1r:1
1Waarde Theo,
2Heden morgen was ik bij v.d. Weele en zag
3de studies die hij uit Gelderland medebragt_1
4En mijn trek om naar Drenthe te gaan verminderde
5niet door wat ik van hem nog hoorde_
6Toevallig wist hij van een der dorpen die ik
7op ’t oog had dat de natuur daar prachtig
8is en vol karakter.
9Ik zei tegen hem nog eens dat ik wel gewenscht
10had wat meer omtrent schilderen te weten gekomen
11te zijn dit jaar_ Nu/ zijn antwoord was: Och
12zanik daar toch niet over/ iedereen heeft
13primo zijn persoonlijke twijfelingen/
14leert hij van een ander/ is dikwijls ’t gevolg hij
15behalve zijn eigen ook nog de zwakheden van zijn meester
16er bij krijgt/ ga gerust en zonder daarover
17te denken voort.– Enfin in den grond
18denk ik precies ’t zelfde behalve dat
19ik het te eigenwijs zou vinden als ik niet bleef
20trachten toch op mijn qui vive te zijn van anderen
21wat te leeren. Maar wat men zoodoende
22eens ziet of hoort van een ander moet
23welligt als een buitenkansje beschouwd worden_
24Een klein bewijs hoe weinig vast de vrouw in
25haar karakter is kunt ge zien uit wat ik u zeg/
26dat sedert haar bepaalde belofte van nu pas/ om
27niet meer bij haar moeder te gaan/ zij toch
28weer er heenging. Ik heb haar deswegens gezegd
29dat als zij zoo’n belofte zelfs geen
303 dagen kon houden/ of zij dan verwachten kon
31ik haar berekend zoude vinden voor eene
32belofte van trouw voor altijd.
33Want ik vind dit heel leelijk van haar en moet
34er haast uit opmaken dat ze meer bij dien boel
35hoort dan bij mij. Zegt dan echter weer dat ze
36er spijt van heeft maar – morgen zal ze ’t weer doen/
37dat begin ik er van te denken, maar zij zegt – o neen.  1v:2
38op zoo’n manier krijg ik er spijt
39van haast dat ik de dingen serieus
40opvat.
41Toen ik het haar liet beloven zeide ik
42haar: op drie manieren staat het met
43hoererij in verband als je er heen gaat/ vooreerst
44omdat ge zelf in der tijd bij je moeder woondet
45en zij je zelf er toe aanzette om de straat op te gaan_ Dan omdat
46zij woont midden in een zeer gemeene buurt
47die gij meer reden hebt dat te vermijden dan iemand
48anders/ en eindelijk woont de hoer van je
49broer2 daar in huis.
50Echter is het ook nu niet absoluut
51onmogelijk/ b.v. een tijd buiten en van
52al haar familierommel af zijnde/
53ze teregt komt/ maar – wie
54waarborgt me het ginder niet zal zijn –
55'“wat is het hier beroerd/ waarom heb je me hier gebragt_
56Zij maakt mij bang voor die dingen/ ook
57als ik mijn uiterste best doe om in ’t extrême
58van haar te verlaten niet te vervallen.
59Dat wat Zola zegt komt me voor waar te zijn/ Pourtant ces femmes-là ne sont
60point mauvaises/ leurs erreurs & leur chûte ayant
61'pour cause “l’impossibilité” d’une vie droite dans
62les commérages & les medisances des faubourgs corrompus – ge
63weet wel wat ik bedoel/ uit l’assommoir_3
64Ik weet wel dat er onderscheid is ook/ maar toch
65er zijn punten van overeenkomst tusschen
66hoe ik tegenover haar sta tegenwoordig en de passage
67uit l’assommoir waar dien smid ziet dat
68Gervaise den verkeerden weg opgaat en hij op haar
69niets vermag wegens zij/ dubbelhartig en omdat alles troebel is voor haar oogen/ niet kan besluiten
70partij te kiezen.4
 1v:3
71Ik heb meer medelijden met de vrouw dan ooit te
72voren omdat ik zie dat zij rust noch duur heeft.
73Ik geloof dat op dit oogenblik zij geen beter
74vriend heeft dan ik/ die meer van harte haar
75zou helpen als zij het me mogelijk maakte_
76Doch zij zoekt mijn vertrouwen
77niet en maakt mij absoluut magteloos door wel aan eigentlijk haar vijanden haar vertrouwen te geven_ ik
78sta er voor zij niet inziet dat er kwaad is in
79wat zij doet – of niet ’t wil begrijpen denk ik soms.
80De periode dat ik boos werd om verkeerdheden
81van haar heb ik reeds lang doorgemaakt verl. jaar.
82Als ik nu haar in de zelfde fouten zie vervallen/
83het verwondert mij niet meer en als ik wist
84’t haar redding was zou ik er me in kunnen schikken geloof ik_
85 Omdat ik zóó over haar denk dat “quand bien
86même ik haar niet voor slecht houd”/ zij heeft
87om zoo te zeggen nooit gezien wat goed was/ hoe
88kan ze goed zijn_ Ze is bedoel ik niet verantwoordelijk
89als iemand die ’t begrip heeft er onderscheid is tusschen
90kwaad en goed/ tot dat begrip is zij au fond niet
91gekomen dan bij instinkt/ zeer vaag en verward_
92Ik geloof van haar dat als zij wist wat
93ze doen moest zij het doen zou_
94Wat gij zeidet – dat ge geloofdet het haar goed zoude
95doen als zij van mij vandaan was – is iets dat ik zelf waarschijnlijk
96zoude vinden als zij dan niet in haar familie verviel
97primo/ en 2do van ’t eenige wat nu haar nog regthoudt betrekkelijk – haar
98kinderen – af moest.
99’t Is een geval waar men geen uitweg in ziet_
100Zij tobt in zich zelf over veel dingen/ dat weet
101ik/ zóó tobt zij soms dat men er medelijden mee
102heeft – maar dat zij – en al lang geleden – en
103al van heel ’t begin af ten volle mij had kunnen/ had moeten
104vertrouwen/ daar is nooit van gekomen ofschoon
105ik wel degelijk heel in ’t begin ook reeds het haar zeide
106en toonde ook_– Meer heeft zij geluisterd en geloofd
107dat ik toch haar in den steek zou laten/ ’t welk
108indien het eindelijk en ten laatste zou gebeuren/
109juist omdat zij het zóó opvat/ de schuld van
110de familie zou zijn meer dan de hare want de familie
111maakte gedurig haar daar van streek mee.
 1r:4
112Ik weet niet of het te begrijpen is zoo als ik
113het zeg maar ziehier hoe het zit – au fond
114wil zij bij me zijn en is aan me gehecht maar
115zij is er blind voor dat zij zelf zich van mij
116verwijdert. en ik kan er niets van zeggen of ’t is –
117ja ik weet het wel/ je neemt me toch niet.–
118Nu zijn dat de goede buijen en wat de slechte
119zijn is nog desperater_ Dan zegt ze ronduit/
120Nu ja ik ben onverschillig en lui en dat ben ik ook
121'altijd geweest en daar is ook niets aan te doen – of/ nu ja ik ben een hoer/
121aof “het kan toch op niets anders uitkomen dan dat ik in ’t water spring”_5
122Denkt men nu eens na over dat
123verwaarloosde/ half of liever heel bedorven/ ik zou willen
124zeggen door ’t riool gesleepte karakter van
125haar/ dan zeg ik voor mij – après tout kan
126zij niet anders zijn dan ze is/ en van mij zelf zou
127ik het bête en verwaand vinden als ik met
128een groot/ plegtig klinkend woord haar
129veroordeelde. Ge zult nu misschien beter begrijpen
130dan verleden hoe ik er toe kwam om op haar
131toe te passen wat de pastoor Bienvenu uit Victor
132Hugos Misérables gewoon was tegen leelijke/
133zelfs vergiftige beesten te zeggen: pauvre
134bête/ ce n’est pas sa faute qu’elle est ainsi_6
135En gij zult wel kunnen inzien dat ik zóó graag
136haar boven water zou houden dat bij voorbeeld
137als het te vinden was door haar te trouwen/
138ik ook nu haar trouwen zou_– Maar is het daarmee gevonden_
139'als zij b.v. in Drenthe zou gaan malen: waarom hebt ge
140me hier gebragt/ dan was men nog even ver.
141Eene zaak als deze kan men niet in eens ten
142volle uitleggen en evenmin in eens er alles van
143begrijpen. Maar ge ziet wel ze een schepsel is
144dat zeer ongelukkig is en weinig geschikt is/ een zóó ongedurig
145temperament/ voor eene dienst/ welke dan ook – niet waar_
146Trouwens te Leiden7 zeide men zwaar werk mogt zij niet
147doen. Er komt nu nog bij dat het zogen van het kind
148voor haar die zwak is/ wel uitputtend is geweest/ ’t geen
149m.i. reden is haar veel gebrek aan activiteit toe te geven_

 2r:5
150Ik hield dezen brief nog een paar dagen op. Pa
151schreef mij in dien tusschentijd een brief. Mijn bedoeling
152met aan Pa te schrijven den brief welken gij t’huis gelezen hebt/8 was
153ook vooral omdat en Pa en gij weten zoudt dat als ik naar
154t’huis weinig schrijf/ het is omdat zulks ’t eenvoudigst is
155zoolang er redenen bestaan van liever niet
156spreken over dit en dat. Echter wegens er kwestie was geweest
157dat ik niet vertrouwelijk genoeg was/ wou ik toonen ik niet
158mijn motieven te verbergen zocht of zoo – maar zelf begreep
159het beter was over veel te zwijgen. Of nu Pa dat in
160mijn schrijven heeft gezien geloof ik niet_ Enfin dat doet
161er ook niet toe_– Hij heeft het meer op genomen als een
162klagen van mij of raadvragen – en dat was den toon van mijn
163brief niet/ die eenvoudig eene verklaring was van mijn
164motieven om te doen zoo als ik doe/ kunnende
165daarna geen twijfel overblijven omtrent mijn openhartigheid_
166Hetgeen ik hoop gij niet op tegen zult
167hebben/ gegeven de dingen zoo als zij zijn/
168gegeven de noodzakelijkheid om te avanceeren/
169gegeven wij er over hebben gedacht – gegeven
170mijn voornemen om als het kan/ n.l. als zij zelf
171het niet absoluut onmogelijk maakt/ met haar
172te blijven – ’t geen/ zeg ik/ ik hoop gij niet
173op tegen zult hebben ik voor nu onmiddelijk
174besluit is – doorvoeren mijn
175naar Drenthe gaan. Gaat de vrouw
176mee of niet/ hangt af van haar zelf_
177ik weet zij overlegt met haar moeder. Wat
178weet ik niet_– Vraag ik niet naar ook.
179Tot op ’t laatste/ allerlaatste moment van
180weggaan toe kan zij dus met dit of dat voor
181den dag komen/ wat zij nu niet zegt.
182Maar wil ze meegaan/ och laat haar meegaan_
183Haar te verlaten is haar terugstorten in
184de prostitutie/ dat kan de zelfde hand niet doen
185die haar trachtte er uit te helpen/ niet waar.
 2v:6
186Drenthe is voor ’t werk en voor de bezuiniging
187’t best wat we m.i. doen kunnen en ik
188denk ge dat ook zoo inziet. Dus wat
189er nu momenteel zij van haar/ we gaan door
190met de uitvoering van dat plan als ge ’t goed vind_
191Bij het weggaan zeg ik/ gaat gij mede of
192blijft ge/ tot de vrouw.
193Als ze mee gaat – dan zal ik ginder
194geloof ik meer invloed hebben en haar wel
195wat flinker krijgen.
196Heden stuur ik een aantal studies aan C.M.
197Ik blijf erg blijde met Uw herziene opinie
198over ’t werk – Uw herziene opinie klopt met die
199van Rappard9 – ook v.d. Weele gelooft dat er iets in mijn
200werk is. Ik voor mij geloof van me zelf
201dat er in ieder schildersleven een periode is van ondingen
202maken en ik geloof dat die bij mij zelfs reeds een tijd
203lang achter den rug is_ Verder dat het bij mij
204geleidelijk maar vast vooruit gaat en dat over hetgeen
205ik nu doe later door beter werk een reflexie
206zal komen/ die beter zal doen uitkomen dat nu zelfs
207er al iets in is van eenvoud en waarheid en/ wegens gij het
208zelf zegt/ van mannelijk opvatten en aankijken.10
209Zoo/ als gij in een studie iets vindt zult ge
210niet hoeven terug te nemen wat ge er in vindt/
211en later/ beter werk zal er U niet geheel voor bekoelen.
212Weissenbruch zeide mij verl. jaar reeds zoo iets –
213ga gij stil door en als ge oud zijt zult ge nog met
214rust op Uw eerste studies zien.11
215Veel schilderen is nu echter iets wat niet
216uitgesteld mag worden. Dat en nog weer
217eens/ een doortrokken worden van de sereniteit der
218natuur in een heistreek – twijfel er niet aan –
219brengt ons tot overwinning in ’t eind en tot vooruitgang
220van de eene maand op de andere.
221Dezer dagen schilder ik ook nog al druk/ ik heb
222weer studies uit het bosch vooral.12 Gegroet
223en schrijf eens spoedig.

223*t. à t_
224Vincent

225Met de geschilderde studies zal het zóó gaan
226als met de geteekenden_ Later als ik meer gevonden heb zal
227men zien dat in dit figuur of dat brok landschap reeds een zeker
228persoonlijk karakter is_ Enfin als alles naar wensch gaat hoop ik U nog dezen herfst
229uit Drenthe studies te sturen.


55 gebragt”. < gebragt
61 “l’impossibilité” < “l’impossibilité
121 spring”. < spring
139 malen: < malen
top