2Heden morgen was ik bij v.d. Weele en zag 3de studies die hij uit Gelderland medebragt_1 4En mijn trek om naar Drenthe te gaan verminderde 5niet door wat ik van hem nog hoorde_ 6Toevallig wist hij van een der dorpen die ik 7op ’t oog had dat de natuur daar prachtig 8is en vol karakter.
9Ik zei tegen hem nog eens dat ik wel gewenscht 10had wat meer omtrent schilderen te weten gekomen 11te zijn dit jaar_ Nu/ zijn antwoord was: Och 12zanik daar toch niet over/ iedereen heeft 13primo zijn persoonlijke twijfelingen/ 14leert hij van een ander/ is dikwijls ’t gevolg hij 15behalve zijn eigen ook nog de zwakheden van zijn meester 16er bij krijgt/ ga gerust en zonder daarover 17te denken voort.– Enfin in den grond 18denk ik precies ’t zelfde behalve dat 19ik het te eigenwijs zou vinden als ik niet bleef 20trachten toch op mijn qui vive te zijn van anderen 21wat te leeren. Maar wat men zoodoende 22eens ziet of hoort van een ander moet 23welligt als een buitenkansje beschouwd worden_
24Een klein bewijs hoe weinig vast de vrouw in 25haar karakter is kunt ge zien uit wat ik u zeg/ 26dat sedert haar bepaalde belofte van nu pas/ om 27niet meer bij haar moeder te gaan/ zij toch 28weer er heenging. Ik heb haar deswegens gezegd 29dat als zij zoo’n belofte zelfs geen 303 dagen kon houden/ of zij dan verwachten kon 31ik haar berekend zoude vinden voor eene 32belofte van trouw voor altijd.
33Want ik vind dit heel leelijk van haar en moet 34er haast uit opmaken dat ze meer bij dien boel 35hoort dan bij mij. Zegt dan echter weer dat ze 36er spijt van heeft maar – morgen zal ze ’t weer doen/ 37dat begin ik er van te denken, maar zij zegt – o neen.
1v:2 38op zoo’n manier krijg ik er spijt 39van haast dat ik de dingen serieus 40opvat.
41Toen ik het haar liet beloven zeide ik 42haar: op drie manieren staat het met 43hoererij in verband als je er heen gaat/ vooreerst 44omdat ge zelf in der tijd bij je moeder woondet 45en zij je zelf er toe aanzette om de straat op te gaan_ Dan omdat 46zij woont midden in een zeer gemeene buurt 47die gij meer reden hebt dat te vermijden dan iemand 48anders/ en eindelijk woont de hoer van je 49broer2 daar in huis.
50Echter is het ook nu niet absoluut 51onmogelijk/ b.v. een tijd buiten en van 52al haar familierommel af zijnde/ 53ze teregt komt/ maar – wie 54waarborgt me het ginder niet zal zijn – 55'“wat is het hier beroerd/waarom heb je me hier gebragt”_ 56Zij maakt mij bang voor die dingen/ ook 57als ik mijn uiterste best doe om in ’t extrême 58van haar te verlaten niet te vervallen.
59Dat wat Zola zegt komt me voor waar te zijn/Pourtant ces femmes-là ne sont 60point mauvaises/ leurs erreurs & leur chûte ayant 61'pour cause “l’impossibilité” d’une vie droite dans 62les commérages & les medisances des faubourgs corrompus – ge 63weet wel wat ik bedoel/ uit l’assommoir_3
64Ik weet wel dat er onderscheid is ook/ maar toch 65er zijn punten van overeenkomst tusschen 66hoe ik tegenover haar sta tegenwoordig en de passage 67uit l’assommoir waar dien smid ziet dat 68Gervaise den verkeerden weg opgaat en hij op haar 69niets vermag wegens zij/ dubbelhartig en omdat alles troebel is voor haar oogen/ niet kan besluiten 70partij te kiezen.4
71Ik heb meer medelijden met de vrouw dan ooit te 72voren omdat ik zie dat zij rust noch duur heeft. 73Ik geloof dat op dit oogenblik zij geen beter 74vriend heeft dan ik/ die meer van harte haar 75zou helpen als zij het me mogelijk maakte_ 76Doch zij zoekt mijn vertrouwen 77niet en maakt mij absoluut magteloos door wel aan eigentlijk haar vijanden haar vertrouwen te geven_ ik 78sta er voor zij niet inziet dat er kwaad is in 79wat zij doet – of niet ’t wil begrijpen denk ik soms.
80De periode dat ik boos werd om verkeerdheden 81van haar heb ik reeds lang doorgemaakt verl. jaar. 82Als ik nu haar in de zelfde fouten zie vervallen/ 83het verwondert mij niet meer en als ik wist 84’t haar redding was zou ik er me in kunnen schikken geloof ik_ 85 Omdat ik zóó over haar denk dat “quand bien 86même ik haar niet voor slecht houd”/ zij heeft 87om zoo te zeggen nooit gezien wat goed was/hoe 88kan ze goed zijn_ Ze is bedoel ik niet verantwoordelijk 89als iemand die ’t begrip heeft er onderscheid is tusschen 90kwaad en goed/ tot dat begrip is zij au fond niet 91gekomen dan bij instinkt/ zeer vaag en verward_ 92Ik geloof van haar dat als zij wist wat 93ze doen moest zij het doen zou_
94Wat gij zeidet – dat ge geloofdet het haar goed zoude 95doen als zij van mij vandaan was – is iets dat ik zelf waarschijnlijk 96zoude vinden als zij dan niet in haar familie verviel 97primo/ en 2do van ’t eenige wat nu haar nog regthoudt betrekkelijk – haar 98kinderen – af moest.
99’t Is een geval waar men geen uitweg in ziet_ 100Zij tobt in zich zelf over veel dingen/ dat weet 101ik/ zóó tobt zij soms dat men er medelijden mee 102heeft – maar dat zij – en al lang geleden – en 103al van heel ’t begin af ten volle mij had kunnen/ had moeten 104vertrouwen/ daar is nooit van gekomen ofschoon 105ik wel degelijk heel in ’t begin ook reeds het haar zeide 106en toonde ook_– Meer heeft zij geluisterd en geloofd 107dat ik toch haar in den steek zou laten/ ’t welk 108indien het eindelijk en ten laatste zou gebeuren/ 109juist omdat zij het zóó opvat/ de schuld van 110de familie zou zijn meer dan de hare want de familie 111maakte gedurig haar daar van streek mee.
112Ik weet niet of het te begrijpen is zoo als ik 113het zeg maar ziehier hoe het zit – au fond 114wil zij bij me zijn en is aan me gehecht maar 115zij is er blind voor dat zij zelf zich van mij 116verwijdert. en ik kan er niets van zeggen of ’t is – 117ja ik weet het wel/ je neemt me toch niet.–
118Nu zijn dat de goede buijen en wat de slechte 119zijn is nog desperater_ Dan zegt ze ronduit/ 120Nu ja ik ben onverschillig en lui en dat ben ik ook 121'altijd geweest en daar is ook niets aan te doen – of/ nu ja ik ben een hoer/ 121aof “het kan toch op niets anders uitkomen dan dat ik in ’t water spring”_5
122Denkt men nu eens na over dat 123verwaarloosde/ half of liever heel bedorven/ ik zou willen 124zeggen door ’t riool gesleepte karakter van 125haar/ dan zeg ik voor mij – après tout kan 126zij niet anders zijn dan ze is/ en van mij zelf zou 127ik het bête en verwaand vinden als ik met 128een groot/ plegtig klinkend woord haar 129veroordeelde. Ge zult nu misschien beter begrijpen 130dan verleden hoe ik er toe kwam om op haar 131toe te passen wat de pastoor Bienvenu uit Victor 132Hugos Misérables gewoon was tegen leelijke/ 133zelfs vergiftige beesten te zeggen: pauvre 134bête/ ce n’est pas sa faute qu’elle est ainsi_6 135En gij zult wel kunnen inzien dat ik zóó graag 136haar boven water zou houden dat bij voorbeeld 137als het te vinden was door haar te trouwen/ 138ik ook nu haar trouwen zou_– Maar is het daarmee gevonden_ 139'als zij b.v. in Drenthe zou gaan malen: waarom hebt ge 140me hier gebragt/ dan was men nog even ver. 141Eene zaak als deze kan men niet in eens ten 142volle uitleggen en evenmin in eens er alles van 143begrijpen. Maar ge ziet wel ze een schepsel is 144dat zeer ongelukkig is en weinig geschikt is/ een zóó ongedurig 145temperament/ voor eene dienst/ welke dan ook – niet waar_– 146Trouwens te Leiden7 zeide men zwaar werk mogt zij niet 147doen. Er komt nu nog bij dat het zogen van het kind 148voor haar die zwak is/ wel uitputtend is geweest/ ’t geen 149m.i. reden is haar veel gebrek aan activiteit toe te geven_
150Ik hield dezen brief nog een paar dagen op. Pa 151schreef mij in dien tusschentijd een brief. Mijn bedoeling 152met aan Pa te schrijven den brief welken gij t’huis gelezen hebt/8 was 153ook vooral omdat en Pa en gij weten zoudt dat als ik naar 154t’huis weinig schrijf/ het is omdat zulks ’t eenvoudigst is 155zoolang er redenen bestaan van liever niet 156spreken over dit en dat. Echter wegens er kwestie was geweest 157dat ik niet vertrouwelijk genoeg was/ wou ik toonen ik niet 158mijn motieven te verbergen zocht of zoo – maar zelf begreep 159het beter was over veel te zwijgen. Of nu Pa dat in 160mijn schrijven heeft gezien geloof ik niet_ Enfin dat doet 161er ook niet toe_– Hij heeft het meer op genomen als een 162klagen van mij of raadvragen – en dat was den toon van mijn 163brief niet/ die eenvoudig eene verklaring was van mijn 164motieven om te doen zoo als ik doe/ kunnende 165daarna geen twijfel overblijven omtrent mijn openhartigheid_
166Hetgeen ik hoop gij niet op tegen zult 167hebben/ gegeven de dingen zoo als zij zijn/ 168gegeven de noodzakelijkheid om te avanceeren/ 169gegeven wij er over hebben gedacht – gegeven 170mijn voornemen om als het kan/ n.l. als zij zelf 171het niet absoluut onmogelijk maakt/ met haar 172te blijven – ’t geen/ zeg ik/ ik hoop gij niet 173op tegen zult hebben ik voor nu onmiddelijk 174besluit is – doorvoeren mijn 175naar Drenthe gaan. Gaat de vrouw 176mee of niet/ hangt af van haar zelf_ 177ik weet zij overlegt met haar moeder. Wat 178weet ik niet_– Vraag ik niet naar ook.
179Tot op ’t laatste/ allerlaatste moment van 180weggaan toe kan zij dus met dit of dat voor 181den dag komen/ wat zij nu niet zegt.
182Maar wil ze meegaan/ och laat haar meegaan_ 183Haar te verlaten is haar terugstorten in 184de prostitutie/ dat kan de zelfde hand niet doen 185die haar trachtte er uit te helpen/ niet waar.
186Drenthe is voor ’t werk en voor de bezuiniging 187’t best wat we m.i. doen kunnen en ik 188denk ge dat ook zoo inziet. Dus wat 189er nu momenteel zij van haar/ we gaan door 190met de uitvoering van dat plan als ge ’t goed vind_ 191Bij het weggaan zeg ik/ gaat gij mede of 192blijft ge/ tot de vrouw.
193Als ze mee gaat – dan zal ik ginder 194geloof ik meer invloed hebben en haar wel 195wat flinker krijgen.
196Heden stuur ik een aantal studies aan C.M. 197Ik blijf erg blijde met Uw herziene opinie 198over ’t werk – Uw herziene opinie klopt met die 199van Rappard9 – ook v.d. Weele gelooft dat er iets in mijn 200werk is. Ik voor mij geloof van me zelf 201dat er in ieder schildersleven een periode is van ondingen 202maken en ik geloof dat die bij mij zelfs reeds een tijd 203lang achter den rug is_ Verder dat het bij mij 204geleidelijk maar vast vooruit gaat en dat over hetgeen 205ik nu doe later door beter werk een reflexie 206zal komen/ die beter zal doen uitkomen dat nu zelfs 207er al iets in is van eenvoud en waarheid en/ wegens gij het 208zelf zegt/ van mannelijk opvatten en aankijken.10 209Zoo/ als gij in een studie iets vindt zult ge 210niet hoeven terug te nemen wat ge er in vindt/ 211en later/ beter werk zal er U niet geheel voor bekoelen. 212Weissenbruch zeide mij verl. jaar reeds zoo iets – 213ga gij stil door en als ge oud zijt zult ge nog met 214rust op Uw eerste studies zien.11
215Veel schilderen is nu echter iets wat niet 216uitgesteld mag worden. Dat en nog weer 217eens/ een doortrokken worden van de sereniteit der 218natuur in een heistreek – twijfel er niet aan – 219brengt ons tot overwinning in ’t eind en tot vooruitgang 220van de eene maand op de andere.
221Dezer dagen schilder ik ook nog al druk/ ik heb 222weer studies uit het bosch vooral.12 Gegroet 223en schrijf eens spoedig.
225Met de geschilderde studies zal het zóó gaan 226als met de geteekenden_ Later als ik meer gevonden heb zal 227men zien dat in dit figuur of dat brok landschap reeds een zeker 228persoonlijk karakter is_ Enfin als alles naar wensch gaat hoop ik U nog dezen herfst 229uit Drenthe studies te sturen.