul again, but more thoroughly and fully than in the time of drawing mills.8 But I’m afraid you regard what I say as a trick of my imagination, my words as up in the air and without foundation.
And it’s therefore extremely difficult, I admit it, to know what one should do. Money plays a shameless role in society, and your feeling about this is a feeling that I also have on the subject. Only there’s such a lively hope in me that painting really would unleash our true capacity for work and still keep us going, even though the first few years would inevitably be extremely difficult.
If I die then I die, is the only thing one can say in that situation.  2v:6
About what I say, that if you definitely stay at G&Cie I’ll consider myself obliged to refuse your support, don’t think that I have high opinions of my present work. No, I don’t, for example, attach any market value to it, but my idea is that I want to work without more protection than other people have, and so I’ll throw myself into it not because I’m already there now, but because I believe ‘I will mature in the storm’.9 You will ask what I mean by saying ‘staying at G&Cie permanently or decidedly’?
Look — winter is almost upon us, and here I am in the middle of the heath, and what else can I try to do right now besides work?
But suppose that come the spring, in the month of March for instance, you’re still at G&Cie and on good terms, without the prospect of leaving. Then I would already call this staying permanently or definitely, and then seek to take another direction, or rather force myself into it due to an enormous predicament.
Fortune favours the bold, says the proverb,10 although something could perhaps be said against that, but anyway I believe that it’s definitely based in fact, as is the opposite, that in the end a sort of fatal doom rests on moral weakness or lack of courage.
Consequently, my plan is always to try to do too much rather than too little; if one bumps one’s head doing too much, well then, one bumps it. Enough, I don’t want my needs to be pressing reasons for you to stay; if you want to stay, stay; but not for my sake, as I’ll only too decidedly not think it your best way.
Once more, with a hearty handshake.

Ever yours,
Vincent

Don’t take what I say amiss, will you; as if I had something personal against you should you stay. Because even then I’ll consider you good the way you are. In that case it will be absolutely nothing other than a question that I don’t want there to be any possibility that it could reasonably be said that I would ever agree that you should have done something like stay in a profession against your will with my knowledge, more or less for my sake; I certainly don’t want anyone’s pocket to suffer for my boldness.11
notes
1. If we may assume that Van Gogh was talking here about his time in the Borinage, in other words the years 1878-1879, his description of his own situation as ‘critical’ is a reference to the fact that he had come to a complete dead end and, shortly afterwards, his father had wanted to have him committed to a lunatic asylum. The Van Gogh family must also have been going through a difficult period, probably for financial reasons, but nothing further is known about this. It could explain, at least in part, why so little family correspondence from this period has been preserved, given that if this is true these letters must have contained a great many sensitive passages.
2. Van Gogh is referring to the first period in The Hague at the beginning of 1882.
a. Means: ‘onderkomen te vinden’ (find a berth); in this case: get a job.
3. Moniteur Universel was a publishing house at 13 quai Voltaire in Paris, where Le Moniteur Universel, Journal Politique Quotidien was published, along with the weekly Le Petit Moniteur Universel du Soir, 1869-1914 and its supplement Le Petit Moniteur Illustré. The illustrated magazines Le Monde Illustré, La Revue de la Mode and La Mosaique. Revue Pittoresque de Tous les Temps et de Tous les Pays also had their offices in the same building. As well as magazines, the firm also published books (illustrated and otherwise) and prints.
4. This should be read here as the English word, as in letter 401.
5. Van Gogh wrote about his promise to send work to the art dealer Elbert Jan van Wisselingh in Paris in letter 380.
6. After an initial shipment of three studies on or about 23 September (see letter 389), this was the second batch. It is not certain which works it contained; two of them were very probably Two women working in the peat (F 19 / JH 409 ) and Farm with stacks of peat (F 22 / JH 421 ). If Cottages (F 17 / JH 395 ) was not in the first batch it could also have been part of this second consignment. See letter 447, n. 7 and cat. Amsterdam 1999, pp. 48-57 (cat. nos. 4-5), 239.
7. This saying is derived from Luke 21:19.
8. Van Gogh probably means the days of his youth, when drawing was still free of obligations.
9. This appears to be a quotation, but no source has been found (Van Gogh also used the phrase in letter 133 and 694).
10. The proverb goes back to sources in classical antiquity, and was known primarily through Virgil, Aeneis 10, 284: ‘Audentis fortuna iuvat’. Van Gogh uses the maxim again in letter 492. Cf. Walther 1963-1967, vol. 1, p. 193, no. 1704.
11. Possibly a quotation or derived from one.