1*Het is Zondag van daag en gij zijt mij niet uit 2de gedachten. Op deze dingen zou ik heel 3toepasselijk vinden betreffende den handel “plus tu 4y resteras/ plus ça t’embêtera”/ op het schilderen 5'“plus ça t’amusera” – hier amusera in 6een serieusen zin van levenslust/ opgewektheid/ 7energie. O – ik zeide wij zouden jan/ piet en 8klaas vooral in hun waarde laten1 – by all means – 9laat ons dat doen/ maar behoudens dat in hun waarde 10laten van een & ander/ is het niet iets absurds/ die 11'vormen en conventies/ zijn zij niet waarachtig slecht? 12Een zekeren stand ophouden vordert zekere laagheden/ 13onopregtheden – willens & wetens met voorbedachten rade 14te doen_– Dat noem ik den fatalen kant zelfs van 15le rayon noir/2 laat staan daar waar van rayon geen 16sprake is_
17Neem de schilders van Barbizon nu/ als menschen 18begrijp ik hen niet alleen doch alles/ de allerkleinste/ 19intime bijzonderheden zijn tintelend van geest en leven in mijn oog_– 20Het “schildershuishouden” met zijn grandes & petites misères/3 21met zijn calamiteiten/ met zijn Sorrows & griefs4 – 22dit heeft het vóór een zekere bonne volonte/ een zekere 23opregtheid/ een zeker echt menschelijk iets_–
24Juist het niet een zekeren stand op houden/ niet eens 25'daarover denken – als gij amusera neemt in 26'hoogst serieusen zin van “het interessant vinden” – ik 27'voor mij zeg dan “amusera”_– 28 En van den zekeren stand “embêtera/ 29abrutira”_– Zeg ik dit omdat ik beschaving 30'veracht of zoo – integendeel net precies/ omdat ik 31het echt menschelijke, het leven met de natuur mee – 32niet tegen de natuur in – als beschaving beschouw 33en respecteer_– Ik vraag/ wat maakt mij ’t meest 34tot mensch_– Zola zegt – moi artiste/ je 35veux vivre tout haut5 – veut vivre zonder 36arriere pensee – als een kind naif/ 37neen niet als een kind/ als een 38artist – met goeden wil/ zoo als ’t leven 39zich voor zal doen/ zoo zal ik er iets in vinden/ zoo zal 40ik er mijn best op doen_–
41Kom nu met alle vooruit afgesprokene maniertjes/ 42met het conventioneele/ wat is het fameus pedant eigentlijk/ 43wat is ’t absurd/ een mensch die denkt dat hij ’t weet 44en dat ’t gaat zoo als hij denkt – als of er 45niet altijd in alle dingen van ’t leven een je ne sais 46quoi van almagtig goed & ook een element van slecht 47was/ waarvan men voelt het iets oneindig 48boven ons/ oneindig grooter/ magtiger dan wij ware. 49Een mensch die zich niet klein voelt – die niet 50beseft hij een stipje is – au fond wat heeft hij ’t mis. 51Verliest men er iets bij te laten varen sommige 52begrippen/ als kind ons ingeprent/ van stand ophouden – 53of zekere vormen als No 1 beschouwen. Ik voor mij/ 54of ik er bij verlies of niet verlies denk ik niet eens over/ 55ik weet alleen dat mijn ervaring is die vormen 56en begrippen geen steek houden en zelfs menigmaal 57fataal/ ja gedecideerd slecht zijn. Ik kom tot 58de conclusie dat ik niets weet doch tevens dat 59het leven waarin we zijn zoo’n mysterie is dat zeker 60het systeem “Fatsoenlijkheid” te bekrompen is_– 61Dus dat is voor mij zijn crediet kwijt_–
62Hoe zal ik nu doen_ de geijkte term is “Wat is Uw doel, 63wat is Uw streven_” o ik zal doen wel zoo als ik doen 64zal – hoe? weet ik niet vooruit – weet gij het/ die 65mij de pedante vraag doet/ wat is uw doel/ wat is uw streven? 66Nu zegt men “ge zijt karakterloos als ge geen doel/ 67'geen streven hebt”_– Mijn antwoord/ Ik heb U 68niet gezegd ik geen doel/geen streven had/ ik heb gezegd 69ik het onuitsprekelijk pedant vond iemand te willen 70forceeren te defineeren wat indéfinissable is.
71Ziehier mijn gedachten omtrent zekere levenskwesties – 72Het heele redeneeren er over is een van de dingen 73waarvan ik zeg “embêtera”_– Leef – doe iets – 74en dat is amusanter/ dat is positiever_–
75Kort & goed_ Een zeker de maatschappij in 76haar waarde laten maar zelf zich volkomen vrij 77gevoelen/ geloovende niet in eigen verstand 78maar wel in “de rede”/ geloovende mijn eigen 79verstand/ al verwar ik dat niet met “de rede” – (mijn verstand 80is menschelijk/ de rede goddelijk/ maar er is een band tusschen ’t een en 81’t ander)/ mijn eigen geweten het kompas is dat mij 82den weg wijst/ al weet ik er van ’t niet precies zuiver werkt_–6
83Ik wou er op komen dat als ik terug denk in 84het vroegere schildersgeslacht/ ik mij herinner 85een uitdrukking van U “zij waren VERBAZEND 86vroolijk”_ Nu wou ik zeggen dat als gij schilder 87werd gij dat moet doen met iets van die zelfde 88verbazende vroolijkheid_– Die hebt ge noodig 89als contrepoids tegen het melankoliek aspect 90'der omstandigheden_– Daar mee doet ge meer dan 91met wat dan ook_– Gij moet hebben een zeker genie/ 92ik weet er geen ander woord voor/ dat precies het tegenovergestelde 93is van wat men “zwaar op de hand” noemt. Praat mij er 94natuurlijk niet van dat ’t zij ik ’t zij gij zelf dat niet 95zouden kunnen hebben. Ik zeg het omdat ik vind 96dat wij ons best moeten doen zóó te worden/ ik 97beweer niet dat hetzij ik of hetzij gij al voldoende zóó 98zijn – ik zeg/ laat ons daar ons best op doen – 99wegens het mij in een & ander schrijven te doen is 100U/ al geloof ik dat gij van zelf U wel begrijpt hoe ik 101over een & ander denk/ te toonen gij U in mijn gedachten 102niet vergist_– Het heele plan zou in mijn oog nog 103ontzettend winnen als er aan te verbinden was 104dat gij bleeft met de vrouw met welke gij zijt_–7
105En dat indien gij voelt dat het in de natuur van U en 106haar ligt om zelfs een zeker pleizier – een verbazende 107vroolijkheid – te hebben tegenover de omstandigheden – een 108je ne sais quelle verbazende jeugd – en ik 109reken zulks niet onder de onmogelijkheden – gij zeidet zij 110was intelligent – welnu zamen kunt ge meer dan alleen_ 111En in dit geval/ waar personen van een 112zelfde sentiment/ personen in een zelfde 113tamelijk serieuse misère zich zouden verbinden 114om zamen zich er door te slaan zeg ik/ 115hoe meer luidjes hoe beter_–
116En ik zeg – als dat was of tot stand kwam/ 117dat aaneensluiten om zich een weg te banen/ is 118dat iets wat oneindig meer is dan alle vormen 119en verheven is boven qu’en dira-t-on_
120En wilde U zeggen hier de menschen mij niet onaangenaam 121voorkomen of intrigant_– Er is hier iets welwillends en 122ge kunt geloof ik hier net precies doen wat U ’t best convenieert_ 123Er is hier – een verbazend jeugdige atmosfeer_–
124Ik weet dat al deze dingen een fatalen geldkant hebben 125maar ik zeg/ laat ons dien fatalen geldkant zoo veel 126mogelijk verzwakken door niet al te bang voor hem te 127zijn primo/ en door te voelen dat als men met liefde/ 128met een eigenaardig elkaar begrijpen & zamenwerken en 129elkander steunen te werk gaat/ dit veel dingen die 130anders ondragelijk zouden zijn verzacht/ ja soms geheel 131verandert. Ik voor mij/ als er een paar lui waren met 132wie men over kunst zou kunnen spreken/ die voelen 133zouden en willen – ik zou er enorm bij winnen voor 134eigen werk – ik zou meer mij zelf voelen/ meer mij 135zelf zijn_– Als er voor een allereerste periode 136geld genoeg is om ons te bolwerken/ tegen dat het op is 137zal ik verdienen_ Hoe meer ik er over denk hoe meer 138’t mij voorkomt zoo als ik aanvankelijk reeds voelde_
139Uw hart zit voor een deel in ’t huis G&Cie doch G&Cie vragen dat 140niet/ vragen in overmoed onredelijke dingen_– Dit is primo een 141groote grief voor U/ iets dat U veel inwendige smart geeft_– Het is hier 142niet alleen een geldkwestie/ gij zijt er met Uw hart in/ het is een 143harteleed. Met dat harteleed zult gij een dito carriere aanvangen 144met dito resultaat misschien weer_– Zie/ is dat te doen_– 145Ik zeg dat ik het betwijfel_– Dat het mij voorkomt gij/ die 146'zeer jong zijt/niet roekeloos doet als gij redeneert: ik heb 147van den kunsthandel ’t mijne maar niet van de kunst/ 148het handelen laat ik daar en ik zoek het in ’t hart van ’t vak zelf. 149In der tijd had ikdat moeten doen_– Dat ik mij vergistte 150was een erreur de point de vue/ begrijpelijk misschien 151uit dat ik toen nog niet wist hoe het in zake onderwijs of 152evangelie gesteld was – niets daar van wist – en idealen had erover_8 153Gij zult zeggen/ kan men in zake kunst ook geen idealen 154zich vormen die geen steek houden met bestaande toestanden. 155Wel/ beantwoord dat voor U zelf/ ik beantwoord het ook voor me 156zelf met te vragen/ is Barbizon/ is de Hollandsche 157schilderschool9 een daadzaak of geen daadzaak?
158Wat er ook zij van de kunstwereld/ het is geen rotten boel_ 159Integendeel het is beter & beter geworden – 160en misschien is wel reeds het hoogste toppunt bereikt maar 161wij zijn daar nog in elk geval heel digt bij en zoolang gij en 162ik leven/ al werden we 100 jaar oud/ zal er een zekere animo 163van ’t echte soort zijn_– Dus wil men schilderen – handen 164uit de mouwen gestoken_– Als de vrouw kwam 165zou zij ook moeten schilderen natuurlijk.
166Iedereen zou hier moeten schilderen_– De vrouw van 167een van de v. Eijcks moest het ook_–10
168Met de meest mogelijken goeden moed/ 169vroolijkheid/ enthousiasme zou 170men moeten beginnen te zeggen/ 171wij kunnen geen van allen iets en toch 172wij zijn schilders_– Ons willen is een actie_–11 173Ziedaar wat mij de opvatting zou voorkomen te moeten 174wezen. Wij leven au jour le jour – als wij niet 175werken “comme plusieurs nègres”12 dan moeten we 176van honger sterven en het meest bespottelijke figuur 177maken_– Daar hebben we nu eenmaal een 178fameuzen afschuw van en dus wij moeten en wij zullen_ 179Het zou niet te doen zijn door lui die niet 180iets hadden van dat wat ik dan maar verbazende 181jeugd zal noemen – en tegelijk een ernst die 182verdomd ernstig was_–
184Nu – als ’t een speculatie was zou ik er niet zóó over 185kunnen denken – maar hier is het een strijd om 186uit de wereld van conventie en speculatie uit te komen_ 187Het is iets goeds/ iets vreedzaams/ een regtvaardige 188zaak. Wij zullen wel degelijk zoeken brood te verdienen 189doch bepaald in den letterlijken zin_ Het geld voor zoover 190het niet voor absolute levensbehoeften noodig is/ laat ons 191koel_– Wij doen niets waar wij ons voor behoeven te schamen_ 192Wij kunnen rondborstig met wat Carlyle noemt 193quite a royal feeling14 rondwandelen in de natuur 194en werken_– Wij kunnen werken omdat wij eerlijk zijn_ 195Wij zeggen/ we hebben toen we kinderen waren ons 196vergist/ of liever we moesten toen volgen en doen waar 197wij ons brood mee verdienden_– Later is er dit en dat 198gebeurd en toen hebben wij het raadzaam geacht 199handwerkslui te worden_– Omdat zekere toestanden 200ons te opgeschroefd waren_
201Als ge er lui over spreken zoudt/ ik denk allen zouden 202het afraden &c_– Misschien alleen de vrouw met wie 203ge zijt niet_– Indien gij voor Uw zelf eene beslissing 204hebt/ vermijd de lui wegens ze U niet dan verzwakken 205kunnen in wilskracht. Juist op ’t moment dat men nog 206niet zijn oppervlakkige onhandigheid verloren heeft/ 207nog niet ontbolsterd is/ is een “ni fait ni à faire”15 genoeg
2v:6 208om een half jaar moedeloosheid te veroorzaken/ 209waarna men toch eindelijk ziet dat men niet zich 210had moeten laten desorienteeren_–
211Van twee personen ken ik den zielstrijd tusschen 212het ik ben schilder en ik ben geen schilder.16
213Van Rappard en van mij zelf – een strijd soms bang/ 214een strijd die juist is dat wat het onderscheid is tusschen 215ons en zekere anderen die minder serieus het opnemen_ 216Voor ons zelf hebben wij het soms beroerd/ aan ’t eind 217eener melankolie een beetje licht/ een beetje vooruitgang/ 218zekere anderen hebben minder strijd/ werken 219misschien makkelijker doch het persoonlijk 220karakter ontwikkelt zich ook minder. Gij zoudt ook 221dien strijd hebben en ik zeg/ weet van Uw zelf dat gij 222'het gevaar loopt om door lui die zonder twijfel magtig beste 223intenties hebben/ van streek te worden gebragt_–
224'Als iets in U zelf zegt “gij zijt geen schilder” – SCHILDER 225DAN JUIST kerel/ en die stem bedaart ook/ maar 226slechts daardoor_– Wie als hij dat voelt gaat naar 227vrienden en zijn nood klaagt/ verliest iets van 228zijn mannelijkheid/ iets van het beste wat in hem is_– 229Uw vrienden kunnen slechts zijn dezulken die 230zelf daartegen vechten/ door eigen voorbeeld van 231actie het active in U opwekken.
232Men moet het opvatten met een aplomb/ met 233een zeker weten dat men iets redelijks doet/ 234als de boer zijn ploeg stuurt of als 235onze vriend in het krabbeltje aan het 236eggen is/ nog wel zelf_17 Heeft men geen paard/ is men 237zijn eigen paard – dat doen een massa lui 238hier. Gij moet het beschouwen niet eens als een 239veranderen – als een dieper doordringen_–
240Gij hebt gedurende eene reeks van jaren de kunst leeren 241zien – nu met een reeds weten wat ge wilt maken/ 242gaat gij verder_– Denk niet dat dit weinig is_
244Een woord van Gustave Doré heb ik altijd magtig mooi 245gevonden – j’ai la patience d’un boeuf18 – ik 246zie daar meteen in iets goeds/ een 247zekere resolute eerlijkheid/ enfin er is veel in dat 248woord/ het is een echt artistenwoord_ Als men 249'aan lui uit wier gemoed zoo iets voortkomt denkt/ mij 250dunkt redenaties zòò als men in den kunsthandel maar 251al te veel hoort over “gave” worden zoo’n ijsselijk 252'ravengekras_– “j’ai la patience”/ 253wat is dat stil/ wat is dat deftig_– Ze zouden dat 254niet eens zeggen als ’t niet ware juist van wege 255al dat ravengekras_– Ik ben geen artist – wat is 256dat grof – zelfs om ’t van zich zelf te denken_– 257zou men geen geduld hebben/ geen geduld 258leeren van de natuur/ geduld leeren van het 259zien zachtjes opkomen van t’koren/ het groeijen 260van de dingen – zou men zich zelf zoo’n fameus 261dood ding vinden dat men meende zelf niet 262te zullen groeijen_– Zou men expres zijn ontwikkeling 263tegengaan. Ik zeg dit om te wijzen waarom ik het zoo 264mal vind om over gaven en geen gaven te spreken.
265Maar wil men groeijen/ men moet in de aarde 266vallen_– Dus zeg ik tot U/ plant U in den 267grond van Drenthe – gij zult er kiemen_– 268Verdroog niet op ’t trottoir_– Er zijn stadsplanten 269zult ge zeggen – nu ja/ maar gij zijt koren en hoort 270op den korenakker_–
271Nu/ ook ik voorzie dat misschien om finantieele redenen 272het nu ’t moment niet kan zijn doch tevens dat misschien ook 273de omstandigheden net eventjes het mogelijk zouden 274maken_ En als er een halve mogelijkheid slechts ware/ zoo 275is het mijn meening gij wel zoudt doen het te wagen_– 276Ik geloof niet dat gij ooit het U zoudt beklagen_ Gij zoudt 277het best wat in U is ontwikkelen/ een meer vreedzaam 278leven hebben. Wij zouden geen van beiden alleen zijn/ 279ons werk zou in elkaar vloeijen_– Wij zouden in ’t begin 280bange momenten kunnen hebben/ wij zouden daarop 281ons prepareeren en het zelf zoo inrigten dat wij die 282'moesten doorstaan/ niet terug konden_ Achter ons 283niet om zien noch kunnen zien/ vooruit onszelf 284dwingen te kijken zelfs. Maar juist in dien tijd 285zijn wij ver weg van alle vrienden & bekenden/ wij strijden 286dien strijd zonder dat iemand ons ziet en dat is het beste/ 287anderen kunnen slechts hinderen. Wij zien de victorie 288vooruit – wij voelen haar in ons. Wij zullen zoo druk 289te werken hebben wij aan niets anders dan positief 290het werk denken kunnen_–
291Ik meen niet U iets nieuws te zeggen in ’t minst/ 292ik vraag alleen/ werk Uw eigen beste gedachten niet 293tegen. Denk over dat idee van liever met 294een zekeren leuken/ goeden moed dan met 295zwaartillendheid de zaken aan te zien_– Ik 296zie dat zelfs in Millet/ juist omdat hij zóó serieus 297was kon hij niet laten goeden moed te hebben. 298Dat is iets eigenaardigs/ niet van alle rigtingen van het 299schilderen maar van de rigting Millet/ Israels/ 300Breton/19 Boughton/ Herkomer/ meer anderen_– 301Die het echt eenvoudige zoeken enfin zijn zelf 302zoo eenvoudig en hun levensopvatting is zoo 303vol goeden wil en goeden moed/ zelfs bij misères_
304Denk gij over een & ander/ schrijf over 305een & ander_– Het moet zijn une revolution 306qui est puisqu’il faut qu’elle soit20 – de meest 307van zelf sprekende zaak van de wereld voor U zelf en voor mij zelf/ dus 308ik schrijf er over met kalmte en gij zult ook er 309kalm over denken/ daar twijfel ik niet aan_ Met 310een handdruk_