2Tegelijk met dezen schrijf ik een brief aan Pa 3waarin een en ander staat dat ik nu niet dubbel 4zal schrijven. Wees zoo goed en lees Pa’s brief_1
5In dit schrijven aan U wensch ik nog 6eens te zeggen dat hoe langer hoe meer het mij 7voorkomt de meest praktische en direkte 8weg om te vorderen met het werk is het 9niet al te ver te zoeken en laag bij den weg te 10blijven.2 Als ik aan Londen denk zoo is 11dat een animeerende gedachte/ weet dat wel – 12maar de kwestie alleen/ is het nu uitvoerbaar? 13is het nu ’t geschikte moment? Is het niet beter 14eigentlijk dat ik ronduit zeg tegen me zelf: 15“reken je werk nog niet rijp genoeg/ wegens wat 16ge wilt en bedoelt nog niet begrijpelijk genoeg schijnt 17voor wie het zien/ daar ze er als ’t ware van schrikken 18min of meer – ga nog door – werk trouw en 19krachtig naar de natuur – zoek het nog eens 20geheel buiten op de hei of in ’t duin en 21laat het provisoir genoeg zijn wie het nu zagen 22er nu nog niet veel in zien/ ga dus niet door 23om het te laten kijken/ reken niet op 24bijval in Londen nu direkt/ het moet nog 25beter”. Dit een en ander zeg ik tot me 26zelf en na wat ik bij dezen schrijf omtrent 27de vrouw in consideratie genomen te hebben/ 28zult gij welligt ook vinden dat 29er redenen zijn te twijfelen of Londen nu 30kan of moet gedaan worden direkt.
32Maar een eenvoudige gedachte die me 33goed schijnt/ juist wegens het eenvoudige er 34van/ is dat ik geen andere demarche doen
1v:2 35zoude dan goedkooper te gaan wonen 36buiten/ ergens waar het land typig is.
37Ik ben verlangend te weten of Pa en gij 38meer of minder kunt treden in mijn 39gevoelens betreffende het blijven met de vrouw_ 40Ik wenschte zulks mogelijk ware in zoover 41dat we in plaats van de vrouw de straat op 42te sturen/ haar belofte van beterschap maar 43beantwoordden met hartelijk vergeven en vergeten.3 44’t Is beter ze behouden blijft dan dat ze te 45gronde gaat.
46Ze zegt tot mij van morgen dit_ “Wat betreft 47’t geen ik vroeger deed/ ik denk er zelfs niet aan 48en ik heb met moeder er ook niet zoo over gesproken/ 49ik weet alleen dat als ik wegmoet ik toch 50niet genoeg verdien/ vooral omdat ik voor de kinderen 51kostgeld betalen moet en als ik de straat dan 52daarom op zou gaan zou het zijn omdat ik 53'moet/ niet omdat ik wil”. Ik geloof dat ik u 54er eens over geschreven heb wat er tusschen ons 55passeerde toen zij in ’t gasthuis was en ik nog niet 56besloten haar bij me in huis te nemen of niet_4 57Ze vroeg toen ook niets/ wat zeer afsteekt bij 58meer gewone momenten bij haar_
59Ik kan niet precies zeggen hoe haar expressie was/1v:3 60maar iets van een schaap dat zeggen zou/ 61moet ik geslagt worden/ ik zal er me niet tegen 62verzetten_– Enfin iets zóó navrants dat ik 63niet anders kan dan vergeven ten volle/ ja 64veeleer schuld gevoel zelf dan dat ik beschuldigen zou. 65Evenwel ik heb dit voor me gehouden en haar verschillende 66dingen laten beloven dat zij ordelijker zou zijn/ ijveriger/ 67beter poseeren/ niet naar de moeder gaan &c. 68En nu is het bij mij ook volkomen vergeven/ 69volkomen vergeten zonder arriere pensee en ik trek 70partij voor haar even als ik vroeger deed.
71Het is een innig medelijden dat zóó sterk is dat alles 72er voor wijkt en ik evenmin nu anders kan doen dan 73verl. jaar in ’t gasthuis en nu zeg als toen/ zoo lang ik 74een stuk brood heb en een woning zijt gij er t’huis. 75Het was toen geen hartstogt/ het is nu evenmin hartstogt/ 76het is een elkaars behoeften begrijpen 77als afdoende daadzaken.
78Nu echter wetende hoe door de familie van haar 79zij veel van streek is gebragt verl. jaar en 80vreezende zij weer inzakken mogt/ wou ik wel 81ik met haar ergens op een dorpje kon wonen 82waar ze niets zag van de stad en veel van de 83natuur ongezocht onder de oogen kreeg. 84Trouwens van ’t begin af heb ik geweten haar gestel 85jaren noodig heeft voor alles teregt is en dus is 86er nog hoop.
87Nu/ het kleine jongske is vreesselijk aan mij gehecht/ 88tegenwoordig nu het begint te kruipen en te staan 89zit het altijd naast me waar ik in huis heenga_ 90Zie Theo/ met te handelen naar wat wij 91vast en duidelijk voelen/ geloof ik wij wel in 92vergissingen kunnen vervallen/ ettelijke malen 93ons hoofd stooten/ maar voor groot kwaad en 94voor wanhoop geloof ik wij bewaard blijven als 95we vragen/ wat is pligt – en dat doen/ zoo goed als 96we kunnen/ wat gedaan moet worden.
97Zoo betreffende het werk/ dat er aan mankeert betwijfel 98ik niet doch dat ik niet gansch en al verdwalen 99zal en toch komen/ zij het na veel zoeken/ tot iets goeds/ 100betwijfel ik evenmin.
101En ik geloof zoo dat het gevaarlijk is om den vooruitgang 102in iets anders te zoeken dan in hetgeen direkt werk is_
103Ik wou ik lui als Mauve of/ om een ander te noemen/ 104Herkomer tot vriend had/ evenwel dit is niet het allereerste 105wat ik geloof er op aan komt en zouden zij ook niet 106beschouwen als het eerste.
107Door trouw doorwerken/ ’t moge langer 108of korter duren/ voorspoediger of minder voorspoedig 109gaan/ kan het niet missen of vroeger of later ontmoet 110men onder de schilders een vriend als b.v. M. of H_ 111zou kunnen zijn voor vast. En misschien 112eer als men maar stillekens werkt dan wanneer 113men ’t hem gaat vragen of hem bezoeken/ 114wat met mij te minder kans op welslagen heeft 115wegens een en ander wat gij zelfs meer dan ik gevoelt 116met mij ’t geval te zijn van zonderlingheid/ want 117ik zie zelf er wel iets van maar niet dat het 118zóó erg is dat bij tijden ik niet verwonderd 119zoude zijn over langdurigheid van moeielijkheden 120om eenig vertrouwen te vinden bij de menschen. 121Gesteld mijn gebreken zouden zijn even erg en 122even ontwijfelbaar als die van b.v. de vrouw/ 123dan wou ik dat sommigen voor mij deden 124zoo als ik nu met de vrouw deed en reeds meermalen 125deed/ het vergeven niet ten halve maar door en door/ 126als of er absoluut niets ware geweest of meer te 127verwachten was. Hebt ge misschien tot C.M_ iets 128gezegd dat ik misschien de vrouw zoude verlaten/ 129neem dan s.v.p. direkt dit terug – ik kan niet 130iets doen dat nu me bleek wreed te zijn 131of onbarmhartig_ 132of ik met de vrouw verder gelukkig zal zijn/ ik weet het 133niet en kon wel eens zijn van niet – zeker blijft er aan 134'mankeeren – doch het geluk is niet hetgeen waar we 135voor aansprakelijk zijn maar wel zijn we er voor 136aansprakelijk in hoever we ons geweten volgen.
137adieu kerel/ en als ge wilt schrijf me nog een enkel 138woordje terwijl ge te Nunen zijt.–
140Ge moet nu Pa’s brief maar eens 141lezen. Ik kan niet anders spreken. 142Als ik de vrouw verliet/ zij zoude misschien 143gek worden maar omdat ik voor mij reeds 144meermalen in haar buijen van ondragelijk 145humeur een middel heb gevonden om 146haar tot bedaren te brengen/ door een 147angst die haar drukte te calmeeren b.v./ 148omdat in den loop van dit jaar zij 149heeft leeren zien zij in mij waarlijk een 150vriend heeft die in haar zwakheden haar 151wel eens voorkomta en begrijpt 152waar het hem schort/ is er dat je ne sais 153quoi in haar gekomen van rust als ik 154bij haar ben en op den duur zal zij 155hoop ik beter worden/ vooral als wat haar 156terugsleept in ’t verleden/ waar zij liever 157niet aan herinnerd moet worden/ haar 158niet meer trekt.
159Verhuizen is echter wenschelijk maar moet 160tevens bezuinigingsmaatregel zijn.
161Tot haar zijn b.v. dingen gezegd als dat ik haar zou 162verlaten ter wille van de kinderen_ Dit is niet 163zoo/ dat zou in geen geval mijn reden zijn/ 164maar is een van de dingen die haar desorienteeren 165en doen wenschen zij de kinderen niet had.
166Theo met haar is het zoo dat zij wel leert 167doch men heel dikwijls haar hetzelfde moet 168wijzen en zij maakt iemand wel eens 169moedeloos – toch – als zij – maar het gebeurt haar 170'zelden – er toe komt om te zeggen wat zij wil en 171bedoelt/ is het vreemd hoe rein zij is ondanks 172haar bedorvenheid_ Net of heel diep 173iets gespaard is in de ruine 174van haar ziel en hart en geest.
175En haar expressie in die enkele momenten 176is als die van een Mater Dolorosa van Delacroix5 177of als zekere koppen van Ary Scheffer. 178Daar geloof ik in en nu ik dat weer heb 179gezien respecteer ik dat diepe en houd mijn 180mond over haar gebreken.
181Ik hoop kerel/ gij nog een paar mooie 182zonsondergangen ziet boven het stille 183land/ ver van de stad af/ voor gij naar 184de stad teruggaat. Betreffende verandering 185van woonplaats/ ik weet dat dit op meer dan 186eene plaats zou te vinden zijn.
187Maar natuurlijk doen we wat we doen 188met bedaardheid en dus schrijven we 189er nog wel eens over.
190adieu – heb nog goede dagen en weet dat 191'wat ook de toekomst baren zal/ ik hoop blijf houden 192dat latere dagen kalmer zullen zijn.