1r:1
Theo,
ik heb nu sedert een poos ondanks me zelf mijn gedachten laten gaan over een & ander. Coming events cast their shadows before1 en We know not what a day may bring forth.–2 Genoeg, ik voor mij heb een voorgevoel dat het blijken zal gij weggaat bij G&Cie omdat G&Cie onuitstaanbaar, overmoedig, heel leelijk zullen doen, enfin doorzetten zullen ’t er op te brengen ’t u onmogelijk te maken. Tenminste dat’s de historie van ’t weggaan van de eerlijke lui die bij G&Cie niet gebleven zijn – ook niet al waren zij nog zoo gehecht aan het huis. Enfin. Wacht den loop der dingen af maar vlei U zelf niet met veel hoop op verzoening.– Theo met mij zelf is het zoo dat ik altijd hoop op verzoening in 1000 gevallen van ’t leven niet kan laten te hebben, doch mijn ervaring zegt mij dat meestal, ook niet als er alle redenen zijn om iets op te maken en veel verkeerds in het verzuimen van ’t op te maken – mijn ervaring zegt me dat meestal ’t niet gebeurt.
Nu kerel, als het dus eens gebeurde dat binnen kort, als door een plotseling verbazende proporties aangenomen hebbenden storm gij op een goeden morgen U ontworteld bevondt en hoe langer hoe meer begont te voelen dat het U diep geknakt had kerel, want zoo iets is ontzettend, en zoudt zelf beginnen te twijfelen of gij nog hart hadt voor handel –
Wees gij dan wijs, wees gij dan kalm, wees gij dan verstandig en luister naar wat ik U zeg van het doornige paadje van schilderen, dat aanvankelijk allerlei vernedering meebrengt enz. doch evenwel op een solide overwinning en meer definitieven vrede dan den handel ooit geven kan, uitloopt.
 1v:2
Gij en ik zijn broers en wat meer is, vrienden, en als nu het ongeluk die banden eens nog een beetje sterker toehaalde en ons meer tot elkaar bragt, ik zou daar zoo magtig veel goede kanten aan zien dat het mij alles in een ander licht dan een ongeluk zou voorkomen.
Theo ik heb wel eens gedacht dat de grootste armoede als artist dragelijk zou zijn en productief ook, als men maar niet alleen was.–
Weet het wel, dit voorgevoel dat gij niet zult blijven bij G&Cie heb ik sedert ik U ’t eerst schreef coming events cast their shadows before, voortdurend gehad, niet tegenstaande ik mij zelf opdrong “zoo zal het niet loopen, hij zal er in blijven”. En tevens is het idee fixe geworden dat gij U zòò ontworteld, zoo gedesorienteerd, zoo défait zult voelen, dat om weer achter een andere toonbank te gaan staan gij eenvoudig zult voelen “ik kan niet”, “het zou me toch mislukken”, “voor handelaar deug ik nu niet meer”, “’t was goed bij G&Cie waar ik van jongs af was, doch nu is ’t UIT ook”.
Ziedaar, mijn voorgevoel zegt me dat ongeveer zoo au fond ge U voelen zult.–
In dat geval zie ik er niets roekeloos’, niets onpraktisch, niets mals in dat gij en ik onze energie, ons zelf eens voelen, onze liefde tot de kunst ons inboezeme een foi de charbonnier3 om te zeggen wat anderen vòòr ons zeiden en nog na ons zeggen zullen.– Namelijk dat al zijn de omstandigheden onheilspellend en al zijn we heel arm &c. &c., wij toch een enkel ding vast ons op rigten, op schilderen natuurlijkerwijs.
Ik heb wel alle gevoel over wat gij zegt, dat ter wille van zoo veel dingen gij uw hart getrokken voelt om op nieuw u in de zaken te werpen, niet zoo zeer voor Uw pleizier als voor veel anderer welzijn.  1v:3 Goed, maar mijns inziens houden die verplichtingen op om zoo te doen, als de handelsgeest U ontzinken zou. En nu, mijn voorgevoel is kerel, zelfs ondanks me zelf, dat die geest van U zal veranderen en dat juist uw pligt U zal brengen op het andere.
Beste broer gij hoeft Uw streven om in ’t algemeen al wat ons t’huis is er boven op te houden, in ’t allerminst niet op te geven. Integendeel, ofschoon tot nu toe ik niet vond dat ik in de termen viel er een woord in mee te spreken, de tegenwoordige stand der zaken doet mij komen op het voorstel dat gij en ik voortaan zamen het eens een keer meer over die dingen zullen hebben.– Wij geven niets van het onderhanden zijnde op maar iedereen t’huis, Pa, Moe, Wil, Marie en wij zelf ook moeten een ding goed begrijpen. Dat wij zamen moeten werken en door de calamiteit G&Cie op dit moment staan voor een paar jaar waarin wij moeten:

Stoop to conquer.–4

In die paar jaar moeten wij het er op brengen dat aan ’t eind er van gij en ik zamen weer even veel verdienen als gij nu alleen. En al moet nu de tusschenruimte voor ons allen een beetje een mauvais passage zijn, wij moeten dat dan maar door wat hartelijkheid en liefde onder elkaar zoeken goed te maken.
Doch ik zie er geen heil in gij U zoudt forceeren tot nieuw werk tegen Uw zin, integendeel ik zie dat uit zou loopen op een mislukken van den heelen boel.
maar gij moet hebben FOI DE CHARBONNIER – brutaal beginnen met IDEE FIXE SCHILDER.–
 1r:4
Ik zou vreezen kerel, dat indien gij in nieuwe dingen U steekt gij primo tijd zult verliezen, secundo ’t U mislukken zal daar de schok van ontworteling U te sterk zal blijken, tertio ge zult er meer aan verspelen dan verdienen.– Wilt gij nu toch dien weg gaan en op nieuw U in Parijsche, amerikaansche of wat voor ook handelszaken ook steken, wel dan zou ik U stilletjes Uw gang laten gaan, doch mijn voorgevoelens daaromtrent zeg ik duidelijk genoeg op ommezijde.– Maak gij het uit voor U zelf of ik dat mis zie, voor mij is het tamelijk klaar en duidelijk dat die consequenties hoogst waarschijnlijk zijn.
Nu kerel, het is iets heel nieuws dat ik U aanraad. Foi de charbonnier in de kunst in plaats van dat (voor mij is het een gezanik) ik kan niets, ik ben geen artist, schrijf mij geen kwaliteiten toe die ik niet heb, en wat dies meer zij. Ik zeg, dat is een zinsbegoocheling, en nu kerel, de dingen zijn zóó serieus en Uw en mijn toekomst hangen er zoo almagtig van af dat gij het mij niet kwalijk moet nemen als ik het een beetje bar zeg dat de regte weg is in gegeven omstandigheden met foi de charbonnier doorzetten met schilderen.–
T’huis moet men weten één ding – dat U en mij bij alles zal voor oogen zweven hetzelfde doel van nu, n.l. niet alleen ons zelf maar ook de dingen in ’t algemeen er boven op te houden. Maar dat een weg ons is afgesneden en wij ons een nieuwen moeten créeeren en daarvoor noodig hebben hun er over stil zwijgen en ons niet van streek brengen en integendeel ons er mee helpen als het mogt te pas komen. Ons plan moet t’huis gerespecteerd worden en niet er aan getornd. Ziedaar kerel, ik kan niet anders spreken. Het laat mij rust noch duur dat ik U niet mag vleijen met te zeggen andere dingen teregt zullen komen.–
Het is misschien, of liever zeker, een vergissing van ons geweest wij niet vroeger begonnen doch die vergissing is begrijpelijk uit onze opvoeding en invloeden waaronder wij stonden en nu is dat eenvoudig een reden nu te werk te gaan met eene vastheid en beslistheid welke in jonger dagen ik betwijfel ons eigen zou zijn geweest.– Dus het doet zich aan mij voor in den vorm dat alle kracht moet geconcentreerd worden in rigting schilderen. met de meeste vastberadenheid en als zijnde het vlot om aan wal te komen na de schipbreuk. Het ondernemen in volle opgewektheid. Adieu kerel, met een hartelijken handdruk.

t. à t.
Vincent.

top