Back to site

394 To Theo van Gogh. Hoogeveen, Friday, 12 October 1883.

metadata
No. 394 (Brieven 1990 397, Complete Letters 332)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: Hoogeveen, Friday, 12 October 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b355 a-b V/1962

Date
The letter was written in Hoogeveen. In letter 392 Vincent had written (and underlined the words) that he would be in Hoogeveen ‘on 12 October’ (l. 70). He wanted to receive and cash Theo’s second remittance there: ‘I just received your letter’ (l. 1*). There is no reason to think that Van Gogh changed his plans. We have therefore dated the letter Friday, 12 October 1883.

Arrangement
A sheet was previously added to this letter but we believe that it was not sent at the same time. We have therefore separated it and listed it as letter 395.

Ongoing topics
Theo’s idea of going to America (392)
Tensions between Theo and his employers (392)

original text
 1r:1
Beste broer,
Uw brief ontvang ik daareven, ik las en herlas hem met belangstelling en iets waar ik al wel eens over gedacht heb zonder te weten waaraan mij te houden, word mij duidelijk. Dat n.l. ge met mij gemeen hebt een tijd van onmogelijke molens &c. teekenen1 in stilte, waarvan de teekeningen in zonderling rapport staan tot den storm van gedachten en de aspiraties – ijdel omdat niemand die licht kan geven zich er om bekommerd (slechts een schilder zou dan op den regten weg kunnen helpen en die hebben hun gedachten elders). Dat is een grooten, inwendigen strijd en loopt uit op decouragement of op het overboord gooien van die gedachten als onpraktisch, en juist als men een jaar of 20 is, is men driftig om dat te doen. Wat er ook zij van dat ik toen iets heb gezegd dat onwillekeurig er toe bijdroeg om dat een & ander overboord te gooien, op dat moment in kwestie waren mijn gedachten misschien de zelfden als de uwen, n.l. dat ik het iets onmogelijks vond, maar wat betreft dien wanhopigen strijd zonder men ergens licht krijgt, ik ken hem ook, hoe beroerd hij is.– Met alle energie kan men niets en vind zich zelf gek, weet ik wat meer.– Wat heb ik niet te Londen staan teekenen langs de Thames Embankment als ik s’avonds uit Southamton St naar huis ging, en het leek naar niets.–2 Was er toen iemand geweest die mij gezegd had wat perspectief was, hoe veel misere zou me bespaard zijn, hoe veel verder zou ik nu zijn. Enfin fait accompli is fait accompli. Dat is toen niet gebeurd – ik heb wel eens gesproken tot Thijs Maris,3 ik heb niet durven spreken tot Boughton omdat ik een zoo groot respect gevoelde in zijn presentie, maar ik vond het daar ook niet, dat mij helpen met de eerste dingen, met het A.b.c.
Laat ik nu nog eens zeggen dat ik in U geloof als artist en dat gij het nog worden kunt, ja dat gij in heel korten tijd met kalmte er over zoudt denken of gij het waart of niet, of gij er toe komen kondt iets te produceeren of niet indien gij voornoemd A.b.c. leerdet spellen en dan tevens een tijd door het korenveld wandeldet en de hei, om zoo dat weer eens te vernieuwen wat gij zelf zegt, “vroeger maakte ik een deel uit van die natuur, nu voel ik dat zoo niet meer”. Mag ik U zeggen broer, dat ik dat wat gij daar zegt zoo diep, diep zelf heb ondervonden. Dat ik een tijd gehad heb van zenuwachtige, dorre overspanning waarin ik dagen had dat ik het allermooiste buiten niet mooi kon vinden juist omdat ik er me niet in voelde.– Dat doet het trottoir en het kantoor – en de zorg – en de zenuwen.–
Neem het mij nu niet kwalijk als ik nu zeg dat Uw ziel op dit moment ziek is – dat is zoo hoor – het is niet goed dat gij niet in de natuur in zijt – en nu vind ik No 1 dat gij dat weer normaal maakt. Ik vind het heel best dat gij zelf gevoelt het onderscheid tusschen Uw  1v:2 gemoedstoestand van nu en van andere jaren. En twijfel niet of gij zult het met mij eens zijn dat gij er op moet werken om dat te herstellen.
Ik moet nu eens kijken in mijn eigen verleden waar het hem toch aan geschort heeft dat ik jaren lang in dien steenachtigen, dorren gemoedstoestand heb verkeerd en wel zocht er uit te komen doch het werd steeds erger in plaats van beter.
Niet alleen voelde ik me versteend in plaats van gevoelig tegenover de natuur, doch wat iets nog veel ergers was, net precies zoo tegenover de menschen.
Men zeide dat ik malende was, ik zelf voelde ik het niet was, alleen daarom omdat ik heel diep in mij zelf mijn eigen kwaal gevoelde en zocht er weer bovenop te komen.– Ik deed allerlei efforts de perdu die tot niets leidden, ’t zij zoo, maar wegens dat idee fixe van weer op een normaal standpunt komen heb ik nooit mijn eigen wanhopig doen en laten, scharrelen en wurmen met mij zelf verward. Ten minste ik voelde steeds iets “laat ik maar iets doen, ergens zijn, het moet zich herstellen, ik zal er weer bovenop komen, laat ik het geduld om te herstellen behouden”.–
Ik geloof niet dat iemand als Boks b.v., die werkelijk gek bleek, zoo dacht4 – daarom, ik herzeg, ik heb sedert er veel over gedacht, over mijn jaren van allerlei scharrelen, ik zie niet in dat gegeven mijn omstandigheden ik anders kon zijn dan ik geweest ben.
Ziehier welken grond mij wegzonk onder de voeten – ziehier welken grond, indien hij wegzinkt, iemand moet miserabel maken, wie hij ook zij.– Ik was 6 jaar bij G&Cie geweest – G&Cie was ik in geworteld en ik dacht dat, al ging ik daar van daan, ik terug kon zien op 6 jaar helder werk, en dat als ik mij ergens presenteerde ik in alle kalmte mij beroepen kon op mijn verleden.
Geenszins, de zaken gaan zóó gehaast dat er weinig wordt nagedacht, weinig wordt gevraagd of geredeneerd. Men gaat volgens hoogst willekeurige, hoogst oppervlakkige impressies te werk. En is men buiten G.&Cie, weet niemand meer wie G.&Cie is.– Het is een naam net als X&Co, zonder beteekenis – en dus men is eenvoudig “iemand zonder betrekking”. In eens – plotseling – fataal – overal – ziedaar.– Natuurlijk juist omdat men een zekere degelijkheid heeft zegt men niet, ik ben deze, ik ben dit of dat.– Men presenteert zich voor een nieuwe betrekking in alles serieux, zonder veel woorden, er ’t oog op houdende een hand aan een ploeg te slaan.5 Goed – maar nu, de “iemand zonder betrekking”, l’homme de quelque part, wordt zachtjes aan verdacht.
 1v:3
Gesteld nu Uw nieuwe patroon is een man wiens zaken nog al heel mystiek zijn en gesteld hij heeft eenvoudig een doel, “geld”. Kunt gij met al uw energie hem dadelijk op slag buitengewoon veel daaraan helpen.– Misschien wel niet he? Toch hij verlangt geld, geld quand même, gij verlangt iets meer van de zaken te weten en wat gij ziet of hoort is tamelijk walgelijk.
“Iemand zonder betrekking”, ik heb je niet meer noodig, is het weldra.– Zie, nu zijt ge dat hoe langer hoe meer, Iemand zonder betrekking. Ga naar Engeland, ga naar Amerika, dat helpt alles niets, overal zijt ge een ontwortelden boom. G&Cie, waar Uw wortels zitten van jongs af aan6 – G&Cie, ofschoon indirekt zij U in die beroerdigheid brengen omdat gij hen in jongenstijd als ’t mooist, ’t best, ’t grootst van de wereld beschouwdet – G&Cie, indien ge tot hen weer keerdet – ik heb dat niet gedaan toen – ik kon het niet – mijn hart was te vol, veel te vol – G&Cie, ze zouden U den koelen schouder toedraaijen, een nous n’avons plus à nous en occuper, of zoo.– Met dat al is men ontworteld en de wereld keert het om en zegt dat gij zelf U ontworteld hebt.– Daadzaak – Uwe plaats kent U niet meer.– Te melankoliek was dat voor mij om er aan te tornen – en ik herinner mij niet ooit in een stemming geweest te zijn iemand er zoo over te spreken als ik het nu tot U zeg. Omdat ik, en zelfs tot mijn verwondering want ik dacht dat indien tegen mij, zij evenwel zeker niet tegen U dat zouden hebben durven doen, in uw brief de woorden lees “de heeren hebben ’t mij toen ik deze week met hen sprak, bijna onmogelijk gemaakt”. Kerel hoe het met mij gesteld is weet gij, maar als gij over een & ander miserable zijt, voel U niet alleen. Het is te veel om alleen te dragen en iets of wat er van kan ik meevoelen wat het is. Nu, sta gij op Uw stuk en laat Uw smart U niet van streek brengen – als de heeren zóó doen, sta gij dan op Uw eer en neem Uw congé niet aan dan op condities die U guarandeeren een nieuwe betrekking te krijgen. Zij zijn niet waard gij U driftig maakt, wordt dat niet, al brengen zij het daarop. Ik werd driftig en liep er vierkant uit. Nu, in mijn positie was ’t weer anders dan in de Uwe, ik was een van de laatsten, gij een van de eersten, doch wat ik zeg van ontworteld zijn, ik vrees gij dat ook zoudt voelen indien ge er uit waart, dus  1r:4 zie ook dat koelbloedig onder de oogen, sta hun en laat U er niet uitknikkeren zonder op die moeielijke toestand van op nieuw beginnen ietwat berekend te zijn. En weet dit wel – gegeven een ontworteling, gegeven een niet op nieuw vlotten, wanhoop dan niet.–
Dan, in het uiterste, ga NIET naar Amerika want het is daar precies ’t zelfde als Parijs.– Neen laat het punt waarop men zegt, ik zal me verdonkeremanen, bij U verdacht zijn, ik heb ’t zelf ook gehad, ik hoop dat gij het niet zult hebben. Als gij het hadt, ik herzeg, laat het U verdacht zijn, weersta het met een groote leukheid, zeg dan, dit punt is mij een bewijs ik op een muur stuit. Die muur is voor stieren om tegen aan te loopen, ik ben ook wel een stier maar een intelligenten, ik ben een stier om artist te worden.– Enfin bedank er voor Uw kop te pletter te loopen, dat is al. Ik zeg niet dat het zóó gaan zal, ik hoop er van het op een muur komen geen sprake whatever zal zijn. Maar gesteld ergens was après tout een draaikolk met bijbehoorende puntige rots promontoires, goed, dan zou ik alleen denken men dien wel links zou mogen laten liggen, niet waar.– Dat die rots er zou kunnen wezen geeft ge misschien wel toe, wegens gij zelf mij uit dien kolk hebt gehaald toen ik zelf geen hoop meer had om er uit te komen en magteloos om verder tegen te streven.–
Ik bedoel, zeil gij dat vaarwater op een grooten afstand om.– Het begint U te trekken in dat ééne – ik zeg niet meer of minder dan ik zeker van ben – dat gij uit de natuur uit zijt. Vind gij het nu gek van mij dat ik zoo veel als dat durf zeggen: nu in ’t heele begin, verander nu reeds en niet later dan nu in zoover van koers, dat gij er op werkt het verband tusschen U zelf en de natuur te herstellen? Hoe meer gij in die gemoedsstemming blijft van uit de natuur uit, hoe meer gij uw eeuwigen vijand (ook de mijne) Zenuwachtigheid in de hand werkt. wat voor poetsen die U zou kunnen spelen heb ik meer ondervinding van dan gij. Gij begint nu in een vaarwater te komen dat U van streek brengt in zoover ’t rapport met de natuur verbroken schijnt. Neem dat heel leuk als een teeken van afwijking, zeg: o neen dien kant niet uit s.v.p. Zoek een nieuwen lust, een belangstelling in iets, b.v. denk: de perspectief moet toch au fond het eenvoudigst van alle dingen zijn en het clair obscur eene eenvoudige, niet een ingewikkelde zaak. Het moet iets zijn dat van zelf spreekt, ander[s ge]ef ik er niet veel om.– Tracht zóó terug te komen tot de natuur.
 2r:5
Wilt gij nu, kerel, van mij eenvoudig dit gelooven, dat op het moment waarop ik U schrijf ik iets terug heb van het zelfde van jaren geleden. Dat ik weer pleizier heb in molens bij voorbeeld, dat ik mij vooral hier in Drenthe voel zoo ongeveer als toen ik in der tijd voor ’t eerst het mooie in de kunst begon te zien. Ge zult dat nu wel een normale stemming willen noemen, niet waar – een mooi vinden van de dingen buiten, kalm genoeg zijn om ze te teekenen, te schilderen. En gesteld eens gij zoudt ergens op een muur komen, zoudt gij iemand in mijn stemming van nu niet bedaard genoeg vinden om eens lust te hebben met hem een tijdje te loopen, juist om afleiding van gedachten te hebben als door zenuwachtigheid die gedachten een zeker wanhopig element beginnen te krijgen.– Gij zijt U zelf en niet au fond veranderd maar uw zenuwen beginnen van streek te raken door overspanning. Nu, pas op voor uw zenuwen en denk er niet ligt over want die brengen tot driftige manoeuvres, enfin ge weet daar zelf een & ander van.–
Theo versta mij goed, op dit moment Pa, Moe, Wil, Marie en vooral ik worden gesteund door U, om onzentwil moet gij doorzetten komt het U voor, en geloof nu dat ik alles daarvan voel, ten minste heel veel wel daarvan voelen kan.– Denk nu daarover eens na. Wat is het doel en van U zelf en van Pa, Moe, Wil, Marie en mij? wat willen wij allen te zamen?– Wij willen, regt handelende, er boven op blijven, wij willen allen komen tot een klare positie, niet tot een scheeve positie niet waar, dat willen we allen eenstemmig en opregt, hoe zeer onderling verschillende of niet verschillende.– Wat willen wij allen stellen tegenover het noodlot? Allen, allen zonder onderscheid bedaard werken, kalmte. Heb ik het mis den algemeenen toestand als zoodanig te beschouwen? Goed, waar staan wij nu voor? wij staan tegenover een calamiteit die, U treffende, ons allen treft.– Best.– Een onweer dreigt, wij zien het dreigen, die bliksem kon ons wel eens treffen.– Best.– wat doen wij nu.– Gaan wij nu radeloos worden. Ik geloof niet dat wij daartoe gestemd zijn – al zouden zekere zenuwen die wij allen in ons ligchaam hebben, al zouden zekere hartepeezen, fijner dan zenuwen, geschokt worden of smart ondervinden.–
Nous sommes aujourd’hui ce que nous étions hier,7 al valt die bliksem of al mogt het eens donderen misschien.  2v:6 Zijn wij die lui of zijn wij het niet, die de dingen kalm kunnen onder de oogen zien, is eenvoudig de kwestie, en ik zie geen reden waarom wij dat niet zouden zijn. Wat ik er nu verder in zie is het volgende – Dat onze positie ook tegenover elkaar op dit moment regt is, dat opdat die regt blijve wenschelijk is een naauwere aaneensluiting en mijns inziens zijn er in ons zelven een paar dingen die we onder elkaar moeten uitmaken.
Vooreerst zoude ik het heel best vinden indien Uwe betrekking tot Marie eene daadzaak werd die op vaster schroeven werd gezet, zoo mogelijk een bepaald engagement dus.
Tweedens zoude ik het wenschelijk vinden dat wij onderling begrepen de omstandigheden urgent gebieden dat Brabant voor mij niet gesloten moet zijn langer. Ik vind het zelf ’t beste ik er niet kom indien het anders kan, maar in geval van calamiteit, wegens Pa een huis heeft dat geen huishuur kost, zou de huishuur die ik gedwongen ben te geven kunnen bezuinigd worden.
Ik ben op een punt dat waarschijnlijk spoedig eenige verdienste van mijn werk komt. En als wij nu de uitgaven konden reduceeren tot een minimum, beneden de tegenwoordigen zelfs, zoo kon ik in plaats van te verteeren misschien verdienen, word positief in plaats van negatief.–
Is er kwestie van dat wij verdienen moeten, zoo zie ik een kans op die manier, indien er t’huis geduld, besef der noodzakelijkheden is, indien er vooral als ’t op model aankomt zelfs door de huisgenooten wordt meegewerkt. In kwestie model zou men bepaald moeten doen wat ik verlangde, moeten vertrouwen ik er mijn reden voor had. Indien ik zeide tegen Moe of tegen Wil of Lies, poseer eens, zou dit moeten gebeuren.–8
 2v:7
Natuurlijk zou ik geen onredelijke eisschen doen. Gij weet hoe het kwam ik er weg ging, oorzaak au fond een misverstaan van elkaar, eigentlijk in alle dingen. Kan men dan toch zamenwonen. ja voor een tijd als het moet en men van weerskanten inziet men alles moet ondergeschikt laten aan wat de force majeure der omstandigheden gebiedt.– Ik had gewild dat in der tijd dat begrepen was en ik heb ook niet het initiatief genomen van weg gaan – toen mij gezegd werd, ga weg, ben ik evenwel gegaan.–
Enfin ik kom daarop wegens ik inzie dat misschien het zoo loopen zal dat gij de handen vrij moet hebben, en als daartoe kan dienstig zijn dat ik een tijd t’huis ben, zoo mijns inziens moeten Pa en ik beiden ons direkt daarin schikken.– Overigens als ’t niet hoeft – tant mieux.– Maar ik zeg niet ik absoluut in Drenthe moet zijn, waar ik ben doet er niet het meeste toe.–
Weet gij dit dus, dat ik in dat opzigt natuurlijk datgene wat gij raadzaam zoudt achten doen zou.–
Nu, ik schrijf heden aan Pa zonder meer woorden eenvoudig dit: in geval Theo het raadzaam zou achten dat mijn onkosten tot een minimum werden gebragt en ik voor een tijd t’huis zoude wonen, hoop ik van mijzelf evenzeer als van U dat wij de wijsheid zullen hebben door onderlinge oneenigheid de dingen niet in ’t vaarwater te sturen, maar zwijgende over al het gepasseerde ons schikken zullen naar wat de omstandigheden meebrengen. Verder over U of over zaken niets, noch zou ik in geval ik t’huis zijn moest over U spreken anders dan in ’t algemeen. En over Marie vooralsnog zeker niet spreken.–
Indien gij Theo, een jaar misschien geleden zeidet dat gij zeker geen schilder zoudt worden,9 zeker zoudt blijven in ’t tegenwoordige vak, toen ’t moest toegeven, nu geef ik het niet zoozeer toe, ik zie nog steeds dat telkens in de kunstgeschiedenis zich voordoen van ’t verschijnsel dat twee broers schilder zijn. Ik weet dat de toekomst onvoorspelbaar is, althans ik verklaar U niet te weten hoe ’t loopen zal.– Dat ik in U geloof als artist is evenwel bepaald zoo, en zelfs door een & ander in uw laatste schrijven versterkt.
Weet het nu wel dat ik U een ding aan raad als urgent noodig – Pas op Uw zenuwen – neem alle middelen te baat om uw gestel kalm te houden. Spreek zelfs als ’t kan dagelijks met een dokter, niet zoozeer omdat een dokter er iets aan doen kan zooveel als noodig zou zijn, doch omdat de demarche van een  2r:8 dokter er over te spreken &c. het U zelf voor oogen zal houden, dit is de zenuwachtigheid, dat ben ik.
Het is hier een kwestie van zelfkennis, van sereniteit, ondanks al de streken die de zenuwen moeten spelen. Ik reken de heele gedachte van dat het op een zich verdonkeremanen zou kunnen uitdraaijen, een werking van zenuwen. Houd het daar nu zelf ook voor en ge doet wijs en wel.– Ik hoop dat gij verder geen slag zult slaan, ik hoop dat gij geen finantieele uitvinding zult doen – ik hoop dat gij schilder zult worden. Indien gij door een kalm aplomb de crisis, nu door de heeren opzettelijk geformeerd,10 kunt van uw koude kleeren laten afdruipen, hun zeggen “zóó ga ik zeker niet heen, nu zeker niet, nooit op die manier” – indien gij hun zegt, ik heb plannen doch die zijn niet eens van commercieelen aard en zoodra die uitvoerbaar zijn retireer ik mij in alle kalmte; voor dien tijd, zoolang gij op mijn doen en laten geen fouten ziet, laat de dingen zóó als ze zijn, maar weet dat gij in mijn persoon U zeer vergist indien gij meent ik weg zou gaan doordat gij ’t me onmogelijk maakt, of op eenige onredelijke wijze van U zou scheiden. Wilt ge van mij af zijn, goed, ik wil ook wel van U af zijn, doch in der minne en in alle orde, en het spreekt van zelf dat ik staande moet blijven.– Enfin zie hun aan ’t verstand te brengen gij dood leuk en kalm zijt en blijven zult, volstrekt evenwel niet absoluut wilt blijven – doch niet heengaat voor gij een gunstig moment ziet.– Dat komt mij voor de manier te zijn waarop het geen zij nu trachten te doen, ’t U onmogelijk te maken te blijven, tegengegaan moet worden.– Zij verdenken U misschien van elders reeds relaties aan te knoopen en in zoo’n geval is ’t iemand het onmogelijk maken soms heel venijnig.– Als zij venijnig worden nu, is er niet aan te doen, coupeer dat dus – misschien is een kalm toonen op zekere condities gij U retireeren zoudt dan ’t beste.–
Inmiddels, indien om U de handen vrij te laten ik voor een tijd naar huis moet, waarschuw dan.– En nog eens, Pa, moe, Wil, Marie, ik, allen in een woord, wij vinden in U zelf nog meer dan in Uw geld. Het verdonkeremanen is niets dan klinkklaar zenuwen.–
Maar – herstel – tracht te herstellen, al gaat het niet in eens – ’t rapport tusschen U en de natuur en de menschen. En lukt dat op geen andere manier dan door schilder te worden, welnu wordt het dan, ook al ziet ge nog zoo veel bezwaren & onmogelijkheden.
Hoor eens – schrijf mij heel spoedig – doe dat nu bepaald.– Met een handdruk.

t. à t.
Vincent.

translation
 1r:1
Dear brother,
I just received your letter. I read and re-read it with interest, and something that I’ve already thought about sometimes, without knowing what to do about it, is becoming clear to me. It’s that you and I have in common a time of quietly drawing impossible windmills &c.,1 where the drawings are in a singular rapport with the storm of thoughts and aspirations — in vain, because no one who can shed light is concerned about them (only a painter would then be able to help one along the right path, and their thoughts are elsewhere). This is a great inner struggle, and it ends in discouragement or in throwing those thoughts overboard as impractical, and precisely when one is 20 or so, one is passionate to do that. Whatever the truth of the matter that I said something then that unwittingly contributed to throwing those things overboard; at that moment my thoughts were perhaps the same as yours, that’s to say that I saw it as something impossible, but as regards that desperate struggle without seeing any light, I know it too, how awful it is. With all one’s energy one can do nothing and thinks oneself mad, and I don’t know what else. When I was in London, how often I would stand on the Thames Embankment and draw as I made my way home from Southampton Street in the evening, and it looked terrible.2 If only there had been someone then who had told me what perspective was, how much misery I would have been spared, how much further along I would be now. Well, fait accompli is fait accompli. It didn’t happen then — I did talk to Thijs Maris3 occasionally (I didn’t dare speak to Boughton, because I felt such great respect in his presence) but I didn’t find it there either, that helping me with the first things, with the ABC.
Let me now repeat that I believe in you as an artist, and that you can still become one, indeed that you should very soon think calmly about whether you are one or not, whether you would be able to produce something or not if you learned to spell the aforementioned ABC, and then also spent some time walking through the wheatfield and the heath, in order to renew once more what you yourself say, ‘I used to be part of that nature, now I don’t feel that any more’. Let me tell you, brother, that I myself have felt so deeply, deeply that which you say there. That I’ve had a time of nervous, barren stress when I had days when I couldn’t find the most beautiful countryside beautiful, precisely because I didn’t feel myself part of it. That’s what pavements and the office — and care — and nerves — do.
Don’t take it amiss if I say now that your soul is sick at this moment — it really is — it isn’t good that you aren’t part of nature — and I think that No. 1 now is for you to make that normal again. I think it’s very good that you yourself feel the difference between your  1v:2 state of mind now and in other years. And don’t doubt that you will agree with me that you must work on it to put it right.
I now have to look back into my own past to see what the matter was, spending years in that stony, barren state of mind and trying to emerge from it, and yet it got worse and worse instead of better.
Not only did I feel indifferent instead of responsive to nature but also, which was much worse, I felt exactly the same about people.
People said that I was going mad; I myself felt that I wasn’t, if only because I felt my own malady very deep inside myself and tried to get over it again. I made all sorts of forlorn attempts that led to nothing, so be it, but because of that idée fixe of getting back to a normal position I never confused my own desperate doings, scrambling and squirmings with I myself. At least I always felt ‘let me just do something, be somewhere, it must get better, I’ll get over it, let me have the patience to recover’.
I don’t believe that someone like Boks, for instance, who really turned out to be mad, thought like that4 — so I say again, I’ve thought about it a lot since, about my years of all sorts of scrambling, and I don’t see that, given my circumstances, I could be other than I have been.
Here is the ground that sank beneath my feet — here is the ground which, if it sinks, must make a person miserable, whoever he may be. I was with G&Cie for 6 years — I had put down roots in G&Cie and I thought that, although I left, I could look back on 6 years of good work, and that if I presented myself somewhere I could refer to my past with equanimity.
But by no means; things are done so hurriedly that little consideration is given, little is questioned or reasoned. People act on the most random, most superficial impressions. And once one is out of G&Cie no one knows who G&Cie is. It’s a name like X&Co., without meaning — and so one is simply ‘a person without a situation’. All at once — suddenly — fatally — everywhere — there you have it. Of course, precisely because one has a certain respectability one doesn’t say I’m so-and-so, I’m this or that. One presents oneself for a new situation serious in all respects, without saying much, with a view to putting one’s hand to the plough.5 Very well, but then, that ‘person without a situation’, the man from anywhere, gradually becomes suspect.  1v:3
Suppose that your new employer is a man whose affairs are very mysterious, and suppose that he has just one goal, ‘money’. With all your energy, can you really immediately, at once, help him a very great deal in that? Perhaps not, eh? And yet he wants money, money come what may; you want to know something more about the business, and what you see or hear is pretty disgusting.
And soon it’s: ‘someone without a situation’, I don’t need you any more. See, now that’s what you increasingly become: someone without a situation. Go to England, go to America, it doesn’t help at all, you’re an uprooted tree everywhere. G&Cie, where your roots are from an early age6 — G&Cie, although indirectly they cause you this misery because in your youth you regarded them as the finest, the best, the biggest in the world — G&Cie, were you to return to them — I didn’t do that then — I couldn’t — my heart was too full, much too full — G&Cie, they’d give you the cold shoulder, say it was no longer their concern or something. With all this one has been uprooted, and the world turns it around and says that you’ve uprooted yourself. Fact — your place no longer acknowledges you. I felt too melancholy to do anything about it — and I don’t remember ever having been in the mood to talk to someone about it as I’m talking to you now. Because, and actually to my surprise, for I thought that even if they did it to me they would, however, certainly not have dared to do it to you, I read in your letter the words ‘when I spoke to them this week the gentlemen made it almost impossible for me’. Old chap, you know how it is with me, but if you’re miserable about one thing and another, do not feel you are alone. It’s too much to bear alone, and to some extent I can sympathize with you the way it is. Now, stand your ground and don’t let your pain throw you off balance — if the gentlemen behave like this, stand on your dignity and don’t accept your dismissal except on terms that guarantee you’ll get a new situation. They aren’t worth your losing your temper, don’t do that, even if they provoke you. I lost my temper and walked straight out. Now in my position it was different again from yours; I was one of the least, you are one of the first, but what I say about being uprooted, I’m afraid that you would feel the same if you were out of it, so  1r:4 look at that, too, cold-bloodedly, stand up to them and don’t let them push you out without being a little prepared for that difficult situation of beginning again. And know this — given an uprooting, given not making headway again, don’t despair.
Then, in the worst case, do NOT go to America, because it’s exactly the same there as in Paris. No, beware of reaching that point where one says: I’ll make myself scarce; I had that myself, I hope that you won’t have it. If you had it, I say again, beware of it, resist it with great coolness, say to yourself, this point proves to me that I’m running into a brick wall. This is a wall for bulls to run into; I am a bull too, but an intelligent one, I am a bull about becoming an artist. Anyway, get out before you smash your head to pieces, that’s all. I’m not saying that that’s what will happen; I hope that there will be no question whatever of running into a wall. But suppose after all that there was a whirlpool with accompanying sharp-edged rocky promontories, well, I would just think that you might avoid it, wouldn’t you? Perhaps you’ll admit that those rocks might be there, since you yourself pulled me out of that whirlpool when I had no more hope of getting out of it and was powerless to fight against it any more.
I mean, give those waters a very wide berth. They’re beginning to drag you down in that one thing — I say no more nor less than I’m sure of — that you aren’t part of nature. Do you think it strange of me that I dare to say as much as this: now, at the very beginning, change course now and no later than now in so far as you work at restoring the bond between yourself and nature? The more you remain in the frame of mind of not being part of nature, the more you play into the hands of your eternal enemy (and mine too), Nerves. I have more experience than you of the sort of tricks they could play on you. You’re now beginning to enter waters that are throwing you off balance, inasmuch as the rapport with nature seems to be broken. Take that very coolly as a sign of aberration; say, oh no, not that way if you please. Seek a new passion, an interest in something; think, for example, after all perspective must fundamentally be the simplest of all things and chiaroscuro a simple, not a complicated matter. It must be something that speaks for itself, otherwise I don’t much care for it. Try to get back to nature in this way.  2r:5
Will you now, old chap, simply take it from me when I say that as I write to you I’ve got something back of what I had years ago. That I’m again taking pleasure in windmills, for example, that particularly here in Drenthe I feel much as I did then, at the time when I first began to see the beauty in art. You’d be prepared to call that a normal mood, wouldn’t you? — finding the outdoor things beautiful, being calm enough to draw them, to paint them. And suppose you were to come up against a brick wall somewhere, wouldn’t you find someone in my present mood composed enough to want to take a little walk with him, precisely in order to have a distraction from thoughts if, through nervousness, these thoughts start to acquire a certain despairing element? You are yourself and not fundamentally changed, but your nerves are beginning to be unstrung by strain. Now, look after your nerves, and don’t take them lightly, because they cause quick-tempered manoeuvres — well, you know a thing or two about that yourself.
Make no mistake, Theo, at this moment Pa, Ma, Wil, Marie, and I above all, are supported by you; it seems to you that you have to go on for our sakes, and believe me I fully understand that, or at least can understand it to a very great extent. Just think about this for a moment. What is your goal and Pa’s, Ma’s, Wil’s, Marie’s and mine? What do we all want? We want, acting decently, to keep our heads above water, we all want to arrive at a clear position, not a false position, don’t we? This is what we all want, unanimously and sincerely, however much we differ or don’t differ among ourselves. What are we all prepared to do against fate? All, all of us without exception to work quietly, calmness. Am I wrong in regarding the general situation in this way? Very well, what are we facing now? We’re confronting a calamity which, touching you, touches us all. Fine. A storm is brewing. We see it brewing. That lightning might well strike us. Fine. What do we do now? Do we reach our wit’s end? I don’t think that we’re inclined that way — even if certain nerves that we all have in our bodies, even if certain fibres of the heart, finer than nerves, are shocked or experience pain.
We are today what we were yesterday,7 even if the lightning strikes or even, perhaps, should it thunder.  2v:6 Are we or are we not the sort who can look at things calmly? That, simply, is the question, and I see no reason why we should not be so. What I also see is the following — that our position towards one another is also straight at this moment. That for the purposes of keeping straight it’s desirable to have a closer connection, and in my view there are a few things in ourselves that we’ll have to work out between us.
In the first place, I would be very pleased if your relationship with Marie were to be put on a firmer footing; in other words a formal engagement if possible.
Secondly, I would consider it desirable that we all understood that circumstances urgently require that Brabant no longer be closed to me. I myself think it better that I do not go there unless there’s no other choice, but in the event of an emergency the rent that I’m obliged to pay could be saved, because Pa has a house there rent-free.
I’m at a point where there will probably be some income from my work soon. And if we could now reduce expenditure to a minimum, even below what it is at present, perhaps I could earn instead of consume, become positive instead of negative.
If it’s a question of our having to earn, I can see a chance in this way — if there’s patience at home, a realization of the necessities, if above all, when it comes to models for me, even the family cooperates. As to the question of models, they’d definitely have to do what I wanted, have to trust that I had my reasons for it. If I were to say to Ma or to Wil or Lies, pose for me, it would have to happen.8  2v:7
I wouldn’t make any unreasonable demands, of course. You know how it came about that I left; the fundamental cause was misunderstanding one another, actually in all things. So can we live together? Yes, for a time, if we have to and people on both sides understand that everything has to be subordinated to what the force majeure of circumstances dictates. I had hoped that that was understood at the time, and I didn’t take the initiative to leave — when I was told to go away, though, I went.
Anyway, I broach this because I see that perhaps things will come to pass such that you must have your hands free, and if it might help for me to live at home for a while, I think that Pa and I would both have to reconcile ourselves to that immediately. Although if it isn’t necessary — so much the better. But I’m not saying that I absolutely must be in Drenthe; where isn’t the most important thing.
So be aware of this, that in that respect I would of course do whatever you thought advisable.
Well, I’ll write to Pa today, without more ado, simply this: if Theo were to think it advisable that my expenses should be reduced to a minimum and I should live at home for a while, I hope that both you and I will have the sense not to put a spoke in the wheel through mutual discord, but keeping silent about everything that has passed will reconcile ourselves to what circumstances bring. Nothing more about you or about business nor, should I have to live at home, would I talk about you other than in general terms. And for the time being I would certainly not mention Marie.
Theo, if you had said perhaps a year ago that you would certainly not become a painter,9 would certainly stay in your present profession, I would have had to accede; now I don’t accede so readily, I still see that repeated occurrence in the history of art of the phenomenon of two brothers who are painters. I know that the future is unpredictable, at least I tell you that I don’t know how things will turn out. However, it’s definitely the case that I believe in you as an artist, and this is actually reinforced by some of the things in your last letter.
Mind now, I advise you of one thing that’s urgently necessary — beware of your nerves — use all means to keep your constitution calm. Consult a doctor daily if you possibly can, not so much because a doctor can do anything about it, as much as would be needed, but because the very fact of going to a  2r:8 doctor to talk about it &c. will show you, this is nerves, that is me.
It’s a question here of self-knowledge, of serenity, despite all the tricks that the nerves must play. I consider the whole idea that it could come to your making yourself scarce to be the effect of nerves. You would do wisely and well to regard it in this way yourself. I hope that you will not bring off a coup, I hope that you will not make a financial invention — I hope that you will become a painter. If, through cool aplomb, you can let the crisis now deliberately being created by the gentlemen10 run off you like water off a duck’s back, can say to them ‘I am certainly not leaving in this way, certainly not now, never like this’ — if you say to them, I have plans but they aren’t even of a commercial nature, and as soon as they can be put into effect I’ll retire in all tranquillity; until that time, as long as you can’t find fault with what I do, leave things as they are, but know that you’re very much mistaken in me if you think that I would leave because you make things impossible for me, or would part from you in any unreasonable way. If you want to be rid of me, very well, I also want to be rid of you, but amicably and in good order, and it goes without saying that I must keep going. Anyhow, try to make them understand that you’re dead cool and calm and will remain so, however that you have absolutely no desire whatsoever to stay — but that you won’t leave until you see a favourable moment. This seems to me to be the way to counter what they’re now trying to do, to make it impossible for you to stay. Perhaps they suspect that you’ve already established relations elsewhere, and in such a case making it impossible for someone to stay can sometimes be very nasty. If they turn nasty now, there’s nothing for it, cut it short — perhaps the best thing might be to explain calmly that you would retire on certain conditions.
In the meantime, let me know if I should go home for a while so that you have your hands free. And again, Pa, Ma, Wil, Marie, I, in a word all of us, think much more of you yourself than of your money. Making yourself scarce is nothing but sheer nerves.
But — restore — try to restore, even if it doesn’t happen all at once — the rapport between you and nature and people. And if the only way to do this is to become a painter, well then become one, even if you see ever so many objections and impossibilities.
Now listen — write to me very soon — be sure to do that. With a handshake.

Ever yours,
Vincent.
notes
1. Van Gogh could have meant two things here: both literally ‘drawing impossible windmills’ (drawing windmills does figure later in the letter) and figuratively ‘getting ideas that are impossible to achieve’ (cf. ‘drawing castles in the air’).
2. Van Gogh worked for Goupil & Cie in London from June 1873 to May 1875. Cf. in this regard also letter 39 and the little sketch after a view of London by De Nittis.
3. Van Gogh had once asked Maris if he would be his teacher. Maris must have told him that ‘you would have an odd one in me’, to which Van Gogh replied that that was exactly what he needed. Letter from Matthijs Maris to P. Haverkorn van Rijsewijk. See Heijbroek 1975, p. 282, and n. 154.
4. See for Marinus Boks’s madness: letter 307, n. 11.
5. Expression derived from Luke 9:62.
6. Theo joined Goupil in 1873 at the age of 15.
7. This expression is taken from Michelet; see letter 143, n. 2.
8. Willemien had already posed for him; see letter 168.
9. The question of whether or not to become a painter came up in letter 274 of 22 October 1882.
10. Possibly an allusion to the impending takeover of Goupil by Boussod and Valadon in 1884.