1*Uw brief heb ik zooeven ontvangen 2en dank er U regt hartelijk voor. En wil meteen U 3op nieuw een & ander van mijn bevindingen schrijven. 4Vooreerst dat ik een brief van Rappard heb gehad uit West Terschelling 5en hij daar druk aan ’t werk is na eerst hier in Drenthe 6te Rolde/ in de buurt van Assen/ nog te hebben vertoefd.
7Ik hoop dezen winter ook zelf hem daar te bezoeken & 8nog een paar studies te maken/ de reis er heen voor zoo ver ik 9kan nagaan heen & terug ongeveer drie gulden zijnde/ tenzij ’t oversteken naar T. moeielijk zij. 10Maar dat is ’t wel waard om eens met een schilder 11te zijn en zal de eenzaamheid breken.
12Naar Uw volgenden brief/ die hoop ik niet in de pen zal 13blijven/ ben ik zeer verlangend. Vergeet niet mij betreffende 14C.M_ den afloop te melden/ of gij hem nog hebt berigt 15ik hier was en of dien brief ook onbeantwoord is gebleven_ 16Indien deze dingen zoo zijn zal ik/ niet nu natuurlijk 17doch later/ zeer zeker zelf C.M_ gaan opzoeken en 18hem opheldering vragen van de reden waarom 19hij geen antwoord gaf. Schrijven zal ik niet doch 20onwrikbaar vast staat het bij mij dat ik niet vrede neem 21met zijn niet antwoorden/ vooral U niet antwoorden/ 22en daar er dit bijkomt ook het mij niet antwoorden.
23Iets te doen heb ik NOOIT BEWEERD dat hij moest, noch doe 24ik zulks nu_ Wat hij deed of eventueel doen zou/ 25reken ik als een gunst waarvoor ik hem ook steeds als zoodanig voor 26heb bedankt en ook van mijn kant studies gegeven/ zeker 27een 50 tal in ’t geheel/1 met het regt er bij die later nog in te ruilen_ 28Doch dit een en ander zóó zijnde/ behoef ik bepaald 29geen beleedigingen te verdragen/ en het is eene 30grove beleediging ik nu niet eens berigt heb dat hij 31het laatste pak studies heeft ontvangen_– Geen syllabe_– 32En als daar bij komt dat Uw brief onbeantwoord blijft/ 33is het zòò dat het een lafheid zou wezen het 34er bij te laten en moet en zal ik opheldering eischen. 35’t welk zooals gezegd ik/ al gaat er een tijd 36overheen/ zeer beslist en door een persoonlijk bezoek 37zal doen. Indien alsdan hij mij niet te woord 38zou willen staan/ was daar de zaak volstrekt niet mede uit 39want mijn wil is vast dat ik hierover satisfactie hebben 40zal. Geeft hij me die/ best/ maar weigert hij me die 41te geven (ik heb geen enkele onbeleefde term jegens hem 42gebruikt/ ik heb alleen op zeer koelen toon geschreven)/ 43weigert hij/ zeg ik/ me dien te geven/magik zeggen 44oog om oog/ tand om tand/2 en hem grof terug beleedigen/ 45hetwelk in koelen bloede ik doen zoude.–
46'Versta mij [w]el broer, begrijp me in dezen eens en 47voor altijd/ wat er ook zij van het wenschelijke om 48finantieele hulp te krijgen – dat is toch verre van 49No 1 te zijn_ No 1 is dat hij te ver gaat in het 50uit ’t oog verliezen der regten die ik als mensch heb/ al 51was ik hem een vreemde (van verwantschap spreek ik 52nooit/ baseer ik me nooit op)/ om niet behandeld te 53worden als een mauvais sujet/ om niet veroordeeld 54te worden of beschuldigd van dit of dat zonder zelf er 55in gehoord te worden. Ik heb regt/volle regt een 56antwoord te eischen en het in geval van zwijgen op 57te vatten als zeer grove beleediging.
58Ik moet ronduit hierover spreken van wege ik tot 59nu toe heb gehoopt van zelf het zou teregt komen 60en ik een woord in antwoord zou ontvangen.
61Doch dat stil verdragen heeft eene grens en zoo als 62ik zeg/ over die grens zou het van mij lafheid/ 63onmannelijk wezen er niet vierkant tegen te protesteeren_ 64U verzoek ik dus vriendelijk mij eenvoudig Uw wedervaring 65betreffende ’t beantwoorden van Uw schrijven me te willen 66mededeelen/ ik zal dan voor mij zelf weten waaraan ik 67mij te houden heb/ ik zal dan er geen woord meer 68over zeggen doch al ging er meer dan een jaar 69over heen/ zal ik diep in mij/ onverroest/ klaar en 70helder als ik het op dit moment heb/ dit zelfde gevoel 71van dat ik opheldering moet hebben in mij terugvinden 72en niet rusten voor ik op de een of andere wijze 73mijn zaak met hem afgehandeld heb.
74Ik geloof gij zult dit gevoelen in mij billijken en 75zoudt dit te meer indien gij precies wist wat in vroeger jaren 76tusschen hem en mij is voorgevallen. als wanneer 77ik zeer gewantrouwd heb betreffende het plan om te 78studeeren/ of de belofte om dat door te voeren rondborstig was 79en doordacht – ik heb beschouwd toen dat zij overijld 80het plan maakten en ik overijld het goedvond/ 81en het blijft opperbest m.i_ het toen gestopt is/ wat ik 82zelf heb bewerkt expres en zoo aangelegd dat de 83schande van het opgeven op mij kwam en niet op 84iemand anders_ Gij begrijpt dat ik die wel andere talen 85geleerd heb/ ook dat miserable beetje Latijn &c_ wel magtig 86was te boven te komen/ waartegen 87evenwel ik verklaard heb op te zien. Dit was een smoesje 88wegens ik tegenover protecteurs toen liever niet wilde 89'zeggen dat ik de heele Universiteit (de Theologische althans) als een onuitsprekelijken 90knoeiboel beschouw/ een kweekerij van Phariséers_
91Dat aan durven het mij niet ontbrak trachte ik te 92bewijzen door naar de Borinage te gaan/ waar 93zeer zeker ik het moeielijker had dan als ik student 94zoude zijn geworden.
95Ik dacht dat C.M. b.v. beter mij doorgrond zou 96hebben/ en reden te meer heb 97ik hem weinig fijngevoelig te vinden als 98ik bedenk hoe hij sedert mij met zekere verachting 99'behandelde – Toen en nu heb ik een boel dingen 100voor me gehouden die ik had kunnen zeggen/ 101waarvan als ik eens hem er over aangrijp hij/ 102wat hij ook zegge/ toch in zijn geweten een paar dingen 103'zal moeten voelen; ika noch vroeger noch nu 104eenige laagheid jegens hem heb bedreven/ en dus 105deze beleediging van niet antwoorden 106heeft geen raison d’être/ te meer daar het beter geweest 107ware indien van ’t begin af dat ik te s’Hage kwam 108al het verleden geheel vergeten & vergeven was 109en eene goede verstandhouding vast besloten/ waarover ik toen ook met ZEd_ sprak_ 117Maar ik zeg niet, broer, la paix à tout prix/ en 118ik heb liever een onaangename explicatie 119dan een flaauw laten waaien zoodra dat flaauw wordt/ en dat 119azou het nu_
120Weet nu echter dat ik U NIET er in noemen zal/ 121al is het dat zijn beleediging jegens U/ als hij dat 122niet verbetert (’t komt me voor hij jegens U ietwat van dezelfde politiek begint te gebruiken)/ is datgene wat mij onwrikbaar maakt 123nog een appeltje met ZEd_ te schillen en ik besloten ben hem veel 123adingen te zeggen.
124Ik beloof U dat/ ik zal alleen het doen voorkomen 125als of ik het had over mij alleen/ als wist ik niets 126van U.
127Voor dat mysterieuse/ dat sphinxachtige zwijgen &c. 128heb ik de allerdiepste verachting en verklaar 129U bij dezen er alles van te denken/ behalve 130iets dat regtuit en trouw of waarachtig is.–
131Het moge een beetje de algemeene politiek van tegenwoordig 132zijn/ ik weet dat wel/ maar ik ben zoo als gij weet 133het niet eens met de algemeene politiek van tegenwoordig 134wegens ik haar als laag en alle kenmerken van decadence 135die op een pruikentijd uitloopt dragend beschouw.
136Men zou kunnen schreijen over wat tegenwoordig 137bedorven wordt op allerlei gebied/ waar vroegeren 138hun arbeid aan hebben gegeven/ opregt/ wordt nu lafhartig 139verwaarloosd en losgelaten_– Den tijd waarin wij leven 140is misschien iets uiterlijk fatsoenlijkers dan den vroegeren 141maar het nobele gaat er te veel uit dan dat 142men van de toekomst dezelfde groote dingen kan verwachten 143welke zijn geweest in ’t verleden. Enfin ieder moet het 144voor zich zelf weten.
145Nu over iets anders, maar het was noodig dit een & ander 146te behandelen al heb ik er geen ’t minste pleizier in er over 147te schrijven, namelijk over mijn bevindingen hier. 148Hoogeveen zelf vind ik hoe meer ik in de omstreken rondloop/ 149hoe langer hoe mooier en ik twijfel niet of dit zal 150zoo blijven. Als C.M_ vervalt/ wat ik vrees/ zoo neemt 151dat niet weg dat op den duur het hier voordeeliger uitkomt 152dan te s’Hage. Maar wegens C.M_ vervalt zal ik 153een zekeren tijd moeten kromliggen voor ik 154mijn plannen kan uitvoeren. En misschien 155verliezen we daar après tout volstrekt niets bij.
156Het is nu eenmaal zoo dat ik geld noodig heb en 157een voorraad verf en verschillende dingen/ voor en 158aleer ik van den togt door den Zuid oosthoek van 159Drenthe bepaalde resultaten kan verwachten.
160Maar over b.v. een halfjaar zal ik dat bezuinigd 161hebben hoop ik en in den tusschentijd zal ik 162toch dingen kunnen doen hier_ 163Zoo nu zal ik vooreerst niet voor goed naar verder weg 164gaan maar nog blijven werken in deze omstreken_ 165Zal zien wat geld te besparen voor twee reizen/ 166één door den zuidoosthoek/ een door de 167heide tusschen hier en Assen. En aan laatstgenoemden 168togt noordwaarts hoop ik te verbinden ’t bezoek aan 169vriend Rappard en alsdan in zijn logement op 170Terschelling/ ’t Scheepje genaamd/3 een tijd te vertoeven. 171De uitvoering van die twee togten zou te roekeloos 172zijn indien men zonder voorraad en zonder 173berekend te zijn op de omstandigheden ze ondernam. 174Maar met geduld zijn ze mogelijk want ik zie 175genoeg dat ik hier minder onkosten heb dan te 176s’Hage. 177En vóór ik dat begin wilde ik het geld van Rappard 178afdoen/ ook al zij het dat daarna ik van hem 179misschien weer iets zal leenen na hem gezien te hebben en 180als ik zeker weet ik er iets bepaalds door maken kan.
181Ik heb hier aanvankelijk eenigen tegenspoed met modellen 182gehad op de heide/ waar er over gelagchen werd en 183ik voor den gek gehouden en begonnen figuurstudies 184niet af kon krijgen door onwil van de modellen 185die ik evenwel, althans voor hier, goed had betaald_ 186Ik heb echter daartegen mij verzet en 187op die zelfde plek op een enkel gezin mij geconcentreerd/ 188waar ik nu eene oude vrouw/ een meisje en een 189man kan krijgen en hoop heb die goed zullen 190blijven.
191Ik heb een paar studies van de heide welke 192ik U zenden zal als zij goed droog zijn4 en ben 193ook aquarellen begonnen.5 En ik ben ook weer pen- 194teekeningen begonnen6 juist met het oog op het schilderen/ 195omdat men met de pen in zulke details kan treden 196als geschilderde studies niet kunnen en men wel 197doet twee studies te maken/ een geheel geteekend 198voor ’t in elkaar zitten der dingen én een geschilderd 199voor de kleur_ Als het n.l. kan en de gelegenheid het 200toelaat is dit een weg om later de geschilderde studie 201op te voeren.
202De heide is rijk en er zijn moerassige weien die 203mij dikwijls aan Th_ Rousseau herinneren.
204Nu/ ik kan U zeggen dat de buitenlucht en het 205leven hier mij veel opsterkt_ Och had de arme 206vrouw het nog eens kunnen hebben – ik denk 207aan haar met zoo innigen weemoed – ondanks 208mijn gezond verstand mij ten duidelijkste zegt dat 209het nu onmogelijk kan in gegeven omstandigheden_ 210Ik ben ongerust over haar wegens ik niets van 211haar hoorde en daaruit opmaak zij dingen 212die ik haar aanraadde of niet heeft willen of niet 213heeft kunnen doen. Ik kan haar zelfs moeielijk 214schrijven wegens als zij in de Bagijnestraat blijft 215wonen ik primo weet mijn brief geopend wordt/ waarschijnlijk 216door haar broer of haar moeder/ en ten tweede 217zoolang zij daar woont ik er ook niet mee wil te maken 218hebben/zelfs niet met haar.–7 Enfin misschien hoor 219ik iets nog/ maar ik zal er sombere gedachten door 220hebben als ik niets naders verneem. Ik had gehoopt berigt te 221krijgen van een ander adres dan de Bagijnestr. en dat zij met haar moeder 222een zaakje om goed te wasschen en te strijken zouden begonnen zijn_
223O Theo als zij geen familie had gehad zou ze zich zooveel 224beter gehouden hebben. Vrouwen zooals 225zij zijn wel degelijk slecht maar primo 226oneindig/ zegge oneindig deerniswaardiger 227dan slecht/ en ten tweede hebben ze een zekeren 228hartstogt/ zekere warmte die iets zóó erg 229menschelijks heeft dat de braven er wel eens 230een lesje aan konden nemen en ik voor mij 231het woord van Jezus gevoel die zeide tot de oppervlakkig 232beschaafden/ de fatsoenlijke lui van Zijn tijd/ “de hoeren gaan U VÓÓR”_8 233Vrouwen zoo als zij/ ze kunnen fataal slecht zijn (ik 234spreek hier niet eens van de Nana’s/9 volbloedig en wellustig/ doch van de 235meer zenuwachtige/ denkende temperamenten onder hen)/ 236vrouwen zooals zij/ ten volle regtvaardigen ze ’t woord van Proudhon/ 237la femme est la désolation du juste10 – om wat wij “la raison” 238noemen geven ze niet en handelen regtlijnig en schuldig er tegen in, 239ik weet dat/ maar zij hebben aan den anderen kant toch dat 240echt menschelijke dat maakt men niet zonder hen mag of kan 241en er van voelt er goeds in hen zit en iets almagtig goeds zelfs/ 242al kan men het niet defineeren anders dan als een “je ne sais quoi 243'qui fait qu’on les aime aprèsb tout”_– Gavarni was serieus toen hij zei/ 244avec chacune que j’ai quittée j’ai senti quelque chose 245se mourir en moi_–11 En het mooiste woord en het beste dat 246ik ken betreffende de vrouwen kwestie is dat wat gij ook kent/ 247o femme que j’aurais aimée/12 en men zou daarmee de 248'eeuwigheid in willen gaan/ willende er niets verder meer 249dan dat van weten.13
250Ik weet dat er vrouwen zijn/ absurd genoeg (zij toch doen er nog meer 251kwaad aan dan de mannen)/ die geheel en al door eerzucht enz_ worden 252'bestuurd – Lady Macbeth is de type er van14 – die vrouwen zijn 253fataal en ondanks hare charme moet men ze mijden of men wordt 254een schurk en staat in korten tijd voor ontzettend kwaad dat 255men bedreven heeft en nooit weer goed kan maken – doch zooiets 256was in haar met wie ik was niet/ ofschoon ze 257ijdel was/ even als we allen het zijn bij tijden. arm/ arm/ 258arm schepsel is het eenige wat ik voelde in ’t begin en ik 259nog voel in ’t eind_ Slecht?– que soit/ doch wie in onzen 260tijd is goed? Wie voelt zich zoo rein dat hij voor regter wil spelen_– 261Dat zij verre.– Delacroix zou/ zeg ik/ haar hebben begrepen 262en Gods misericorde15 zal haar, denk ik soms, toch 263nog veel meer begrijpen_
264Zooals ik U schreef/ het kleine mannetje hield erg veel van mij 265'en toen ik al in den wagon zat/ had ik hem [no]g op mijn schoot. en 266zoo zijn we van elkaar gegaan/ ik geloof van weerskanten met 267onuitsprekelijken weemoed maar meer ook niet_
268Ik verklaar U broer/ ik ben niet goed op de manier 269van de domines/ ik vind ook wel hoeren/ om 270nu met ronde woorden te spreken/ slecht/ maar ik 271voel toch iets menschelijks in hen dat maakt 272ik niet de minste scrupule heb met hen te verkeeren/ 273ik zie niets bijzonders kwaads aan hen/ ik heb 274niet het allerminste berouw over kennis die ik 275met hen heb of gehad heb. Als onze maatschappij 276eene reine en geregelde was/ o ja dan waren zij 277verleidsters nu – menigmaal zijn zij m_i_ meer als soeurs 278de charité16 te beschouwen dan als iets anders.
279En nu/ even als in andere periodes van ondergang 280eener beschaving/ zijn door de corruptie der 281maatschappij de verhoudingen van goed & kwaad 282veel malen omgekeerd en komt men alweer 283raisonable teregt op het oude woord “eersten 284'zullen de laatsten zijn en laatsten zullen de eersten zijn”_–17
285Ik ben zooals gij op Pere Lachaise geweest/ ik heb er graven 286gezien van mannen voor wie ik een onbeschrijfelijk respect heb/ hetzelfde 287respect voelde ik bij ’t nederige grafzerkje van de maîtresse 288van Béranger dat ik expres opzocht (als ’k me wel herinner is het in 289een hoekje achter ’t zijne)18 en ik dacht daar nog aan de 290maitresse van Corot ook vooral.19 Stille muzen waren zulke 291vrouwen en de emotie van die zachtmoedige meesters/ 292het intieme/ het penetrante van hun poezij/ ik voel er steeds/ 293altijd/ overal den invloed van een vrouwelijk element 294in. Ik spreek een beetje serieus in dezen brief/ 295niet wegens ik Pa’s gevoelens en zienswijs b.v. verkeerd vind 296in alles – verre van daar – gij zult b.v. in veel dingen wel 297doen met Pa’s raad te volgen – wij spraken over Pa/ weet 298ge wel/ bij Uw bezoek en op ’t moment van Uw heengaan – 299maar iets wat ik toen onbestemd voelde kan ik nu 300in duidelijker woorden zeggen/als ge met Pa spreekt/ 301denk dan tevens b.v. aan Corot/ gij zult dan van zelf 302vermijden sommige uitersten waarin Pa veel te veel vervalt/ 303en op die conditie van minder hoekigheid is Pa’s raad 304meestal goed/ houd ik ’t er voor/ en heb ik zelf menigmaal naar 305geluisterd. Maar ik wijs er eens op dat Pa en meer anderen 306niet weten dat er behalve hun regt leven – want Pa’s leven 307is regt – er andere regte levens zijn/ meer in een zachter geest/ 308in ’t karakter Corot/20 Beranger zal ik maar zeggen_– Gij en 309ik ook voelen in elk geval dat veel meer. Omdat Pa en 310'anderen DAT niet WE[TE]N/ vergissen zij zich menigmaal en fataal 311in beoordeeling van zekere zaken.– Vergissingen in het genre 312van dat b.v. C.M_ zeker zich er van houdt dat de Groux een slecht mensch 313was/ ’t geen/ hoe zeker hij er zich van houde/ evenwel hij mis heeft.21
314Ik zal U nu nog iets zeggen om U duidelijk te maken dat ik niet 315in ’t abstracte spreek doch over dingen die vastigheid en corps hebben. 316Wilt ge een voorbeeld van iemand die oorspronkelijk het gewone 317goede/ Hollandsche karakter en gevoel had en sedert dat gevoel 318toch heeft gewijzigd/ toch nog zich bezonnen en denk ik nog meer wijzigen zal. Dan 319noem ik als voorbeeld Rappard/ die nu reeds veel zachter en humaner 320is dan ik hem eerst leerde kennen en m.i_ veel verbeterd is/ al was hij 320avroeger reeds goed. 321ofschoon/ vrees ik/ het niet door iedereen zoo beschouwd wordt en 322hij er wel eens strijd over reeds gehad heeft. Hij was vroeger ook 323wel degelijk goed maar toch hij is ontevreden geworden met 324dat en is nu dieper en humaner dan toen_– Hij heeft het er 325niet makkelijker door – vroeger had hij veel minder strijd – dat 326weet ik zeker – want ik heb hem in der tijd nog genoemd spottenderwijs 327“het gerust geweten” en hem daarover geplaagd/ wat ik nu 328volstrekt niet meer doe omdat ik zie er een revolutie in hem 329is geweest. Hij is een beetje minder elegant en hij is veel 330minder oppervlakkig als mensch/ en een zekere geniale 331kiem heeft haar ontwikkeling begonnen en de klip van 332“verdorren” heeft hij omgezeild_
333In zake van menschen die het goede opregt zoeken 334vind ik waar wat Hugo zegt/ “il y a le rayon NOIR et 335'il y a le rayon BLANC”.22
336Pa mijns inziens heeft meer le rayon noir en 337Corot heeft meer le rayon blanc doch 338beiden hebben zij un rayon d’en haut.23
339Zoo noem ik niemand slecht van wie we bespraken/quand même NIET/ maar ik 340zeg dat le rayon noir een fatalen kant heeft en 341wegens ik sedert wel eens dacht aan wat gij mij zeidet op ’t perron 342van ’t station bij Uw heengaan/ zeg ik U nu tot explicatie nog 343van ’t geen waar ik toen zoo dadelijk geen woorden voor kon vinden/ 344“ik weet dat Pa Pa is/ maar er is behalve dat nog iets/ 345'n_l. wat we dan `le rayon blanc´ zullen noemen”_ 346En daar vind ik meer positiefs/ meer waarachtigen vrede 347in en heb ik veel meer mijn attentie op gevestigd. Betreffende 348Millet/ hij is nog boven al de anderen uit de man die le rayon blanc 349had. Millet heeft een evangelie en ik vraag U of er niet een onderscheid 350is tusschen een teekening van hem en een mooie preek. 351'De preek wordt er zwart bij/ is ’t effet produit der vergelijking/ al is ze (de preek nl.) mooi 352op zich zelf/ gesteld dat ze het is. Ik weet dat gij ook veel 353strijd hebt in deze dagen/ al weet ik niet precies hoe of wat_24 En 354in elk geval is het uit sympathie dat ik U precies zeg hoe ik over een 355paar dingen denk/ wegens ik ook veel strijd gehad heb en nog heb.
356En U wensch ik toe hoe langer hoe meer van 357le rayon blanc hoor! Dank voor ’t gezondene en een handdruk 358in gedachten_