3Nu ik in deze plaats een dag of wat heb rondgeloopen 4schrijf ik U nog weder eens. Het is hier zoo gansch & al dat wat 5ik mooi vind. Dat wil zeggen/ ’t is hier vrede_–
6Ik vind nog iets anders mooi – dat is het drama – maar 7dat/ het is overal en hier zijn dan ook niet alleen 8effekten van V. Goyen_
9Gisteren teekende ik verrotte eikenwortels/ zoogenaamde veenstammen 10(zijnde eikenboomen die misschien een eeuw onder ’t veen bedolven 11zijn geweest/ waarover nieuw veen zich gevormd heeft – bij ’t uitgraven 12daarvan komen dan die veenstammen voor den dag)_1
13Die wortels lagen in een plas in zwarten modder. 14Eenige zwarten lagen in ’t water/ waarin ze afspiegelden/ eenige uitgebleekten 15op de zwarte vlakte. Een wit weggetje liep er langs/ daarachter 16meer veen/ roetzwart_– Dan een stormachtige lucht 17er boven. Die plas in den modder met die verrotte wortels/ 18’t was absoluut melankoliek & dramatisch/ zóó als Ruysdael/ 19zoo als Jules Dupré.
21Er zijn curieuse opposities van Black & White hier 22dikwijls. b.v. Een kanaal met witte zandoevers 23door een roetzwarte vlakte. Hierboven ziet ge ’t ook/ 24zwarte figuurtjes tegen een witte lucht en op den voorgrond 25ook weer variatie van black & white in ’t zand.
26Ik zag een effekt precies als Ruysdaels bleekerijen 27v_ Overveen/3 28voorgrond een hoogen weg in wolkschaduw/ dan een laag kaal weitje waar ’t licht op viel/ met 29twee huizen (een met leigraauw/ een met rood dak) in de diepte_ 30Daarachter een kanaal en stapels turf/ veranderende van 31grootte naar gelang van ’t plan waar ze zich bevonden – 32'wijd weg een silhouetje van een reitje keeten en een kerktorentje_ 33Zwarte figuurtjes die goed op de bleek legden/ een enkele 34mast van de schuit opstekende tusschen de veenstapels_ 35Een graauwe lucht met veel gang er in er boven.
36Nu/ v. Goyen denk ik telkens aan op deze mistige morgens/ 37de huisjes zijn net zoo als de zijne. dat echt vredige 38en naive_
39Ik geloof dat ik mijn landje heb gevonden hoor. 40Coming events cast their shadows before/ 41zegt een engelsch spreekwoord_4
42Ik wou U toch nog eens schrijven dat ge toch 43wel goed weet/ niet waar/ dat gij nooit moet denken 44in uren van melankolie dat gij zonder vriend zijt_ 45Want ik geloof U de verzekering te kunnen geven dat 46gij mij vertrouwen kunt_– Waarom ik dit zeg – 47wegens ik sedert nog eens dacht over wat ge schreeft betreffende 48Amerika_– En ik dat plan quand même niet goed vind/ 49quand même voor ’t geval ge er de beste relaties hebben 50mogt n.l./ met Knoedler5 of wie ook.
51Al is ’t maar in een melankoliek oogenblik dat 52uw gedachten er op komen/ al is ’t niet een plan – ik 53'geloof niet dat ’t zulks is – toch het is een bewijs dat gij 54Uw sombere momenten hebt_– Wat ik verbazend 55begrijpelijk vind – al weet ik van omstandigheden niet af/ 56anders dan zeer in ’t algemeen hoe het in het huis niet heel 57prettig is_– Wisselingh vertelde mij de historie van het 58huis te Londen6 en ik zeg alleen dit er van/ dat zeer 59zeker er een enorm verschil is tusschen ’t huis G&Cie van 60vroeger (b.v. toen Oom Vincent er nog in was/ en niet eens zijn 61laatste jaren) en nu. Ik bedoel/ mijns inziens kwam 62het toen meer aan op persoonlijke energie en flinkheid_ 63Nu zijn het nulliteiten (ik zeg niet mediocreteiten/ ook 64'niet in slechten zin/ want dat’s nog veel te goed) als vriend Bock/7 die nota bene 65representant zijn van ’t huis in Londen en nog wel nadat het 66op oneindig grootscher voet is ingerigt_– Dat zijn verschijnselen 67die bovendien niet op zich zelf staan.
68Nu/ voor personen als gij moet dit heel beroerd zijn/ 69alle dingen veel beroerder dan in vroeger jaren. 70Persoonlijke werkkracht/ persoonlijke energie/ Tersteeg 71heeft ze/ gij hebt ze/ en tevens ge hebt ondanks dat 72een positie_ Maar in geval van verandering/ weet 73dan dat het zou kunnen zijn ge daar niets aan hadt
1v:3 74en overal stuiten mogt op “triomphe de la 75'médiocrete/ de la nullité/ de l’absurdité”_8
76Neem Wisselingh/ die een flink karakter had/ 77goed/ hij blijft staan doch evenwel hij 78heeft toch geenszins dat actieve leven dat Oom Vincent 79had – waarom niet – omdat nu het op andere dingen 80aankomt en b.v. Oom V. nu niet meer zou 81kunnen als hij nu jong was wat hij toen kon 82en gij nu zoudt kunnen als nutoen was. 83Ik zeg daarom/ Wat aardigheid is er aan tegen- 84woordig/ verveelt men zich niet – zòò als ik voor 85mij geloof b.v. Wisselingh zich enorm verveelt want 86hij kan zich niet bewegen.
87Verder/ hebt ge persoonlijke energie/ verslijt ze 88niet/ laat het niet verroesten/ als de dingen 89beroerd worden en men op niets rekenen kan/ 90zoek het dan in iets eenvoudigers.
91Ik ben er zoo enorm buiten echter/ ik weet 92er zoo zeer niets direkts omtrent – ’k geloof de paar 93woorden die ik van Wisselingh hoorde betreffende Londen 94al ’t eenige zijn dat ik in 1 1/2 jaar omtrent de zaken 95'hoorde – dat ik misschien ’t gansch en al mis heb. 96Toch sommige dingen zijn me zòò zonderling 97dat ik mij de zaken in ’t algemeen als out of joint9 98voorstel/ al weet ik niet precies waar of hoe ze uit hun 99verband zijn het ergst_–
100Nu zult ge zeggen/ Ja maar de schilderszaken zijn nog 101veel beroerder/ onvaster/ en ook daar zou ’t wel kunnen 102zijn dat persoonlijke energie of werkkracht niet alles kon/ 103b.v. niet iemand te eten geven in eersten tijd. Goed/ 104alles toegegeven/ maar gesteld ’t was een kwestie van 105de eenvoudigste behoeften/ de zaak is niet critieker 106er om al blijft ze critiek wanneer men in plaats 107van het dure stadsleven het zou zoeken in een 108buurt waar ’t goedkooper is.– Gesteld ik mogt 109eens een beetje voorspoed hebben en ’t mogt lukken 110een paar vrienden te krijgen voor mijn werk – 111dan/ ja dan zou ik nog heel anders spreken_
112'Juist omdat ik ’t aan U te danken heb dat ik het tot hiertoe kon doorvoeren/ 113wilde ik U zeggen ik geen oogenblik twijfel of gij zoudt het als 114iets heerlijks beschouwen als gij een handwerk hadt/ en al bragt 115dat aanvankelijk de meest onmogelijke en tegen den draad in 116zijnde verhoudingen mede tot uw eigentlijke positie ten opzigte 117van het leven in ’t algemeen/ toch zoudt ge er een qu’est ce que ça 118me fait tegen in hebben door den blik op de toekomst. Eene toekomst 119die, al hangt ze niet geheel van persoonlijk zich moeite geven af, 120toch er meer in direkt verband toe staat dan zaken die geen 121handwerk zijn.
122In Uw eersten tijd zoudt gij niet alleen hoeven te zijn en 123dat/ verzeker ik U/verkort enorm den tijd van niets 124kunnen_– Het is iets fataals dat men soms zelf een jaar 125zoeken moet op iets dat in 14 dagen door wie verder is zou kunnen 126verklaard worden_– Het komt aan op persoonlijke moeite 127doch den weg is makkelijker of moeielijker er door 128naarmate men alleen is of niet. En wat het meest beroerd 129is/ dat is dat absoluut dit of dat moeten weten en 130als men iets vraagt de ander den rug U toekeert_ 131Dit is iets beestachtigs maar enfin zoo gaat het toch en 132het hoort misschien ook al tot de vormen. Gij staat dan 133verslagen/ en pijnlijk is het vooruit te weten van zich zelf dat 134men zeker een tal vergissingen doorloopen zal voor men 135uit zich zelf het vindt/ welke tijdverlies en beroerdigheid 136kosten welke bespaard hadden kunnen worden.
137Men eindigt met niemand meer bepaald te vragen 138en steunt slechts op zich zelf/ doch dit behoorde toch eenigermate 139anders ingerigt te wezen. Enfin er zijn zooveel dingen die 140“behoorden”_ Genoeg, ik zeg alleen/als gij ooit (al zij er nu 141in ’t minst geen kwestie van) verandert/ wordt dan schilder.10
142En breng dan Uw eersten tijd met mij zamen door/ al ken ik 143zelf zooveel niet als sommige anderen en al sta ik zelf nog 144voor veel dingen_ En veel/ veel beslister zal ik hierover 145nog spreken als ik dit jaar ietwat meer vastheid mag krijgen 146in mijn zaken. Als C.M. komt/ spreek hem nog eens over 147de dingen/ ik wou dat door relatie met hem het U 148wat makkelijker werd vooral. Wat U ook zeer veel zou 149helpen is dat gij in elk geval frisch uit de kunstwereld 150komt/ waar ik al lang uit was toen ik begon_ 151Het is n.l. noodig goed de rapporten te voelen tusschen 152de natuur en het geschilderde in ’t algemeen. Ik heb dat 153in mij moeten vernieuwen_–
153*Ik hoop van de wijfjes in 154het veen van ommestaand krabbeltje iets te maken en ga 155weer naar datzelfde veld.11 adieu kerel/ maar over 156Amerika moet ge m.i_ quand même niet denken.