Uw brief ontvang ik daareven toen ik t’huiskom vanuit de duinen achter Loosduinen, doornat want een uur of 3 had ik in den regen gezeten op een plek waar alles Ruysdael, Daubigny of Jules Dupré was. Ik kwam terug met een studie van kromme, verwaaide boompjes1 en een tweede van een boerderij, na den regen.2 Alles is reeds brons, alles is dat wat men buiten in de natuur zien kan slechts op dit moment van ’t jaar, of als men voor een van die schilderijen staat als Dupré b.v., en zoo mooi is men in zijn verbeelding altijd er onder blijft.
Ge schrijft over Uw wandeling op dien zondag te Ville d’Avray, op dat zelfde moment van dien zelfden dag wandelde ik ook alleen en wil U van die wandeling ook iets zeggen, als wanneer waarschijnlijk wederom onze gedachten eenigermate zich kruisten.
Ik had gesproken met de vrouw zoo als ik U schreef – we voelden dat de toekomst ons gesloten was om zamen te blijven, ja dat wij elkaar ongelukkig zouden maken, toch voelden we van weerskanten hoe sterk wij gehecht waren aan elkaar. En toen was ik naar buiten gegaan, wijd weg, om eens met de natuur te praten.
Nu, ik kwam te Voorburg en van daar tot Leidschendam.
Ge kent die natuur daar, superbe boomen vol majesteit en sereniteit naast groene, afschuwelijke speelgoeddoos koepeltjes en al wat de logge verbeeldingskracht der rentenierende Hollanders voor absurditeit weet te verzinnen in zake van bloemperkjes, prieeltjes, verandas. De huizen meest heel leelijk, sommigen echter oud en deftig. Nu, op dat moment kwam hoog over de weilanden, oneindig als de woestijn, ’t eene wolkgevaarte na ’t andere aangestuwd, en de wind stuitte ’t allereerst tegen de rij buitens met hun geboomte aan den overkant van de vaart, waar de zwarte kolenweg langsloopt. Die boomen, ze waren superbe, er was een drama in elk figuur zou ik zeggen, maar ik bedoel in elken boom.3
Dan, het geheel was bijna nog mooier dan die geteisterde boomen op zich zelf beschouwd, juist omdat het moment zóó was dat zelfs die absurde koepeltjes een zonderling karakter kregen, natgeregend en verwaaid. Ik zag er in een beeld van hoe ook een mensch van absurde vormen en conventies, of een ander vol exentriciteit en caprices, mits maar een waarachtige smart hem aangrijpe – een calamiteit hem doe ontroeren – een dramatisch figuur van eigenaardig karakter kan worden.– Ik kwam er toe een oogenblik te denken aan de maatschappij van tegenwoordig, hoe bij het ten gronde gaan er van zij ook momenteel menigmaal, tegen het licht van een vernieuwing in gezien, als een groot, somber silhouet zich voordoet. Ja voor mij het drama van storm in de natuur, het drama van smart in het leven is wel het beste.– Een “paradou”4 is mooi doch Ghetsemané is toch mooier.
Och een klein beetje lucht, een klein beetje geluk moet er zijn, doch vooral om den vorm te laten voelen, de lijnen van ’t silhouet te doen spreken. Maar laat het geheel maar somber wezen.
Ik moet zeggen dat de vrouw zich goed houdt. Zij heeft er smart van en ik ook doch zij is niet moedeloos en zij weert zich goed.
Ik had nog een stuk goed gekocht onlangs om studielinnen van te maken zelf en ik heb het nu aan haar gegeven voor hemden voor de scharminkels. en goed van mij laat ik ook voor hen vermaken zoo dat zij nog een en ander meekrijgen, en daar is zij druk aan bezig.
Als ik zeg we scheiden als vrienden, is dat waar – maar gescheiden zijn we gedecideerd en sedert heb ik daar ook meer vrede bij gevonden dan ik dacht omdat wat haar mankeerde van dien aard is dat het voor mij zoowel als voor haar iets fataals was als wij aan elkaar gebonden waren, wegens men om zoo te zeggen voor elkaars gebreken verantwoordelijk is. Alleen blijft mijn zorg – hoe zal ’t met haar zijn over een jaar.– Bij mij in huis neem ik haar zeker niet meer maar ik wilde toch haar niet uit het oog verliezen want ik houd te veel van haar en de kinderen.
Juist omdat het iets anders was en is dan een passie, kan dat ook.
Ik hoop dat het plan van Drenthe doorgaat.
Gij vraagt wat zou ik noodig hebben?
Ik behoef U niet te zeggen dat ik van plan ben veel te werken, ik zal dat moeten doen om mij te vernieuwen. En ginder heeft men niets van schildergerij, dus wat betreft voorraad mee te nemen, zulke dingen mee te nemen als waarachtig nuttig zijn, bepaald hoe meer hoe beter.
Goed gereedschap is nooit weg en al is het duur, men haalt het er uit. En om er te komen moet men heel wat schilderen. De tijd die ik ginder zal doorbrengen hoop ik zeer weinig van te laten verloren gaan, en veel model te nemen ook, wat daar goedkoop genoeg zal wezen waarschijnlijk. Maar het leven is er goedkoop en ik zal meer met de frs 150 kunnen doen dan hier.
Maar dat alles kan5 ik schikken zoo als het uitkomt eigentlijk. Ik zou het wenschelijk vinden een groote uitgaaf te kunnen doen wegens veel mij mankeert wat anderen hebben en eigentlijk niet te missen is.
Mijn plan is het in Drenthe een eind ver te brengen met het schilderen zoo dat ik in de termen val voor de teekenmaatschappij als ik terug kom.6 Dat staat weer in verband tot een tweede plan, van naar Engeland gaan.–7
Ik geloof dat het gepermitteerd is te speculeeren mits men het maar niet in de lucht of op al te losse gronden doe.– Zoo betreffende Engeland: Zeer zeker stel ik mij voor daar iets makkelijker te verkoopen dan hier – dat is zoo – dus ik denk wel eens aan Engeland. Doch hoe het punt waar toe ik gekomen ben staat tot de Engelsche liefhebbers weet ik niet, en omdat ik het niet weet wil ik eerst hier een klein positief begin hebben van verkoopen vóór ik ’t raadzaam acht demarches te doen ginder. Als ik hier enkele dingen begin te verkoopen dan aarzel ik geen oogenblik meer maar begin naar ginder te zenden of naar ginder te gaan. Doch zoolang ik hier absoluut niets verkoop zoo zou ik me in ’t tijdstip heel ligt vergissen als ik de wijsheid niet had te wachten tot ik hier zelfs een beginsel zie.
Ik hoop dat gij dit idee dienaangaande billijk vindt, dat zoude mij een rust zijn. Want in Engeland is men zeer serieus als men eens begint, wie in Engeland in den smaak valt vind er trouwe vrienden. Ik zal b.v. Ed. Frere en Henriette Browne maar eens noemen, die nu evenmin vervelen als den eersten dag toen hun werk er gezien werd. Maar wil men er slagen, men moet het een beetje soigneeren en zeker zijn dat men productief kan zijn in dat wat men er heen zendt.
Uw brief deed mij veel genoegen want ik zie dat gij in ’t plan van Drenthe iets ziet en dat is me genoeg, het zal zich dan van zelf later openbaren welke partij er van te trekken is. Maar voor mij staat het al vast direkt in verband met van de teekenmaatschappij lid zien te worden, en verder met Engeland – wegens ik zeker weet de motieven van ginder, als ik er eenig sentiment in slaag te leggen, sympathie zullen vinden in Engeland.
Enfin doorzetten maar met Drenthe, ’t zij we veel of weinig voorlopig uitgeven kunnen.
Als ik reisgeld heb ga ik er heen, al heb ik niet veel schilderbehoeften in voorraad, wegens de tijd van herfsteffecten reeds is begonnen en ik daar nog wat van hoop te snappen.a Doch ik hoop het zoo zal zijn dat ik de vrouw nog iets geven kan voor den eersten tijd. Alleen, als ik weg kanga ik weg.
Ik zeg tot U dat ik de vrouw voorloopig van plan ben iets of wat te helpen, veel mag ik niet, kan ik niet ook doch niemand anders dan U spreek ik hierover. En wat ik U zeg, dat wat er ook met haar gebeure ik haar niet meer in huis kan of wil hebben, kunt gij van opaan, want het zit in haar niet om te doen wat ze als zoodanig doen moest. Ik heb het Pa ook met een woord berigt dat ik van haar gescheiden was doch dat mijn brief aan Pa over met haar te blijven en te trouwen evenwel een daadzaak bleef,8 en dat Pa daar eenigzins om heen gesproken had en op de eigentlijke kwestie geen antwoord gegeven, een tweede daadzaak.9 Waarvan ik niet weet hoe in later jaren het zich zal voordoen en of dat niet beter ware geweest dan scheiden, nu zijn we bij alles te digt bij om het een en ander in zijn eigentlijk verband en gevolg te overkijken. Ik hoop dat het alles op zijn pooten teregt komt maar de toekomst van haar en van mij zelf ook zie ik toch somber. Ik geloof ook wel dat er in haar nog iets wakker zal worden doch het zit hem juist daarin dat het reeds wakker had moeten zijn, en dat nu het haar moeielijk zal zijn haar betere gedachten te volgen als ze niemand heeft om er haar in te steunen. Nu wou ze niet luisteren, dan zal ze verlangen me te spreken en het zal niet meer kunnen.– Zoo lang zij met mij is geweest had zij geen tegenstelling en nu zal ze in een andere omgeving dingen zich herinneren waar ze nu niet om gaf en niet op lette. Zij zal nu door tegenstelling daar nog wel eens over denken. Nu is het voor mij soms door en door navrant dat wij beiden voelen het niet houdbare van zamen door de toekomst worstelen, en dat toch wij zóó gehecht zijn. Zij is vertrouwelijker dezer dagen dan gewoonlijk en de moeder had haar eenige streken opgestookt die zij niet heeft willen doen jegens mij. Dingen in het genre waar wij toen ge hier waart over spraken, van lawaaib maken of zoo.
Ge ziet, er is iets in haar als een begin van iets degelijkers en mogt dat maar blijven. Ik wou dat zij trouwen kon en als ik U zeg dat ik een oogje op haar blijf houden is het omdat ik haar dat aanraad. Als zij maar een man vind die half goed is, is ’t voldoende, dan zal zich datgene verder ontwikkelen wat hier er in beginsel in is gekomen, namelijk een meer huisselijken, eenvoudigen zin en als zij zich daaraan houdt zoo zal ik haar ook in ’t vervolg niet geheel en al aan haar lot hoeven over te laten want dan blijf ik haar vriend ten minste en opregt ook.
Ik voeg nog een woordje hierbij – gij vraagt, wat heb ik noodig. ik dacht er nog over en onmogelijk is het mij te zeggen wat ik eigentlijk noodig acht want dat zou lang niet weinig zijn en laat ons dus zien wat bereikbaar is en het daarmede doen. Waarschijnlijk zal het bereikbare blijven onder het geen au fond noodig was maar in het leven is het al iets als men ten deele zijn plannen kan volvoeren. En ik voor mij zeg U dat ik het doen zal met wat ge er voor vinden kunt.
Het leven is ginder goedkooper en van zelf zal ik kunnen bezuinigen bij hier vergeleken. en als er eens een jaar over heen gegaan is zal ik door die bezuiniging alleen reeds een eind verder kunnen gekomen zijn. Ik kan per postpakket ook ginder zijnde verf &c. laten komen. dus als ik kan, ja dat spreekt van zelf, neem ik voorraad mee maar als ik niet kan stel ik daarom de reis niet uit.
Dat het afgeloopen jaar toch solide zal blijken geweest te zijn heb ik hoop op, want mijn werk heb ik niet verwaarloosd en integendeel een aantal zwakke punten versterkt. Er zijn er nog meer te versterken natuurlijkerwijs maar die liggen dan ook aan de beurt nu.
Betreffende wat ik U schreef in een vorigen brief, dat de vrouw zekere beloften direkt had gebroken,10 dat was serieus genoeg, n.l. een demarche om als meid in een hoerenkast te gaan, wat de moeder gelegenheid toe had opgevischt en haar toe aanzette. De vrouw zelf, direkt heeft ze er sedert op nieuw spijt van gehad en ziet er vanaf doch evenwel zeer, zeer zwak is ’t van haar, en juist op dat moment het te doen, maar zóó is zij – tot heden althans – de kracht om zoo iets tegen te spreken met een absoluut neen heeft ze tot nog toe niet. Enfin mij dringt ze tot maatregelen die ik al dikwijls uitgesteld en uitgesteld heb.
Ik heb bij die gelegenheid echter iets gezien in haar van als of ’t een crisis – ik hoop een “tot hiertoe en niet verder” – ware geweest. En zoo is het dat zij zelf dit scheiden beschouwd als kunnende ten goede uitkomen.
En wegens zij met de moeder al te zeer in fataal rapport staat, moeten die twee of zamen den slechten of zamen den goeden weg op.
En zal er zamenwonen met de moeder van komen en zamen bij beurten uit werken gaan en het op een eerlijke manier zien er af te brengen. Dat is hun plan en hebben zij eenige werkdagen reeds en heb ik advertenties geplaatst en zoeken zij dagelijks en krijgen er zelf pleizier in.
Ik zal dat ook blijven doen en zoolang ’t noodig is doorgaan met advertenties en enfin al die dingen waarmee ik van nut of meewerking kan wezen.
En als ik nu kan betaal ik voor hun bij mijn weggaan een aantal weken kamerhuur en een brood per dag of zoo, om hun nog meer tijd te laten om dat plan goed op touw te zetten en uit te breiden. Doch dat ik plan heb hun nog dat toe te stoppen is iets wat ik hun nog niet heb beloofd omdat ik zelf nog niet weet of ik het zal kunnen. En zal dat naar omstandigheden doen.
En haar raad ik gedecideerd aan een mariage de raison met een weduwnaar of zoo, waar ik haar bij zeg zij voor zoo iemand beter moet zijn dan voor mij.
En dat zij zelf genoeg weet in welke opzigten ze bij mij te kort kwam,c dat ze nu wijs moet zijn en leeren daaruit dat ik het in ’t minst haar niet kwalijk neem omdat ik weet eeneverbetering of hervorming niet in eens lukt doch als ’t waretrappen heeft en dus, mits zij nu maar blijve op dat punt waar ze nu is en van daar uit zich op werke doch geen zakken zich toelaat, zij zich ook haar fouten met mij niet hoeft aan te trekken of moedeloos worden, alleen het moet zien goed te maken door voor een ander beter te zijn.–
En dit een en ander ziet zij zelf nu voorloopig goed in en hoop ik levendig te houden. Het moedeloos worden en dan zich loslaten is echter hun beider zwak doch tevens, zij zijn geduldig ook in het weer van nieuws beginnen, de vrouw vooral wordt dat ook meer, en ik, ofschoon haar fouten velen zijn en lastig genoeg, zoo weet ik au fond er iets goeds zit dat alles verzacht en daarom ook wanhoop ik over haar toekomst niet. Voor zoo iemand moet miséricordein de natuur zelf liggen, is iets wat ik wenschte ten volle te kunnen gelooven, en goddeloos van me zelf vind dat ik niet ten volle overtuigd ben daarvan, in zoover dat berusten in alles ik nu nog niet bij magte ben te doen evenwel, en ten minste nu nog niet alles overgeven kan waar ik zeer op getobt heb om het teregt te brengen.